Cort Johnson, Health Rising, 11 november 2017
De resultaten van de tweedaagse inspanningstest laten zien dat het vermogen om energie te produceren na inspanning bij ME/cvs verzwakt is, en er wordt onderzoek gedaan naar methoden om blokkades in de cellulaire energie te identificeren die dit zouden kunnen verklaren. Onder leiding van Cara Tomas zijn Julia Newton en collega’s in de strijd gestapt met de voor zover ik weet eerste gepubliceerde “Seahorse”-studie naar ME/cvs.
De Seahorse-machine van Agilent maakt het voor het eerst gemakkelijk voor onderzoekers om cellulaire energie te bestuderen. Tijdens een recente reis naar Nancy Klimas’ labo aan Nova Southeastern (zij heeft er een) benadrukte Dr. Deth dat Seahorse het onderzoekers zo veel makkelijker maakt om cellen onder stress te plaatsen en hun energieproductie te meten. Met minstens vijf studies naar ME/cvs die gebruik maken van de machine, is de Seahorse een voorbeeld van technologie die zich op het juiste moment ontwikkelt om er voordelen uit te halen voor onderzoek naar ME/cvs.
Energy Pathways
null
Cellular bioenergetics is impaired in patients with chronic fatigue syndrome. Cara Tomas, Audrey Brown,Victoria Strassheim, Joanna Elson, Julia Newton, Philip Manning. Plos, October 24, 2017. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0186802
[Cellulaire bio-energetica is verstoord in patiënten met chronisch vermoeidheidssyndroom, n.v.d.r.]
Omdat er geen bewijs is dat genetische mutaties invloed hebben op de prestaties van mitochondriën in ME/cvs, zijn alle aanwezige mitochondriale problemen waarschijnlijk “verworven” tijdens een infectie of andere gebeurtenis die ze ofwel beschadigde ofwel verhinderde om goed te functioneren. Aangezien de mitochondriën geremd kunnen worden door een aantal factoren, gaande van immuunactivatie tot oxidatieve stress tot psychologische stress, is het waarschijnlijk dat een aantal verschillende reactiepaden leiden tot eender welke mitochondriale disfunctie die mogelijk aanwezig is bij ME/cvs.
De studies naar het metaboloom suggereren dat er problemen zijn met glycolyse, maar studies die daadwerkelijk de mitochondriale functie in ME/cvs bestuderen, waren tot hier toe vrij zeldzaam.
Een eerdere studie die een andere manier gebruikt om cellulaire energieproductie te meten (ATP-profieltest) in neutrofielen in volledig bloed wees uit dat “alle geteste patiënten meetbare mitochondriale disfunctie hadden die overeenkwam met de ernst van de ziekte.” Metingen van celvrij DNA toonden een hoge mate van schade.
Andere studies suggereren echter dat mitochondriën geen belangrijke rol spelen in ME/cvs. De mitochondriale inhoud was lager in ME/cvs, maar de ATP-productie en andere metingen van mitochondriale gezondheid waren normaal. Evenzo vond Vermeulen verminderde inspanningscapaciteit in ME/cvs maar normale ATP-productie. Als een remmende factor in het bloed een rol speelt, heeft Vermeulens extractie van PBMC’s uit volledig bloed mogelijk een rol gespeeld. Vermeulen opperde echter dat verminderde zuurstoftoevoer naar de weefsels het probleem was.
Onlangs vond een studie aan Stanford bewijs van sterk toegenomen mitochondriale activiteit in ME/cvs-cellen. De studie aan Stanford suggereerde dat mitochondriën op zichzelf in ME/cvs mogelijk prima werken en dat glycolyse – het anaerobe deel van de energiecyclus – mogelijk het probleem is.
“Onze resultaten bieden een onorthodoxe kijk op de pathologie van CVS: de vermoeidheid wordt niet veroorzaakt door een gebrek aan ATP, maar wordt mogelijk veroorzaakt door pathologisch proces dat gekoppeld is aan niet-mitochondriale ATP-productie zoals glycolyse.
