Cort Johnson, Health Rising, 13 november 2017
Baraniuk gelooft dat ME/cvs, fibromyalgie en het Golfoorlogsyndroom gerelateerd zijn. Hij noemt de malaise na inspanning (PEM) die bij ME/cvs wordt gevonden een “uniek kenmerk van ME/cvs dat wordt gedeeld met personen die het Golfoorlogsyndroom hebben”.
Bij beide ziekten zien we vaak een initiërende gebeurtenis die langdurige lichamelijke beperking tot gevolg heeft. De impact die de Golfoorlog op veel veteranen van die oorlog had, is verbluffend. Baraniuk rapporteert dat 25 jaar na de eerste Golfoorlog bij 25 tot 30 procent van degenen die deelnamen, postexertionele malaise (PEM), pijn, migraine, gastro-intestinale ziekte en andere medische problemen voorkomen. Symptomatisch lijken Golfoorlogveteranen veel op mensen met ME/cvs, maar er zijn enkele belangrijke verschillen.
De meerderheid van de zieke Golfoorlogveteranen zijn mannen die blootgesteld zijn aan een verscheidenheid aan toxische stoffen en vaccinaties, dingen die mensen met ME/cvs gewoonlijk niet meemaken. In deze paper “Exercise – induced changes incerebrospinal fluid miRNAs inGulf War Illness, Chronic Fatigue Syndrome and sedentary control subjects” [“Door inspanning geïnduceerde veranderingen in miRNA’s in cerebrospinale vloeistof bij het Golfoorlogsyndroom, Chronisch vermoeidheidssyndroom en sedentaire controlepersonen”, n.v.d.r.] werpt Baraniuk op dat een logische hypothese voor het Golfoorlogsyndroom betrekking heeft op laesies veroorzaakt door acute acetylcholineneurotoxiciteit die ontstaat bij mensen met genetisch verlaagde niveaus van acetylcholinesteraseactiviteit die worden blootgesteld aan cholinesteraseremmers. Voor ME/cvs is naar mijn weten nooit een dergelijke hypothese voorgesteld.
Ondanks hun symptomatische overeenkomsten hebben de twee ziekten zeer verschillende triggers en waarschijnlijk zeer verschillende pathofysiologieën. Het is echter ingewikkelder. Baraniuk is een zeer creatieve onderzoeker en gebruikte inspanning gevolgd door een staantest om twee subgroepen Golfsyndroompatiënten te kunnen onderscheiden. Eén groep werd de START-groep genoemd (Stress Test Activated Reversible Tachycardia: door stresstest geactiveerde omkeerbare tachycardie) en reageerde op inspanning door tijdelijk te voldoen aan de POTS-criteria en vertoonde veranderde hersenfunctie waaronder verminderde hersenstamvolumes. De andere groep, STOPP genaamd (Stress Test Originated Phantom Perception: door de stresstest opgeroepen fantoomperceptie), ontwikkelde een patroon van activatie van basale ganglia en insula vergelijkbaar met wat men ziet bij fantoompijn.
Baraniuk bemonsterde de cerebrospinale vloeistof van de drie ziektegroepen (START, STOPP en ME/cvs) en de sedentaire gezonde controles voor en na de inspanning. Hij keek naar de miRNA-patronen in een poging om veranderingen vast te stellen in de werking van het centrale zenuwstelsel die zich in de loop der tijd voordeden. De studies naar miRNA of epigenetische studies analyseren de veranderingen in kleine hoeveelheden RNA die we in de loop der tijd accumuleren als reactie op bepaalde gebeurtenissen. Omdat deze kleine RNA’s in staat zijn om genen aan of uit te zetten, zijn ze een mogelijk belangrijk element in elke ziekte die door een gebeurtenis wordt getriggerd.
Dit is de eerste studie die ik ken die factoren in de cerebrospinale vloeistof voor en na inspanning heeft onderzocht bij ME/cvs.
Resultaten
“We zien duidelijk drie verschillende patronen in de productie van deze moleculen in de hersenen in de ME/cvs-groep en de twee Golfsyndroomfenotypen. Dit nieuws zal goed onthaald worden door patiënten die aan deze stoornissen lijden, en verkeerd gediagnosticeerd zijn, en in plaats daarvan misschien behandeld worden voor depressie of andere psychische stoornissen” Baraniuk.
