Bron:

| 9867 x gelezen

Tracie White, Stanford Medicine, voorjaar 2016. Fotografie door Timothy Archibald



Ronald Davis, een gerenommeerd geneticus, zit vaak buiten aan de deur van de slaapkamer van zijn ernstig zieke zoon.

Drie jaar lang is de wereld van Whitney Dafoe een verduisterde kamer geweest aan het einde van een gang achter in het huis waar hij is opgegroeid. Een sluipende ziekte, een zonder bekende oorzaak of geneesmiddel, heeft langzamerhand zijn leven van hem gestolen, en zijn lichaam in een gevangenis veranderd.

Hij eet niet. Een intraveneuze lijn levert voedingsstoffen, vloeistoffen en medicijnen om hem in leven te houden. Hij spreekt niet. Hij is niet in staat om te schrijven. Elke emotie put hem uit. Oogcontact doet hem pijn. Hij kan het niet verdragen om te worden aangeraakt.

In december vorig jaar gebruikte hij in pure wanhoop Scrabble-blokjes om te communiceren, deze moeizaam op een rijtje leggend om te spellen: KAN NIET VOOR MEZELF ZORGEN; WEET NIET WAT IK MOET DOEN. Aan het einde van de maand, uitgemergeld vanwege zijn onvermogen om voedsel te verteren, koos hij vijf laatste blokjes uit en spelde: D ,Y ,I , N, G (Stervende). Daarna liet hij een belletje afgaan voor zijn vader.

“Mijn zoon Whitney maakte mij vanochtend wakker om mij te vertellen dat hij aan het sterven is,” postte zijn vader,Ron Davis, PhD, die dag op de Facebook pagina van het Stanford Chronic Fatigue Syndrome Research Center (Stanford Onderzoekscentrum voor ME/cvs). “Whitney heeft een ernstige vorm van chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/cvs). Hij zei niet dat hij stervende is – hij kan niet praten. Hij schreef niet dat hij gaat sterven – hij kan niet schrijven. Hij gebruikte Scrabble-blokjes om zijn boodschap te spellen. Ik heb hem geen antwoord gegeven – hij kan het immers niet verdragen dat er iemand tegen hem praat.”

Toen de verplegers die dag Dafoe achter in een ambulance rolden, opende hij zijn ogen, en voor de eerste keer in drie jaar staarde hij overdonderd naar de wijdse, blauwe lucht.



‘Sterven aan deze ziekte is atypisch; echter zweven in een tussentoestand waar je een “levende dood” ervaart gedurende jaren of decennia, is heel normaal.’ Whitney Dafoe

Elke werkdag neemt Davis, een gerenommeerd geneticus, een pauze van zijn werk als directeur van het Stanford’s Genome Technology Center, komt thuis om 14.30 uur voor zijn shift om voor zijn zoon te zorgen, gooit zijn comfortabele, oude, bruine, hoed met een rand op het aanrecht en wandelt door de verduisterde gang naar de slaapkamerdeur van zijn zoon.

Hij gaat de kamer niet meteen binnen. In plaats daarvan zit hij op een stoel voor de deur in de gang, kijkend door een sleutelgat, tot Dafoe de kracht heeft om rechtop te zitten en een deken over zijn schouders te trekken, gebarend dat het OK is om binnen te komen. Dafoe kan Davis horen in de gang. Hij weet dat hij er is. En langzaam bereidt hij zich voor. Soms wacht Davis, en wacht hij, en werkt hij, en denkt hij en piekert hij over het mysterie achter de gesloten deur.

In zijn 50-jarige carrière is Davis, een professor in de biochemie en genetica aan Stanford, uitgegroeid tot één van de meest vooraanstaande probleemoplossers van wat anderen onoplosbare raadsels noemen. In 2013 rangschikte het tijdschrift The Atlantic hem onder ‘s werelds grootste levende uitvinders. Zijn biotechmethoden hielpen om het werkveld van genomica te lanceren, waardoor termen als “kunstmatige chromosomen” en “genoombewerking” deel uitmaakten van het woordenboek. Een aanzienlijk deel van de belangrijkste genetische vooruitgang in de afgelopen 20 jaar, kan tot Davis worden herleid. En nu heeft zijn onderzoek zich uitgebreid naar een geheel nieuw strijdtoneel – de zoektocht naar de moleculaire oorzaak van de ziekte van zijn zoon, en vanaf daar, een remedie.

Davis worstelt met het meest ergerlijke raadsel van zijn leven. En het is persoonlijk.