Die studie, die niet de Seahorse-machine gebruikte, leverde nog een andere wending op toen de glycolyseresultaten aangaven dat ME/cvs een hypermetabole en geen hypometabole aandoening was. Omdat de cellen buiten het plasma getest waren, werd er geen rekening gehouden met het effect van een mogelijk remmende factor in het bloed.
Paradox: verhoogde energieproductie bij ME/cvs
Cort Johnson, Health Rising, 18 april 2017 Vorig jaar produceerde het Xinnan Wang-labo een doorbraak in het begrijpen van de ziekte van Parkinson Energie produceren is een groot probleem in ME/cvs. In feite is het waarschijnlijk het probleem in ME/cvs, wat de reden is waarom de bevindingen van mitochondriale disfunctie en verlaagde ATP-productie steek hielden.
Nu hebben we Tomas et al. die gebruik maken van de Seahorse-machine om zeer nauwkeurige, directe metingen van cellulaire energieproductie in ME/cvs te krijgen. Net als Vermeulen gebruikte de groep PBMC’s geïsoleerd uit volledig bloed.
Cellen zitten vast
Het eerste teken dat er iets fout was, kwam toen Tomas de energieproductie van cellen met lage en hoge glucoseconcentraties evalueerde. (Met de Seahorse-machine kunnen onderzoekers stoffen aan de cellen toevoegen om het effect te zien dat ze hebben op energieproductie.) Tomas verwachtte dat de toevoeging van glucose de glycolyse zou stimuleren – het anaerobe deel van de energiecyclus dat op glucose werkt – en dat deed het, maar alleen in de gezonde controles. Het onvermogen van de cellen van ME/cvs-patiënten om de extra glucose te gebruiken, leek te suggereren dat er iets misgegaan was met de glycolyse in ME/cvs, maar een glycolysestresstest gaf aan dat de glycolyse normaal functioneerde.
Bijna elke indicator van energieproductie was lager bij ME/cvs-patiënten of ze nu in lage of hoge glucosespiegels gebracht werden (basale ademhaling, ATP-productie, maximale ademhaling, reservecapaciteit, niet-mitochondriale ademhaling, koppelingsefficiëntie).
Newton opperde dat de ME/cvs-cellen als het ware vast zaten in een lage energiemodus. Bij het toedienen van extra glucose waren ze niet in staat om het te benutten. Bij een gebrek aan glucose waren ze niet in staat om hun mitochondriale energieproductie te verhogen. Een stimulatietest in de Seahorse-machine stimuleerde de cellen van de ME/cvs-patiënten ook niet erg. Als respons waren de ME/cvs-cellen in staat om ongeveer 50% meer energie te genereren, terwijl bij gezonde controles de energieoutput verdubbelde. De studie vond plaats op immuuncellen, niet op spiercellen, maar elke bevinding leek logisch te zijn, gezien het onvermogen van ME/cvs-patiënten om energie op te bouwen voor lichamelijke activiteit.
De gezonde controlecellen aan de andere kant reageerden op alle drie de testen – ze demonstreerden in feite de flexibiliteit en capaciteit die gezonde cellen nodig hebben om adequaat te kunnen reageren op een aantal verschillende situaties.
De verklaring van Newton dat de gezonde controlecellen meer “flexibel” zijn of responsief op hun omgeving dan de cellen van de ME/cvs-patiënten, klonk enigszins als het idee van Bob Naviaux dat de cellen in een celgevaarreactie terecht komen, zich schuilhouden en zo proberen om te ontkomen aan een of andere dreiging. Tenzij Naviauxs hypothese over de celgevaarreactie ook cellen bevat die vast komen te zitten zonder een externe factor om af te remmen (wat het geval kan zijn), leek dit niet van toepassing: Newtons cellen waren getest buiten het plasma, waar men denkt dat de dreiging aanwezig is.
