Bron:

| 1369 x gelezen

“Eén ding is duidelijk: het is een ziekte die vanuit de hersenen komt”

Nancy Klimas

Het was een van de duurste ME/cvs-studies ooit. Het was het geesteskind van voormalig NIH-directeur Francis Collins en de ongebruikelijke studie was ontworpen om de NIH een solide basis te geven om vooruitgang te boeken bij een controversiële ziekte.

De studie was niet ontworpen om de oorzaak van ME/cvs te bepalen. In plaats daarvan was de studie van 8 miljoen dollar, met zijn uiterst strenge selectieproces van patiënten, ontworpen om naar een zeer breed scala aan factoren te kijken en zo met stevige pistes voor toekomstig onderzoek te komen.

Avindra Nath noemde het project het meest complexe dat hij ooit heeft geleid.

Dat vooruitzicht leek twijfelachtig toen de NIH het onderzoek tijdens de pandemie stillegde en nooit heropende, waardoor het ongeveer 50% onder het oorspronkelijke streefcijfer van 80 deelnemers bleef.

Avindra Nath, de leider van het project, waarbij uiteindelijk meer dan 75 wetenschappers betrokken waren, zei dat het zonder twijfel het meest complexe project was dat hij ooit had geleid. Nancy Klimas zei dat het “de meest grondige evaluatie was ooit uitgevoerd in een klinische studie die ik ken voor welke ziekte dan ook“.

De inzet was hoog. Een studie met een nulresultaat zou de interesse in de ziekte bij de NIH wel eens kunnen doen kelderen. Aan de andere kant zou een positief onderzoeksresultaat de lage positie van ME/cvs bij de grootste financier van medisch onderzoek ter wereld – de NIH – een boost geven.

Prestigieus tijdschrift

De kleine onderzoeksgroep baarde zorgen – die uiteindelijk overdreven bleken te zijn – over de kans dat het artikel gepubliceerd zou worden in een prestigieus tijdschrift. De studie “Deep phenotyping of post-infectious myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome” werd gepubliceerd in Nature Communications – een multidisciplinair tijdschrift met een hoge impactfactor dat afkomstig is van de prestigieuze Nature Publications-groep. Een recensie rapporteerde dat “het rigoureuze peerreviewproces en de hoge redactionele standaarden hebben bijgedragen tot de sterke reputatie van het tijdschrift onder wetenschappers”.

De publicatie van het onderzoek in dit tijdschrift betekent dat het wordt verspreid onder een “groot publiek van onderzoekers, wetenschappers en academici uit verschillende disciplines over de hele wereld”. Met andere woorden, iedereen zal het lezen.

En inderdaad, mediakanalen van de New York Times, “Studie over patiënten met het chronischevermoeidheidssyndroom kan aanwijzingen geven voor Long Covid“, tot Science, “Grootschalig onderzoek naar chronische vermoeidheid brengt aanwijzingen maar geen duidelijkheid over mysterieus syndroom”“, tot Stat News  “NIH-onderzoek naar ME/cvs wijst op immuundisfunctie en hersenafwijkingen aan de basis van lang verwaarloosde ziekte“, tot Medical Express, “Studie biedt nieuwe aanwijzingen in de oorzaken van postinfectieus chronischevermoeidheidssyndroom“, tot de Scientific American, “Personen met Myalgische Encefalomyelitis/Chronische vermoeidheidssyndroom kunnen een “uitgeput” immuunsysteem hebben“, tot de Guardian, “Wetenschappers vinden verband tussen verstoord evenwicht in de hersenen en het chronischevermoeidheidssyndroom“, behandelden het.

De groep

Eén ding moet je in gedachten houden: dit was een selecte en in sommige opzichten vreemde groep patiënten, op manieren die de onderzoekers niet hadden kunnen weten. De patiënten moesten de ziekte hebben opgelopen na een infectie in de afgelopen vijf jaar.

Met bijna een kwart van de groep die aan de beterhand was en zonder bewijs van verhoogde percentages orthostatische intolerantie, dunnevezelneuropathie, slaapproblemen of cognitieve stoornissen leek de ME/cvs-groep een beetje afwijkend.