De beslissing van Baraniuk om een inspanningsstressor te introduceren, heeft zijn vruchten afgeworpen: zoals we soms zien bij ME/cvs, vertoonden alle groepen in rust geen enkel verschil in hun miRNA-profielen. Na inspanning veranderde de situatie, en die veranderde het meest dramatisch voor de ME/cvs-groep.
Verminderde niveaus van drie miRNA’s (miR-let-7i-5p, miR-93-3p, miR-200a-5) na inspanning bij de ME/cvs- en Golfsyndroomgroepen, maar niet bij de gezonde controles, suggereerde dat er enige mate van gemeenschappelijkheid was tussen de ziektegroepen. Verminderde expressie van MiR-let-7i getest op een ratmodel van depressie, toonde aan dat verminderde niveaus van deze miRNA zouden kunnen bijdragen aan de stemmingsveranderingen die soms gezien worden na inspanning bij ME/cvs en het Golfoorlogsyndroom.
De ME/cvs-groep valt op
Na inspanning onderscheidden de 12 verminderde miRNA’s in ME/cvs-patiënten hen duidelijk van personen met het Golfoorlogsyndroom. De ME/cvs-groep was de enige groep die een verhoging van miRNA liet zien na inspanning. (Vijf verhoogde miRNA’s kwamen voor in de sedentaire controles, drie in de START-groep en één in de STOPP-groep). Eén miRNA dat verminderd werd aangetroffen in ME/cvs, zou geassocieerd kunnen zijn met vroegtijdige veroudering, een ander met de ziekte van Alzheimer en amyloïdeafzetting, een ander met het lekken van ontstekingsfactoren in de hersenen, en een ander met verhoogde celzelfmoord in de hersenen.
Veroudering – eerdere studies suggereerden dat de bevindingen plausibel zouden kunnen zijn. Het zou bijvoorbeeld kunnen dat vroegtijdige veroudering voorkomt bij ME/cvs en fybromyalgie. De CDC rapporteerde dat de lengte van telomeren, waarvan wordt aangenomen dat ze het ouder worden weerspiegelen, duidelijk korter was bij ME/cvs-patiënten. De telomeren waren ook bij fibromyalgiepatiënten korter dan bij gezonde controles. Dit werd geassocieerd met verhoogde pijn bij die ziekte. Fibromyalgiepatiënten scoorden in cognitieve testen ongeveer 20 jaar ouder dan verwacht. Verminderde variabiliteit van de hartslag – zowel gevonden bij ME/cvs als bij fibromyalgie – treedt ook op naarmate we ouder worden.
(Een kanttekening: in een studie die aangaf dat leeftijd wel degelijk een verschil maakt in ME/cvs, werd geconstateerd dat ouderen met ME/cvs meer vermoeidheid en depressie ervaren en een grotere autonome disfunctie hebben (verminderde parasympathische/verhoogde sympathische werking – dat wil zeggen verminderde variabiliteit van de hartslag) dan jongere mensen.
Dementie – Er zijn naar mijn weten geen studies die het risico op dementie bij ME/cvs hebben onderzocht, maar een recente fibromyalgiestudie suggereerde dat er mogelijk een verhoogd risico voor dementie/Alzheimer bestaat bij fibromyalgie. (Ondanks het verhoogde risico was de kans op dementie nog steeds vrij klein). Terwijl Baraniuk opmerkte dat de miRNA-patronen die gevonden werden bij ME/cvs, verschilden van degenen die gevonden werden bij de ziekte van Alzheimer, was één verminderde miRNA in ME/cvs, miR-19b-3p genaamd, ook lager in de hersenvloeistof en het serum van Alzheimerpatiënten.
.org/blog/2017/10/05/fibromyalgia-fibro-fog-dementia-cognition/
Baraniuk vermeldde het niet, maar zijn kleine proteoomstudie van cerebrospinaal vocht uit 2005 suggereerde dat toegenomen amyloïdeniveaus mogelijk ook aanwezig zouden zijn in ME/cvs. In een interview opperde Baraniuk dat de opeenhoping van de amyloïde-eiwitten in de bloedvaten van ME/cvs-patiënten kleine aantallen bloedingen zou kunnen veroorzaken in hun hersenen en vroeg zich af of de locatie van deze kleine scheurtjes in het bloedvat zou kunnen bepalen of iemand ME/cvs heeft of fibromyalgie of het Golfoorlogsyndroom. Baraniuk speculeerde dat deze eiwitten misschien interfereerden met het vermogen van de hersenen om het autonome zenuwstelsel te controleren.