Naast hun gebrek aan reactie, hadden de cellen van ME/cvs-patiënten lagere reservecapaciteit; d.w.z. dat ze mogelijk al in de buurt van hun maximumniveau functioneerden. De lage koppelingsefficiëntie suggereerde dat wanneer ze gestimuleerd worden, ze simpelweg de middelen niet hebben om te reageren.
Al met al was het een opmerkelijke reeks bevindingen. Ten minste twee derde van de testen die uitgevoerd werden, waren abnormaal laag in welke situatie ze ook gebracht werden.
Een eerder model van mitochondriale disfunctie bij ME/cvs lijkt, althans voor deze leek, de situatie te weerspiegelen die Newton vond. Bij belasting ontbrak het de cellen aan vermogen om te reageren. Hun verminderde mitochondriale capaciteit zorgde ervoor dat de cellen dieper in hun adeninereserves moesten duiken wat resulteerde in langere herstelperiodes na inspanning. Het model voorspelde dat het 3 tot 5 maal langer zou duren dan bij gezonde controles, voordat de ATP-niveaus in de spieren van ME/cvs-patiënten na inspanning terug normaal zouden worden. Het model voorspelde ook dat korte (30 seconden), intense inspanningsperiodes gemakkelijker zouden zijn voor ME/cvs-patiënten om van te herstellen.
Mitochondrial Depletion Could Underlie the Energy Problems in Chronic Fatigue Syndrome – Health Rising
Very, very few chronic fatigue syndrome studies have emerged from Germany, but the last two have been good ones. The one before this was the first to find evidence of EBV activation in ME/CFS, in years.
[Mitochondriale uitputting zou een onderliggende factor kunnen zijn van de energieproblemen bij chronisch vermoeidheidssyndroom. Er zijn heel erg weinig studies uit Duitsland, maar de laatste twee waren echt goed. De studie vóór deze was de eerste in jaren die EBV-activering vond bij ME/cvs…]
De bevindingen van Newton leken zeker zinvol gezien de vermoeidheid en energieproblemen die ME/cvs kenmerken, maar ze erkende dat ze in strijd waren met een aantal resultaten uit het verleden.
De combinatie van de detectie van significante verschillen in oxidatieve fosforylering met het ontbreken van detecteerbare verschillen in glycolyse hebben mogelijk een eerder onbekend fenotype van PBMC’s in ME/cvs blootgelegd. Newton et. al.
Newon isoleerde PBMC’s van ME/cvs-patiënten uit volledig bloed maar vond nog steeds verminderde cellulaire energieproductie. De Stanford-groep deed hetzelfde maar vond verhoogde energieproductie met een nadruk op verhoogde glycolyse. Newtons bevinding van verminderde energieproductie in cellen buiten het plasma lijken in tegenspraak te zijn met het idee dat iets in het bloed het energieproducerende vermogen van de cellen van ME/cvs-patiënten de kop indrukt.
Newtons bevinding van normale glycolyse was in strijd met de bevinding van de Stanford-groep over verhoogde glycolyse en met metabolische studies die wijzen op problemen met de glycolyse.
In ruimere zin passen Newtons bevindingen echter wel. Bijna al de studies wijzen op problemen met cellulaire energieproductie die zich op verschillende manieren kunnen manifesteren. Een enigszins vergelijkbare situatie kan zich voordoen in inspanningsstudies waarbij verschillende problemen (ventilatie, VO2-max, anaerobe drempel) optreden bij verschillende patiënten. Deze studies doen vermoeden dat het inspanningsonvermogen dat aanwezig is bij ME/cvs op verschillende manieren tot stand komt. Dat is misschien niet zo verwonderlijk gezien wat we weten over de ziekte. Als de moleculaire oorzaken van bijvoorbeeld longkanker verschillen van patiënt tot patiënt, zou het logisch zijn dat een verscheidenheid aan verschillende reactiepaden de energieproductieproblemen in ME/cvs veroorzaakt.
Conclusie
De nogal verbluffende bevindingen van Newton – dat de grote meerderheid van de testen van cellulaire energieproductie significant lager waren in de immuuncellen van ME/cvs-patiënten – klonken logisch. Het goede nieuws is dat de meeste studies bewijs vinden van energieproductieproblemen in het hele lichaam (inspanning, metabolomica) of op cellulair niveau. Het slechte nieuws is dat ze tot verschillende conclusies komen over hoe dit tot stand komt.