In haar zoektocht naar nauwgezetheid sloot de studie 190 van de 217 patiënten uit die een gedetailleerde casusbeoordeling kregen van een groep ME/cvs-experts. Vier van de personen die de eerste week in het ziekenhuis hadden doorlopen, werden uitgesloten omdat ze iets anders bleken te hebben (kanker, atypische myositis, primaire biliaire cholangitis, Parkinsonisme).

De patiënten moesten goed genoeg zijn om naar de locatie in Baltimore te komen en moesten studies van meer dan 2 weken kunnen doorstaan, waaronder ten minste één uitputtende inspanningssessie; dat betekent dat ze er beter aan toe waren dan de meesten. Verschillende veel voorkomende bevindingen bij ME/cvs die goed gevalideerd zijn (dunnevezelneuropathie, orthostatische intolerantie/POTS, slaapproblemen, cognitieve stoornissen) waren niet verhoogd bij de ME/cvs-groep.

De vreemdste uitkomst was echter dat bijna een kwart van de groep (4/17) ME/cvs-patiënten “spontaan herstelde” na de studie – wat aangeeft dat een aanzienlijke subgroep van patiënten op een fundamentele manier anders was dan jij of ik.

Niet psychologisch – Afgevinkt!

De auteurs stelden dat de deelnemers uitgebreide neuropsychologische tests ondergingen die aangaven “dat hun symptomen geloofwaardig waren en een waarheidsgetrouwe weergave van hun ziekte”, en zij concludeerden dat “psychiatrische stoornissen geen belangrijk kenmerk waren in dit cohort en niet verantwoordelijk waren voor de ernst van hun symptomen”.

Stoornis in het autonome zenuwstelsel – Afgevinkt!

Verhoogde activiteit van het sympathische zenuwstelsel/verlaagde activiteit van het parasympathische zenuwstelsel overdag (HRV) en ‘s nachts (nachtelijke hartslag), volgens de auteurs als gevolg van problemen met het centrale zenuwstelsel [n.v.d.r. in eerste instantie maken het sympathische en parasympatische zenuwstelsel deel uit van het autonome zenuwstelsel].

Inspanningsvoorkeur (Inspanningsvoorkeur?)

Een test die ik nog nooit eerder gebruikt heb zien worden bij ME/cvs, de “Effort-Expenditure for Rewards Task (inzet van inspanning-versus-beloning-taak) (EEfRT)” kreeg een nogal prominente plaats in het rapport. Deze test bestaat uit een reeks herhaalde proeven waarbij de deelnemers kiezen tussen het uitvoeren van een “moeilijke taak” of een “gemakkelijke taak” om daarmee verschillende geldbedragen te verdienen.

Een lage EEfRT betekent dat een persoon geneigd is om vaker de makkelijke taak te verkiezen boven de moeilijke taak, ongeacht de beloning of kansen. Dit kan wijzen op een gebrek aan motivatie, een hoge gevoeligheid voor inspanning of een lage gevoeligheid voor beloning.

Aangezien ME/cvs per definitie vol inspanning is, zou je verwachten dat ME/cvs-patiënten lage EEfRT-scores halen, en dat was ook zo. Dat ze in de loop van de tijd steeds minder snel op knoppen tikten, deed de auteurs vermoeden dat de PI-ME/cvs-deelnemers zich aan het inhouden waren [pacing] om de inspanning en de daarmee gepaard gaande gevoelens van ongemak te beperken”; m.a.w. ze werden door inspanning op de proef gesteld. Men kan zich afvragen of de patiënten niet gewoon “uitgetikt” (niet grappig bedoeld) konden zijn. Een onderzoek naar het vingertikken bij fibromyalgie toonde aan dat FM-patiënten ook snel verslapten.

Toestand in rust – prima

Geen verschillen in “ademhalingsfunctie, zuurstoftoevoer in de spieren, mechanische efficiëntie, energieverbruik in rust, primaire mitochondriale functie van immuuncellen, spiervezelsamenstelling of lichaamssamenstelling” suggereerden dat er geen sprake was van een lage energiestand in rust.

Let wel op de nadruk op de “toestand in rust”. De conditie van de “toestand in rust” is nooit het belangrijkste aandachtspunt geweest bij ME/cvs. Het belangrijkste probleem is inspanning en postexertionele malaise en dat is precies de reden waarom fysieke of mentale inspanningsstressoren zo nuttig zijn geweest om te onthullen wat we weten over ME/cvs.

De handknijptest

Wie had kunnen denken dat een eenvoudige handknijptest zou leiden tot de belangrijkste bevinding in deze studie?