Elke dag is een race geworden om het mysterie van ME/cvs te ontrafelen, de ziekte die zijn 32-jaar oude zoon stilaan doodt, een freelance fotograaf, die gedwongen werd om vijf jaar geleden weer in het ouderlijk huis in te trekken, toen hij niet langer in staat was om voor zichzelf te zorgen. Het is een raadsel waar Davis dag na dag over piekert, waarbij zijn geest voortdurend gonst in de hoogste versnelling, en voortdurend door data heen schakelt, hypothetiseert, analyseert.

‘s Nachts droomt hij van wetenschappelijke experimenten. Elke morgen wordt hij hoopvol wakker, met een nieuw aanknopingspunt om het raadsel op te lossen, of een dood spoor om te verlaten, en dan gaat hij weer aan het werk.

Als je een man van de wetenschap bent, een raadseloplosser van wereldklasse, hoe kun je dit dan niet oplossen, het belangrijkste raadsel van allemaal?

Chronisch vermoeidheidssyndroom, ook myalgische encefalomyelitis of ME/cvs genoemd, is een ziekte die velen in de war bracht, één die op en neer gaat, zonder definitieve testen voor diagnose, en symptomen die variëren van patiënt tot patiënt. De sleutel tot de diagnose is een onverklaarbare uitputting die tenminste 6 maanden aanhoudt, en die niet door rust wordt verlicht. Niet-verkwikkende slaap, onverklaarde pijn in meerdere lichaamssystemen, cognitieve beperkingen aangeduid als “hersenmist” en spijsverteringsklachten zijn allemaal veel vookomende symptomen. En dan is er nog “de crash”.

Laura Hillenbrand, auteur van de bestsellers Seabiscuit en Unbroken, die al 29 jaar met CVS leeft en veel van die jaren bedgebonden heeft doorgebracht, beschrijft “de crash” – in wetenschappelijke termen bekend als “postexertionele malaise” – als een onzichtbare grens waarvan je weet dat die er is, maar je weet niet zeker waar precies. Elk energieverbruik, hoe klein ook, zeg maar de trap oplopen, of in ernstige gevallen zoals die van Dafoe, iemand je kamer binnen zien komen – zou jou over de grens kunnen duwen. Zodra die grens eenmaal wordt overschreden, kan de terugslag verwoestend zijn.

“De uitputting is zo diepgaand dat het een worsteling is om te ademhalen, een worsteling om daar alleen maar te liggen; het vraagt elke mogelijke inspanning om alleen maar te blijven leven,” zegt Hillenbrand. “Dit kan maandenlang zo doorgaan of jaren. … Je moet zo voorzichtig zijn met elk klein beetje energie. Je weet gewoon niet wat jouw grens is.”



Toen spreken te uitputtend werd voor Whitney Dafoe, communiceerde hij met briefjes. Nu is hij zelfs te zwak om te schrijven.

Het onvermogen om de ziekte vast te pinnen met een laboratoriumtest en de vaak misleidende naam ervan, hebben tot gevolg gehad dat patiënten als valsspelers bestempeld werden of naar de psychiatrische zorg werden gestuurd door dokters die niet in staat of onwillig zijn om te helpen. De relatief kleine hoeveelheid van federale financiering heeft het onderzoek beperkt om geneesmiddelen te vinden.

De National Institutes of Health kende in 2015 slechts 6 miljoen dollar toe voor onderzoek naar ME/CVS, dat ongeveer 2 miljoen patiënten heeft. (Om dit in de juiste context te plaatsen, het jaarlijkse onderzoeksbudget van de NIH voor multiple sclerose, met 400.000 patiënten, is 94 miljoen dollar). Een historisch gebrek aan acceptatie binnen de medische gevestigde orde voor ME/CVS als een biologische ziekte, heeft geresulteerd in een jammerlijke onderfinanciering van onderzoek, zegt Davis, maar hij merkt tekenen van verandering op. Davis heeft deelgenomen aan een panel dat door het Institute of Medicine werd bijeengeroepen (onlangs hernoemd tot de National Academy of Medicine) om de ziekte opnieuw te definiëren. Het rapport van het panel, gepubliceerd in februari 2015, versterkte de definitie van ME/CVS als een “ernstige, chronische, complexe, systemische ziekte.” Op zijn beurt spoorde het rapport de NIH aan om een interne studie te lanceren om biomarkers voor ME/CVS te analyseren en te beloven om onderzoek naar deze “ongrijpbare” ziekte te ondersteunen. De meeste patiënten, waaronder Dafoe, brengen jaren door met het ondergaan van vruchteloze testen en stuiteren van dokter naar dokter voordat zij uiteindelijk een diagnose krijgen.