Een eerdere studie suggereerde dat er bij ME/cvs sprake zou kunnen zijn van beschadiging aan de bloedvaten in de hersenen
Bloed-hersenbarrière – Nath suggereerde dat immuuncelmigratie naar de hersenen neuro-inflammatie zou kunnen veroorzaken bij ME/cvs en in feite is de integriteit van de bloed-hersenbarrière een belangrijk onderwerp geworden in deze paper. Een bevinding van toegenomen celzelfmoord in de hersenen na inspanning is misschien niet zo’n verrassing als inspanning ontstekingen veroorzaakt. Cook heeft aangetoond dat bij ME/cvs cognitie en hersenfuncties een dag na inspanning anders zijn.
Enig voorbehoud – Baraniuk vermeldde enig voorbehoud bij miRNA-analyse van de cerebrospinale vloeistof zoals “het opmerkelijk gebrek aan consensus” met betrekking tot de te verwachten niveaus van miRNA in gezonde controles. (Baraniuk merkte op dat hij meer cerebrospinale vloeistof had gebruikt dan sommige andere studies). Hou er rekening mee dat informatie over de functies van veel van de gereduceerde miRNA’s in ME/cvs ontbreekt, en dat de informatie over de gevonden miRNA’s behoorlijk summier kan zijn; dat wil zeggen gebaseerd op een of twee, soms niet-menselijke studies. Dit probleem van dataverzameling en ons beperkte begrip van wat het betekent, komt vrij vaak voor in “omica”-studies.
Baraniuk onderzoekt al sinds jaren hoe inspanning de hersenen van mensen met ME/cvs of Golfoorlogsyndroom beïnvloedt. Zijn kleine studie uit 2013 die verhoogde lactaatniveaus bij een subgroep van personen met het Golfoorlogsyndroom koppelt aan verminderde inspanningscapaciteit was intrigerend, gezien de hoge lactaatgehaltes die Shungu gevonden heeft bij ME/cvs. Zoals hierboven opgemerkt, onthulde een andere studie naar inspanning twee subgroepen van Golfoorlogsyndroompatiënten: een ontwikkelde toegenomen pijn na inspanning en een andere ontwikkelde tijdelijk POTS en vertoonde tekenen van problemen met de hersenstam en basale ganglia.
Het Baraniuk-labo aan de Georgetown University in Washington DC is momenteel ME/cvs- patiënten aan het rekruteren voor een door de NIH gefinancierde tweedaagse inspannings/MRI-studie.
Conclusie
Sommige onderzoekers geloven dat ME/cvs optreedt wanneer de genetische opmaak waarmee we geboren worden in botsing komt met een bepaalde omgevingsfactor: een infectie of toxine of andere stressor. Studies laten zien dat alles wat het lichaam aanzienlijk belast (infectie, bevalling,…) mensen ontvankelijk kan maken voor ziekte op latere leeftijd. Als dat scenario waar is, zijn miRNA’s – de stoffen die genen aanzetten en uitschakelen als reactie op verschillende gebeurtenissen – een van de de hoofdverdachten in de zoektocht naar de oorzaak van ME/cvs en het Golfoorlogsyndroom.
Ondanks de gelijkenis in symptomen suggereert de studie van Baraniuk naar miRNA’s in de cerebrospinale vloeistof dat het centrale zenuwstelsel van patiënten met ME/cvs en het Golfoorlogsyndroom waarschijnlijk heel anders reageert op inspanning. De resultaten moeten worden gevalideerd en het interpreteren hiervan kan moeilijk worden, gezien de beperkte kennis over het effect van de individuele miRNA’s. De resultaten wijzen er echter op dat te veel inspanning de integriteit van de bloed-hersenbarrière kan beschadigen, het cognitief functioneren kan veranderen (studies geven aan dat dat zo is), celzelfmoord beïnvloeden of een vervroegd verouderingsproces bij ME/cvs verergeren.
© Health Rising. Vertaling tanto, redactie zuiderzon en abby, ME-gids.
Lees ook