Waar een lage energietoestand in rust niet de oorzaak leek te zijn van ME/cvs, rapporteerden de auteurs dat er “substantiële verschillen werden waargenomen bij PI-ME/cvs deelnemers tijdens fysieke taken”. Dit is haast de basisdefinitie van ME/cvs – een ziekte die meer fysiologische afwijkingen vertoont tijdens momenten van inspanning dan tijdens rust. Vandaar dat zoveel onderzoekers fysieke/cognitieve stressoren gebruiken in hun studies.

Die fysieke taak was zo eenvoudig als een maximale grijpkrachttest. Deze tests zijn ontworpen om de spierkracht van de hand- en onderarmspieren te evalueren. De proefpersonen met ME/cvs waren in staat om een normale grijpkracht te ontwikkelen.

Zie hoe de reacties uiteenlopen in de Dimitrov-index van vermoeidheidsweerstand in [b], in de TMS-test in [c], en de vetgedrukte hersenscan in [e], aangezien de ME/cvs patiënten er niet in slagen om na verloop van tijd een sterke handgreep aan te houden. (ME/cvs patiënten – rode lijn) © Walitt et al., 2024.

De auteurs gebruikten de Dimitrov-index om de “vermoeidheidsweerstand” te meten, d.w.z. het vermogen van de deelnemer om een sterke grijpkracht aan te houden. Dit wordt gedaan door het aantal niet-vermoeide “blokken” tijdens de test te meten. Er is sprake van een niet-vermoeid blok als de grijpkracht meer dan 50% van de maximale grijpkracht bedraagt. Een vermoeid blok treedt op wanneer de grijpkracht onder 50% van de maximale grijpkracht blijft.

Deze eenvoudige test lijkt een goede manier om de aanwezigheid van postexertionele malaise te bepalen. Als de grijpkracht normaal blijft, kan de deelnemer de inspanning volhouden. Zo niet, dan kan hij dat niet. Merk op dat dit allemaal lijkt te gebeuren tijdens anaerobe energieproductie. Er is geen of weinig aerobe energieproductie nodig en het is niet duidelijk hoe conclusies die worden getrokken tijdens een handknijptest, toepasbaar zijn op de resultaten van een aerobe inspanningstest.

Terwijl de grijpkracht van de ME/cvs-patiënten aan het begin normaal was, ging hun grijpkracht snel achteruit. Het feit dat ze een significant lager aantal “niet-vermoeide blokken” lieten zien, wees erop de ze te weinig uithoudingsvermogen hadden en suggereerde dat ze een verminderde “weerstand tegen vermoeidheid” hadden. Dat deed zich niet voor bij de gezonde controles.

Dit patroon – een normale maximale grijpkracht maar een onvermogen om deze lang vol te houden, deed de auteurs vermoeden dat de verminderde “weerstand tegen vermoeidheid” niet te wijten was aan problemen met de spieren zelf, maar werd veroorzaakt door de hersenen.

Handgreepkracht werd echter verschillende keren als verlaagd vastgesteld in eerdere ME/cvs-onderzoeken. In één studie was de kracht van de handgreep zelfs zo verminderd dat de onderzoekers voorstelden om dit als diagnose voor ME/cvs te gebruiken.

Slechte motor? De motorische cortex staat op het voorplan

Een transcraniële magnetische resonantiestimulatie (TMS) tijdens de handgreepoefening suggereerde dat problemen met de motorische cortex de boosdoener waren. De motorische cortex is verantwoordelijk voor het activeren van de spieren tijdens inspanning.

Wanneer we een fysieke taak uitvoeren, activeert de primaire motorische cortex in onze hersenen de motorneuronen in ons ruggenmerg, die vervolgens een signaal sturen naar de neuromusculaire verbinding van de spier om die spier te doen bewegen. Als een spiervezel vermoeid raakt, worden er meer spiervezels aangesproken. Zolang er nieuwe, verse spiervezels overblijven om geactiveerd te worden, kan de oefening doorgaan. Als er geen spiervezels meer zijn om te rekruteren of als de hersenen een probleem hebben met het rekruteren van nieuwe spiervezels, dan treedt vermoeidheid op.