De remedie voor de energieproductiepuzzel zijn natuurlijk grotere en betere studies en deze lijken er aan te komen. Het ziet ernaar uit dat de Seahorse-machine in ME/cvs-onderzoekskringen een tijdje de ronde zal blijven doen, wat betekent dat er meer methodologische consistentie zal zijn en betere vergelijking tussen studies mogelijk is.
Avindra Nath gebruikt er een in zijn intramurale studie van de NIH, en Maureen Hanson lijkt er ook een te gebruiken in twee studies, waarvan een hopelijk een grote, robuuste studie zal zijn aan haar door de NIH gefinancierd ME/CVS-onderzoekscentrum. Ron Davis heeft er een gebruikt, Isabal Barao gebruikt er een in haar door het SMCI gefinancierde studie, en Newton meldde dat ze streeft naar grotere, longitudinale studies. Het lijkt erop dat iedereen die meer wil weten over energieproductie in ME/cvs, er een gebruikt.
De intramurale studie van Avindra Nath is klein – ongeveer 40 patiënten – maar met haar metabolische kamer, inspanningsstudie en andere elementen, duikt ze in zoveel verschillende parameters dat men zich kan afvragen of deze studie op zichzelf verschillende subgroepen en hun reactiepaden zal kunnen ontdekken. Brian Vastag rapporteerde dat de eerste Seahorse-resultaten zo ongebruikelijk waren dat de betrokken onderzoeker zich genoodzaakte voelde om langs te komen en een praatje te maken…
Tegen de tijd dat alles achter de rug is, zal de Seahorse ons hopelijk meer vertellen over ME/cvs.
© Health Rising. Vertaling zuiderzon, redactie tanto en abby, ME-gids.
Cellular bioenergetics is impaired in patients with chronic fatigue syndrome
Cara Tomas, Audrey Brown, Victoria Strassheim, Joanna Elson, Julia Newton, Philip Manning
Published: October 24, 2017 | https://doi.org/10.1371/journal.pone.0186802
Abstract
Chronic fatigue syndrome (CFS) is a highly debilitating disease of unknown aetiology. Abnormalities in bioenergetic function have been cited as one possible cause for CFS. Preliminary studies were performed to investigate cellular bioenergetic abnormalities in CFS patients. A series of assays were conducted using peripheral blood mononuclear cells (PBMCs) from CFS patients and healthy controls. These experiments investigated cellular patterns in oxidative phosphorylation (OXPHOS) and glycolysis. Results showed consistently lower measures of OXPHOS parameters in PBMCs taken from CFS patients compared with healthy controls. Seven key parameters of OXPHOS were calculated: basal respiration, ATP production, proton leak, maximal respiration, reserve capacity, non-mitochondrial respiration, and coupling efficiency. While many of the parameters differed between the CFS and control cohorts, maximal respiration was determined to be the key parameter in mitochondrial function to differ between CFS and control PBMCs due to the consistency of its impairment in CFS patients found throughout the study (p≤0.003). The lower maximal respiration in CFS PBMCs suggests that when the cells experience physiological stress they are less able to elevate their respiration rate to compensate for the increase in stress and are unable to fulfil cellular energy demands. The metabolic differences discovered highlight the inability of CFS patient PBMCs to fulfil cellular energetic demands both under basal conditions and when mitochondria are stressed during periods of high metabolic demand.
Citeren?
Tomas C, Brown A, Strassheim V, Elson J, Newton J, Manning P (2017) Cellular bioenergetics is impaired in patients with chronic fatigue syndrome. PLoS ONE12(10): e0186802. https://doi.org/10.1371/journal.pone.0186802
© 2017 Tomas et al.