Niet alleen zorgt de motorische cortex ervoor dat de spieren worden geactiveerd bij inspanning, maar een onderzoek naar fibromyalgie suggereerde dat hij ook een rol kan spelen bij pijn. © 3D brain data is from Anatomography, CC BY-SA 2.1 JP, via Wikimedia Commons

Bij TMS worden magnetische velden gebruikt om de werkzaamheid en integriteit van de verbinding tussen de motorische cortex en de spieren te beoordelen. (Ze doen dit door de amplitude van de motorisch geëvoceerde potentialen (MEP’s) te meten. Bij gezonde, en depressieve, personen daalt de amplitude in de loop van de tijd tijdens de inspanning, maar bij ME/cvs-patiënten bleef de motorische cortex geactiveerd, wat resulteerde in, om het met de woorden van de auteur te zeggen, “verminderde motorische inzet”. Het was alsof de motorische cortex op de ‘aan’-knop bleef drukken in een poging de spieren in gang te krijgen. Bij de ME/cvs-patiënten vertoonde de overactieve motorische cortex een zogenaamde verhoogde “corticospinale prikkelbaarheid”.

Dit was een interessant resultaat omdat je misschien het tegenovergestelde had verwacht. Een verhoogde corticospinale prikkelbaarheid wordt vaker in verband gebracht met een verhoogd uithoudingsvermogen. Wie veel pijn verwacht, en wie een vermoeiende en pijnlijke vorm van multiple sclerose heeft, vertoont een verminderde corticospinale prikkelbaarheid.

Deze onderzoekers vonden echter een verhoogde corticospinale prikkelbaarheid. Verhoogde corticospinale prikkelbaarheid is ook vastgesteld bij ziektes als migraine – een veel voorkomende comorbiditeit bij ME/cvs – en epilepsie. Een recente studie vond dat hyperventilatie – een vaak voorkomend probleem bij ME/cvs – ook geassocieerd kan worden met een verhoogde corticospinale prikkelbaarheid.

De auteurs stelden het volgende:

“De vermoeidheid van de ME/cvs-deelnemers is te wijten aan een disfunctie van integratieve hersengebieden die de motorische cortex aansturen, waarvan de oorzaak verder onderzocht moet worden. Dit is een observatie die nog niet eerder is beschreven in deze populatie.”

Eerdere bevindingen i.v.m. de motorische cortex

Hoewel de meeste onderzoeken de oorzaken van het disfunctioneren van de motorische cortex bij ME/cvs niet hebben onderzocht, is de motorische cortex al eerder opgedoken bij ME/cvs en fibromyalgie.

Een onderzoek uit 1999, waarin een vermindering van de hersenactiviteit “voorafgaand aan de beweging” en langzamere reactietijden werden gevonden, concludeerde dat de “centrale motorische mechanismen” die de basis leggen voor een bijbehorende beweging, aangetast waren bij ME/cvs. Een onderzoek uit 1999 kwam tot de opmerkelijke conclusie dat er sprake was van “een inspanningsgerelateerde vermindering van de centrale motorische aansturing”; dat wil zeggen dat de hersenen moeite hadden om de spieren te laten bewegen bij ME/cvs. Een studie uit 2001 vond dat het moeilijker was voor de hersenen om de spieren van ME/cvs-patiënten te doen reageren. Een ander onderzoek (2003) suggereerde dat er problemen zijn met “motorische planning“.

Een onderzoek uit 2003, “Deficit in motor performance correlates with changed corticospinal excitability in patients with chronic fatigue syndrome” [Tekort aan motorische prestaties correleert met veranderde corticospinale prikkelbaarheid bij patiënten met het chronischevermoeidheidssyndroom], suggereerde dat verminderde spiervezelrekrutering ten gevolge van verminderde output van de motorische cortex, de oorzaak zou kunnen zijn van de vermoeidheid bij ME/cvs. Die studie stelde dat “… veranderende motorische tekorten bij CVS een neurofysiologische basis hebben [die] … de theorie ondersteunt van een tekort in motorische voorbereidende gebieden in de hersenen“.

In een onderzoek naar fibromyalgie was de motorische cortexactiviteit (oxyhemoglobinegehalte) vergelijkbaar tussen de personen met FM en de gezonde controles bij rust en tijdens langzaam tikken, maar toen hen werd gevraagd snel te tikken, nam de activiteit in de motorische cortex van de FM-patiënten af (en daarmee ook hun tikvermogen). De motorische cortex leek niet de metabole capaciteit te hebben om de gezonde controles bij te houden.

De kwestie van de motorische cortex klopt dus met wat we eerder hebben gezien. In zekere zin is het een perfecte verklaring voor ME/cvs.

De vreemde temporopariëtale junctie

(Dit is een lang en moeilijk gedeelte waarin ik zin voor zin moeite had om te begrijpen wat de auteurs bedoelden. Misschien wil je verder gaan naar de Kernpunten :))

De temporale pariëtale junctie verscheen in deze studie voor het eerst bij ME/cvs. © Henry Vandyke Carter, Public domain, via Wikimedia Commons

Om te achterhalen wat er precies aan de hand was tijdens de handknijptest, onderzochten de auteurs vervolgens de zuurstofniveaus in de hersenen. In tegenstelling tot de gezonde controles (bij wie het zuurstofgehalte in het bloed steeg), daalde het zuurstofgehalte in het bloed bij ME/cvs-patiënten in drie delen van hun hersenen – de temporopariëtale junctie (TPJ), de superieure pariëtale kwab en de rechter temporale hersenwinding.

De TPJ – het deel van de hersenen waar ze zich op hebben geconcentreerd – is nog nooit eerder bij ME/cvs naar voren gekomen – maar niemand heeft ooit beelden gemaakt van de hersenen tijdens een handgreepinspanning – en hier begint het een beetje vreemd te worden.

De TPJ is een nogal bizar orgaan dat de auteurs moesten proberen te doorgronden. Het wordt in verband gebracht met zaken als uittreding uit het lichaam, zelfbewuste emoties, overtuigingen van anderen en maatschappelijk gestuurde beslissingen. Het is echter ook een orgaan dat “voorspellingen doet over toestanden van de omgeving met daadwerkelijke uitkomsten”.

Die bevinding over de voorkeur voor weinig inspanning – die volkomen logisch was – waarom moeite doen als de kosten hoog zijn? – raakte verstrikt in de bevinding van de temporale pariëtale junctie – en je had het gevoel dat de auteurs het ofwel moeilijk vonden om er iets zinnigs over te zeggen, ofwel het moeilijk vonden om het uit te leggen.

De bevinding over de voorkeur voor inspanning kwam vroeg en prominent naar voren in het discussiegedeelte. De eerste zin luidt: “Inspanningsvoorkeur is hoeveel inspanning een persoon subjectief wil leveren.” Terwijl de publicatie zich altijd focuste op de hersenen, verwijzen de auteurs nu naar hoeveel iemand zich subjectief wil inspannen, als in, wat jij, een denkend mens, besluit dat je kunt doen. Het lijkt erop dat we net niet meer met de hersenen te maken hebben, maar met psychologie. Het gaat verder:

“Het wordt vaak gezien als een afweging tussen de energie die nodig is om een taak uit te voeren versus de beloning nadat je geprobeerd hebt om de taak met succes uit te voeren. Als er vermoeidheid begint te ontstaan, zal de inspanning moeten toenemen en zal de verhouding tussen inspanning en voordeel toenemen, misschien wel tot het punt waarop iemand liever een beloning misloopt dan zich in te spannen. Dus, als vermoeidheid zich ontwikkelt, kan er falen optreden door uitputting van capciteit of een nadelige voorkeur.”

Dus is het een uitputting van capaciteit? Het antwoord is nee – de auteurs geloven dat de spieren de capaciteit hebben om het werk te doen. Waarom denken ze dat? Omdat de spieren in staat waren om een geschikte maximale grijpkracht te produceren, omdat de spiermassa normaal was en omdat ze geen bewijs vonden van veranderingen in de spiervezels. Bovendien vonden ze geen aanwijzingen voor problemen in “de ademhalingsfunctie, de zuurstoftoevoer naar de spieren, de mechanische efficiëntie, het energieverbruik in rust, de basale mitochondriale functie van de immuuncellen, de samenstelling van de spiervezels of de lichaamscompositie”. Merk echter op dat heel wat andere studies, waaronder een recente, bewijs hebben gevonden van spierdisfunctie bij ME/cvs en dat er twee grote spierbiopsiestudies momenteel lopen bij de Open Medicine Foundation.