Cellular bioenergetics is impaired in patients with chronic fatigue syndrome
Chronic fatigue syndrome (CFS) is a highly debilitating disease of unknown aetiology. Abnormalities in bioenergetic function have been cited as one possible cause for CFS. Preliminary studies were performed to investigate cellular bioenergetic abnormalities in CFS patients. A series of assays were conducted using peripheral blood mononuclear cells (PBMCs) from CFS patients and healthy controls.
Bedenkingen bij de paper, door Simon McGrath
Nota’s van Simon McGrath bij het lezen van de volledige paper. Dit lijkt een belangrijke bijdrage aan het groeiend veld van onderzoek naar problemen met het produceren van energie in ME/cvs. Deze preliminaire bevindingen moeten gerepliceerd worden en aantonen dat ze uniek zijn voor ME/cvs. Sommige punten zijn reeds aangehaald door anderen.
Het grote verhaal
Deze resultaten zijn indrukwekkend. Zelfs met de erg kleine controlegroep (12) zijn dit “sterke data, die stand houden bij statistische correctie”. Er is een opmerkelijke scheiding tussen patiënten en controles, met bijna alle patiënten onder de laagste controles; dat zie je niet al te vaak:
Aanpassing van figuur 5D, maximale ademhaling bij lage glucoseconcentratie. © Simon McGrath o.b.v. © Tomas et al., 2017
Gecorrigeerde p-waarden voor de belangrijkste metingen, waaronder basale ademhaling, ATP-productie, maximale ademhaling en reservecapaciteit waren <0.005.
Dus deze bevindingen suggereren dat (witte bloed)cellen van ME/cvs-patiënten moeite hebben om energie te produceren zoals gezonde cellen, en in het bijzonder kunnen zij hun energieproductie niet opvoeren om tegemoet te komen aan verhoogde behoefte. Wat intuïtief heel logisch is.
Significante problemen met deze studie (meeste besproken door de auteurs)
Kleine steekproef : “De primaire beperking van deze studie was de grootte van de steekproef wat resulteerde in zwakkere analyse,” de auteurs streven naar grotere steekproeven in de toekomst. Er zijn slechts drie verse controlestalen, dus deze specifieke bevindingen zijn niet echt betrouwbaar.
Twijfelachtige controles: Misschien is het grootste probleem het gebrek aan gematchte controles en het gebrek aan zieke controles. Iemand op het forum vermeldt specificiteit, nl. het scheiden van ME/cvs-patiënten van anderen die ziek zijn. Dit is van cruciaal belang zowel in de klinische praktijk als in onderzoek om hopelijk te vinden wat er fout gaat bij ME/cvs. Dat gezegd zijnde, is het een wijdverbreid probleem in het veld. (Een goed moment om te vermelden dat de Britse ME/cvs-biobank zowel grote steekproefomvang heeft en zieke (MS) evenals gezonde controles.)
De auteurs zeggen dat sedentaire controles beter zouden zijn. Activiteit zou mogelijk de mitochondriale prestaties kunnen beïnvloeden en de auteurs overwegen om activiteitenniveaus te meten in toekomstig werk.
Noodzaak om methodologie te valideren: de auteurs merken op dat ze deze bevindingen moeten valideren aan de hand van goed gedefinieerde metingen van mitochondriale prestaties zoals morfologie en membraanpotentiaal.
Resultaten bijna te goed? Wat deze studie zo indrukwekkend maakt is dat de resultaten zo opvallend zijn, wat mij ook nerveus maakt, vooral voor een studie die gebruik maakt van Fukuda-criteria die allicht geen strak gedefinieerde cohort identificeren. Dus ik had wat meer variatie in de resultaten verwacht, tenzij bijvoorbeeld dat inactiviteit een belangrijke factor is in deze resultaten. Misschien ben ik onredelijk.
Enkele bredere vragen over het onderzoeken van energievraagstukken in ME/cvs
Welke soort cellen zijn getroffen? Sommige mensen hebben al opgemerkt dat dit over PBMC’s (witte bloedcellen) gaat en de resultaten zouden kunen worden teruggebracht tot een subgroep zoals T-cellen (ik zou verrast zijn, gezien hoe groot het totale effect is). De auteurs merkten dit al op, en het is waar voor elke PBMC-studie – waaronder veel werk omtrent ME/cvs.