Lees ook:

Lees ook:

Het probleem moet dus – volgens de auteurs – “een nadelige voorkeur” zijn – wat de auteurs in verband brachten met een recente hypothese over de activiteit van de temporale pariëtale junctie. Naast alle andere bizarre dingen waarmee de TPJ in verband is gebracht – die niets met ME/cvs te maken hebben – is het ook een orgaan dat “voorspellingen doet over toestanden van de omgeving met daadwerkelijke uitkomsten”.

De “daadwerkelijke uitkomsten” als het gaat om inspanning, zijn natuurlijk echt problematisch als het gaat om ME/cvs. Aangezien ME/cvs-patiënten zelf niet weten hoe ze de effecten van hun inspanning moeten inschatten – de ene keer kunnen ze het wel uithouden en de andere keer niet – lijkt het logisch dat een hersenorgaan dat “voorspellingen doet over de toestand van de omgeving” problemen zou kunnen hebben. Misschien weet een beschadigd TPJ niet wat het moet doen als het op inspanning aankomt.

Zouden de bevindingen met betrekking tot inspanningsvoorkeur en TPJ een weerspiegeling kunnen zijn van de moeite die mensen met ME/cvs hebben om hun weg te vinden in een onzekere omgeving?

Eén hypothese betreffende de TPJ (en er zijn er vele) suggereert dat besluitvorming “een optimalisatieprobleem is gericht op het minimaliseren van de variationele vrije energie”. Het minimaliseren van vrije energie impliceert de selectie van acties die onzekerheid over toekomstige uitkomsten verminderen (een groot, groot probleem bij ME/cvs) en die tegelijkertijd de beoogde uitkomsten maximaliseren. Gezien hun onzekerheid over wat er zal gebeuren, hebben ME/cvs-patiënten enorme problemen om te beslissen of ze voor de “gewenste uitkomst” gaan (d.w.z. naar de winkel gaan, vrienden zien, een wandeling maken, naar een doktersafspraak gaan) en daarbij tegelijkertijd de onzekerheid minimaliseren. De beste optie is vaak om de beoogde uitkomst gewoon te laten varen.

Toen kwam deze bizarre zin. “Grotere activering bij de gezonde vrijwilligers suggereert dat ze uitgebreid aandacht besteden aan hun kleine mislukkingen, terwijl de ME/cvs-deelnemers juist bereiken wat ze zich voorgenomen hebben.” (???)

In een poging om alles met een mooie strik in te pakken, zeiden de auteurs: ” Alles bij elkaar suggereren deze bevindingen dat inspanningsvoorkeur, en niet vermoeidheid, het bepalende motorische gedrag van deze ziekte is.” – wat zeker een gekke uitspraak is en moeilijk te interpreteren. Inspanningsvoorkeur kan gewoon betekenen dat je ervoor kiest om je inspanning op bepaalde manieren te spenderen. Voeg daar het deel “motorisch gedrag” aan toe en mogelijk heb je een brein dat zowel bewust als onbewust dingen uitschakelt – zoals de verbinding van de motorische cortex met de spieren.

In die context zou “motorisch gedrag” zoiets kunnen zijn als “ziektegedrag” – een door de hersenen veroorzaakte aandoening die allerlei symptomen en problemen veroorzaakt in een poging om het lichaam zo goed mogelijk te houden.  Laat ik het hierbij houden: motorisch gedrag is een brede en algemene term die “elke vorm van beweging omvat, van onwillekeurige zenuwtrekjes tot doelgerichte acties, in elk deel van het lichaam van top tot teen”.

Het is geen verrassing te noemen dat, gezien de moeite om te begrijpen wat de auteurs bedoelden, de interpretaties van dat deel van het rapport nogal een warboel vormen.

De reacties van de media

We geven dit deel van het onderzoek misschien te veel aandacht. De reacties van de media op het onderzoek waren positief en stonden er verder niet bij stil. Het is meer een kwestie voor ons als gemeenschap gezien onze geschiedenis.

Dat was goed, want zelfs Brian Walitt, de hoofdonderzoeker van de studie, sprak onduidelijk over dit deel van de studie. Het persbericht van de NIH begon goed met de volgende bewering: “Dit suggereert dat vermoeidheid bij ME/cvs veroorzaakt zou kunnen worden door een disfunctie van hersengebieden die de motorische cortex aansturen, zoals de TPJ”. En zo ook Wallitt: “We hebben mogelijk een fysiologisch aandachtspunt geïdentificeerd voor vermoeidheid bij deze populatie”, voordat hij helaas de deur opende voor een psychologische interpretatie door er “denken” bij te halen, toen hij stelde: “In plaats van fysieke uitputting of een gebrek aan motivatie, kan vermoeidheid voortkomen uit een mismatch tussen wat iemand denkt dat hij kan bereiken en wat zijn lichaam presteert.”