Tegenstrijdige bevindingen – wat is er echt aan de hand?
Deze studie vond dat glycolyse normaal is bij ME/cvs, terwijl oxidatieve fosforylering het probleem is, terwijl anderen gevonden hebben dat glycolyse het probleem is. Bijvoorbeeld het werk rond metabolomica van Armstrong in 2015, de studie van Fluge/Mella over aminozuurmetabolisme en het ongepubliceerde metabolomicawerk van Ron Davis. Ik denk dat eerder werk van Julia Newtons groep gesuggereerd heeft dat er een probleem was met de glycolyse, of op zijn minst met pyruvaat dehydrogenase aan het einde van de glycolyse.
Ik denk dat Fluge/Mella tegengestelde mitochondriale bevindingen vonden met behulp van Seahorse (heeft iemand details?). Een ander forumlid zei dat deze bevindingen grotendeels in de lijn liggen van eerdere resultaten van Seahorse in de intramurale studie door de NIH.
Er is ook het probleem van het al dan niet gebruiken van serum, de vloeistof waarin de cellen zich bevinden. Mogelijk draagt het “factoren” in zich die de problemen kunnen veroorzaken, zelfs als de cellen zelf normaal zijn. Dus ik denk dat de resultaten van Fluge m.b.v. Seahorse met serum waren, en de resultaten van Ron Davis ook. Deze nieuwe resultaten zijn serumvrij. Het zou echter gemakkelijk zijn om met behulp van deze technologie met serum te testen , en te zien wat er gebeurt als je gezond serum en patiëntenserum verwisselt.
Ondertussen vinden de tweedaagse inspanningsstudies m.b.v. CPET vaak normale eendaagse resultaten, wat niet echt overeenkomt met deze resultaten.
© Simon McGrath. Vertaling zuiderzon, redactie tanto en abby, ME-gids.
Uitleg van Cara Tomas over haar recente studie over cellulaire bio-energetische deficiënties in ME/cvs
ME Association, 13 november 2017
Dit betreft nieuw onderzoek van de Newcaste University, gepubliceerd in het open access-tijdschrift Plos One.
Cara Tomas is een PhD-student die samen met Professor Julia Newton aan het Institute of Cellular Medicine werkt en haar onderzoek werd onlangs voorgesteld in de New Scientist, in een artikel dat veel lof kreeg van de ME/cvs-patiëntengemeenschap:
“Al vele jaren woedt er een debat over of CVS – ook bekend als myalgische encefalomyelitis of ME – een fysiologische of psychologische basis heeft.
“Maar het nieuwste onderzoek dat stalen van perifere mononucleaire bloedcellen (PBMC’s) van 52 personen met de aandoening vergelijkt met 35 mensen zonder de aandoening, heeft de argumenten voor een biologische verklaring versterkt.”
Cara heeft persoonlijke en aanhoudende ervaring met ME en was bedlegerig door de ziekte. We vroegen haar of ze een korte uitleg van haar onderzoek kon geven zodat meer mensen kunnen kunnen begrijpen wat het inhoudt, en ze heeft vriendelijk toegezegd.
Cellulaire bio-energetica is verstoord in chronisch vermoeidheidssyndroom: een samenvatting
“Mitochondriën zijn het deel binnen de cel dat instaat voor de energieproductie, daarom worden ze vaak de “krachtcentrale” van de cel genoemd. Ze produceren energie in de vorm van een molecule, ATP genaamd, waaraan vaak gerefereerd wordt als de eenergetische munteenheid van de cel. Dit is wat kracht geeft aan alle processen die door de cel worden uitgevoerd.”
“In onze recente publicatie ‘Cellular bioenergetics is impaired in chronic fatigue’ [Cellulaire bio-energetica is aangetast in chronisch vermoeidheidssyndroom] gebruikten we perifere mononucleaire bloedcellen (PBMC’s) die uit het bloed van ME/cvs-patiënten en gezonde controles werden genomen om de energieproductie te onderzoeken.