Je zou toch denken dat Walitt voorzichtiger zou zijn met dit onderwerp. Naar mijn ervaring is dit een probleem van de hersenen – niet van het denken. De signalen van vermoeidheid, pijn enz. komen zo snel dat ze wel uit de hersenen moeten komen. Twee mediakanalen hebben tot nu toe Walitts onhandige verklaring opgepikt. Het is nogal ironisch hoe vaak mensen met ME/cvs denken en voelen dat ze iets kunnen doen om er halverwege achter te komen dat ze echt in de knoei zitten.

De Medical Express heeft gelijk:

“Uit het onderzoek bleek dat tijdens de handknijptest bij ME/cvs er een verminderde activiteit was in de rechter temporale-pariëtale junctie, een hersengebied dat betrokken is bij zelfwaarneming. Dit is een deel van de hersenen dat een actie voorspelt voordat men zich er bewust van wordt.”

Zo ook Nath in Scientific American

“Nath veronderstelt dat deze dip in activiteit suggereert dat de hersenen personen met ME/cvs ervoor behoeden om kracht uit te oefenen tijdens de grijptest, wat volgens hem logisch is omdat ME/cvs-symptomen vaak verergeren als mensen met de aandoening zichzelf overbelasten. De bevinding is echter nog maar voorlopig en verdere experimenten zijn nodig om het te bevestigen.”

Jonathan Edwards, een reumatoloog aan de UCL, heeft het bij het juiste eind in het Science-artikel

“De onderzoekers suggereren dat hersensignalen stoptekens kunnen laten oplichten om fysieke activiteit te vermijden – vergelijkbaar met hoe een golf van ziekte rust afdwingt. “Als we een zware griep hebben, kunnen we het bed niet uitkomen,” “Het is een centraal signaalprobleem” in de hersenen, zegt hij. “Er is niets mis met je spieren.”

En Tony Komaroff sloeg de spijker op de kop in twee nieuwsmedia:

“ME/cvs-patiënten hadden ook een abnormale werking in een deel van hun hersenen dat inspanning regelt. Als hen wordt gevraagd zich in te spannen, licht het niet zoveel op. Het is alsof je probeert te zwemmen tegen de stroom in.” en “Dat hersengebied, de rechter temporaal-pariëtale junctie, is betrokken bij “het vragen aan de benen om te bewegen, het vragen aan de mond om te openen en te eten – het vraagt als het ware om iets te doen. Als het niet correct oplicht, is het lastiger om het lichaam die inspanning te laten leveren”.

Het blijkt dat in het model dat in het artikel voor ME/cvs wordt voorgesteld, de TPJ geen prominente rol lijkt te spelen. De auteurs geloven dat de TPJ-disfunctie veroorzaakt wordt door andere factoren, maar dat is voor de volgende blog. Er staat nog veel meer in deze studie om op te broeden.