PBMC’s zijn een groep cellen die het immuunsysteem helpen vormen, die het lichaam beschermt tegen ziektes en vreemde indringers. Dit onderzoek gebruikte een techniek die bekend staat als “ extracellulaire fluxanalyse” om de mitochondriale functie te bepalen. De techniek omvat het gebruik van probes om zuurstofgehaltes rond de cellen te detecteren.”
De output van de experimenten toonde dat de zuurstofconsumptiegraad (OCR) van cellen, die de hoeveelheid zuurstof vertegenwoordigt die door de cellen opgenomen wordt en gebruikt wordt in de productie van ATP. We gebruikten remmers van verschillende componenten van het proces om verschillende fases van energieproductie te kunnen meten.
Resultaten van onze experimenten toonden aan dat de energieproductie consistent lager is in de cellen van ME/cvs-patiënten, in vergelijking met de controles.
Zowel de basissnelheid als de maximale snelheid van energieproductie van de controlegroep bleek dubbel zo hoog te zijn dan die van de ME/cvs-groep.
Deze resultaten tonen aan dat zowel onder normale omstandigheden (basisademhaling) als wanneer maximaal gestimuleerd, de ME/cvs-cellen minder in staat zijn om energie te produceren om te voldoen aan de energetische behoeften van de cel en om te voldoen aan de cellulaire energievraag.
We toonden ook aan dat de productie van ATP via het glycolysereactiepad, een ondergeschikt ATP-productiereactiepad, niet verschillend was in de PBMC’s van ME/cvs-patiënten in vergelijking met gezonde controles.
Het is belangrijk om te stellen dat, hoewel we duidelijke verschillen aantoonden in het vermogen van PBMC’s van ME/cvs-patiënten om energie te produceren, deze resultaten niet vaststellen of een verschil in PBMC-energiereactiepaden een oorzaak of gevolg is van ME/cvs.
Deze data impliceren echter duidelijk dat deze cellen een rol kunnen spelen in het ziektereactiepad, daarom kan het gebruik van PBMC’s een nieuw en waardevol model vormen voor het latere ontwerp van nieuwe therapeutische benaderingen voor de behandeling van ME/cvs.
Replicatie van deze resultaten van andere onderzoeksgroepen, evenals het vergroten van de steekproefgrootte van de studie gepresenteerd in het manuscript, zou helpen in het versterken van de validiteit van de observaties.
Bovendien zijn deze afwijkingen alleen in één celtype geïdentificeerd, daarom zal bij replicatie in andere celtypes, zoals skeletspiercellen, gezocht worden om te zien of deze afwijkingen alleen tot de PBMC’s beperkt zijn of ook aanwezig zijn in andere cellen.
Dit onderzoek is een grote stap in de goede richting op vlak van identificatie van fysiologische afwijkingen in ME/cvs en sturing van toekomstig onderzoek naar ME/cvs. We hebben echter nog steeds meer onderzoek nodig naar de mechanismen die ten grondslag liggen aan ME/cvs.”
Cara Tomas.
Deze studie werd gefinancierd door het Medical Research Council, de ME Association, ME Research UK, Action for ME, en de Newcastle Molecular Pathology Node (gezamenlijk gesponsord door het Medical Research Coucnil en de Engineering and Physical Sciences Research Council).
© Cara Tomas voor ME Association. Vertaling zuiderzon, redactie tanto en abby, ME-gids.
Opnieuw gepubliceerd met vriendelijke toestemming van de Britse ME Association.
Engelse versie beschikbaar op hun website: www.measociation.org.uk
Lees ook
- Newton: significante verminderde zuurstofopname (energieproductie) door cellen van CVS-patiënten (Toelichting Frank Twisk)
- Blood cells in chronic fatiguesyndrome are drained of energy (NewScientist), of via ME Association
- People with chronic fatigue syndrome are exhausted at a cellular level, study shows (ScienceAlert)