Het vervolg – Deel 2: Lichaamsbeweging, het immuunsysteem en het Grotere Plaatje

De kernpunten

  • De 8 miljoen dollar kostende NIH-studie was misschien wel de belangrijkste ME/cvs-studie om één simpele reden – als ze een succes zou worden, zou dit de grootste financier van medisch onderzoek ter wereld het vertrouwen geven om meer middelen aan de ziekte te besteden.
  • De studie omvatte twee verblijven van een week in het klinisch centrum van de NIH waar de deelnemers zowat alles kregen wat de NIH hen kon voorschotelen. De geplande studie van 80 personen werd echter ingekort door de pandemie. Tegen het einde van de studie hadden 41 deelnemers (17 ME/cvs-patiënten en 24 gezonde controles) het volgehouden. Plus, ergens na hun deelname aan de studie, herstelden 4 van de ME/cvs-patiënten spontaan – wat suggereert dat ze op een essentiële manier wellicht anders waren dan jij en ik.
  • Een eenvoudige handknijptest waarbij de deelnemers werd gevraagd een handgreep in te knijpen en vast te houden terwijl de onderzoekers het functioneren van de hersenen onderzochten, bleek een grote rol te spelen in het artikel. De ME/cvs-patiënten hadden een normale handgreepkracht, maar deze verslapte snel en hun grijpkracht nam snel af.
  • De auteurs stelden dat het probleem niet in de spieren zat, maar in een deel van de hersenen dat de motorische cortex wordt genoemd. Tijdens inspanning stimuleert de motorische cortex de zenuwen om meer spiereenheden aan te spreken als een spier vermoeid raakt. De motorische cortex van de ME/cvs-patiënten was abnormaal geactiveerd – wat er misschien op wijst dat het tevergeefs bleef proberen om meer spiereenheden te activeren en de vermoeidheid af te wenden.
  • De auteurs beweerden dat “de vermoeidheid van de ME/cvs-deelnemers te wijten is aan disfunctie van integratieve hersengebieden die de motorische cortex aansturen”. Een disfunctie van de motorische cortex zou dus veel van de problemen met inspanning bij ME/cvs kunnen verklaren. Hoewel disfunctie van de motorische cortex geen prominente rol gespeeld heeft in het ME/cvs-onderzoek, hebben ten minste vier studies/papers de aanwezigheid ervan voorgesteld.
  • Om te achterhalen wat er gebeurde tijdens de handknijptest, onderzochten de auteurs vervolgens het zuurstofgehalte in de hersenen. In tegenstelling tot de gezonde controles (bij wie het zuurstofgehalte in het bloed steeg), daalde het zuurstofgehalte in het bloed bij ME/cvs-patiënten in een deel van de hersenen dat nog nooit eerder bij ME/cvs was waargenomen – de temporopariëtale junctie (TPJ).
  • De TPJ is een nogal bizar orgaan dat de auteurs moesten proberen te doorgronden. Het wordt in verband gebracht met zaken als uittreding uit het lichaam, zelfbewuste emoties, overtuigingen van anderen en maatschappelijk gestuurde beslissingen. Het is echter ook een orgaan dat “voorspellingen doet over de toestand van de omgeving met daadwerkelijke uitkomsten”.
  • De ” daadwerkelijke uitkomsten” als het gaat om inspanning, zijn natuurlijk echt problematisch als het gaat om ME/cvs. Aangezien ME/cvs-patiënten zelf niet weten hoe ze de effecten van hun inspanning moeten inschatten – de ene keer kunnen ze het wel uithouden en de andere keer niet – lijkt het logisch dat een hersenorgaan dat “voorspellingen doet over de toestand van de omgeving” problemen zou kunnen hebben.
  • Een inspanningstest (EEfRT) – die ook nog nooit gedaan is bij ME/cvs – vond dat personen met ME/cvs de neiging hadden om vaker de makkelijke taak te verkiezen boven de moeilijke taak, ongeacht of de beloning hoog dan wel waarschijnlijk was. Aangezien ME/cvs per definitie inspannend is, zou je verwachten dat ME/cvs-patiënten lage EEfRT-scores hebben, en dat was ook zo.
  • De TPJ-bevinding, gecombineerd met de inspanningsbevinding, gecombineerd met de afwezigheid van bevindingen die suggereerden dat de spieren beschadigd waren, deed de auteurs vermoeden dat “inspanningsvoorkeur” de bepalende oorzaak was van het “motorische gedrag” bij ME/cvs – het motorische gedrag was het onvermogen van de motorische cortex om de spieren te activeren.
  • Het was moeilijk om precies te begrijpen wat de auteurs bedoelden, maar het kan iets geweest zijn in de trant van: wanneer de motorische cortex wordt geconfronteerd met inspannende taken zoals lichaamsbeweging, stopt het de signalen naar de spieren, waardoor vermoeidheid wordt veroorzaakt. Dit zou werken op een onbewust (de hersenen schakelen de motorische cortex uit) en mogelijk ook op een bewust niveau (vermijden van inspanning) .
  • Het is geen verrassing dat sommige berichten in de media over dit deel van het onderzoek een beetje psychologisch klonken, terwijl andere dat niet deden. Over het algemeen was de reactie van de media op het onderzoek vrij goed.
  • Maar er komt nog veel meer en deel 2 van de blogserie komt binnenkort.

© Health Rising, 22 februari 2024. Vertaling Els, redactie admin, ME-gids.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
2
Datum/Tijd Evenement
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links