“We hebben geen definitieve labotest, dus vaak is de houding dat deze mensen gek zijn,” zegt Davis. “Whitney kreeg te horen dat het allemaal tussen zijn oren zit, dat hij alleen maar depressief was.“

Voor Dafoe begon de ziekte meer dan tien jaar geleden op 21-jarige leeftijd, of misschien zelfs nog eerder dan dat, met een ernstig geval van de ziekte van Pfeiffer in de middelbare school, gevolgd door een periode met hoofdpijn en duizeligheid na een reisje naar Jamaica aan de universiteit. Toen hij 23 was, kreeg hij meer ziekteverschijnselen. Hij was enkele maanden in India geweest toen hij last begon te krijgen van buikpijn, een opgeblazen gevoel en misselijkheid. Twee jaar later kreeg hij een verkoudheid en voelde zich nooit meer normaal. Hij had de kracht niet meer om te reizen, hij kon zijn camera-apparatuur niet meer opzetten, uiteindelijk kon hij zijn eigen eten niet meer klaarmaken en spijsverteringsklachten maakten het moeilijk en uiteindelijk onmogelijk om te eten.

Dafoe was een avonturier, het volledige tegenovergestelde van een zogenaamde simulant, zegt zijn zus, Ashley Davis. Hij reisde naar alle 50 de staten, bestudeerde het boeddhisme in India en Nepal, runde een campagnebureau voor Barack Obama en nam foto’s tijdens diens eerste inauguratie, woonde bij een sjamaan in het Ecuadoriaanse regenwoud, hielp met het bouwen van een nonnenklooster in India, reed op de motor door de Himalaya.

Maar tegen 2013 was Dafoe bedlegerig geworden. Pijn in zijn benen toen hij liep, had er voor gezorgd dat hij strompelde. Bij zijn laatste notitie op zijn fotografiewebsite, in juni van dat jaar (2013), schreef hij:

Echt ziek. Ik kan niet praten. Kan niet genoeg typen/sms’en om te communiceren. Heb geen conversatie gehad met iemand in zes maanden… Om te sterven aan deze ziekte is abnormaal; echter, om te zweven in een tussentoestand waar je een “levende dood” ervaart gedurende jaren of decennia is erg typisch.

Dat was drie jaar geleden. Sindsdien is de toestand van Dafoe gestaag achteruit gegaan.

Sinds Dafoe een kind was, woonde zijn familie in een elegant, oud, bruin huis in de buurt van Palo Alto die bekend staat als Professorville, op korte afstand van de campus van Stanford. Heldere Boeddhistische vlaggen decoreren de halfronde veranda overdag en twinkelende witte lichtjes die over de voortuin heen zijn gespannen, verlichten het ‘s nachts.

Het is een groot huis dat overstroomt van voor een leven lang wetenschappelijke boeken, zeer geliefde schilderijen, de awardwinnende foto’s van Dafoe – een decor dat de verhalen van inmiddels twee volwassen kinderen vertelt – Ashley, ooit een balletdanseres, en haar oudere broer, die in de Little League speelde. (Hun ouders besloten om hun achternamen te verdelen tussen hun kinderen, die van de moeder voor Whitney, die van de vader voor Ashley.) De broer van auteur Gertrude Stein woonde ooit in het huis, en maakte er een plek van waar liefdadigheids- en politieke evenementen welkom waren – een traditie die goed bij de familie paste. Ron en zijn vrouw, de psychologe Janet Dafoe, PhD, hielden hun deuren wijd open voor nieuwe ideeën, voor debat – over politiek, filosofie, wetenschap, geneeskunde. Voor vrienden. Familie.

Maar het huis is pijnlijk rustig geworden in de jaren sinds hun zoon weer bij hen ingetrokken is. Een handgekrabbeld briefje dat op de voordeur is geplakt, legt uit: “Gelieve niet te kloppen of aan te bellen vóór 15.00 uur. Bel of sms. Erg zieke persoon.”



‘Ron voelt enorm veel verantwoordelijkheid en stress. Hij moet ook zijn andere subsidies in de lucht houden. Hij brengt alle uren dat hij wakker is die hij kan, door met het nadenken over onderzoek naar ME/CVS.’ Janet Dafoe

Binnen is het achterste gedeelte van het huis een ziekenhuisvleugel geworden voor Dafoe.

De familie opende afgelopen zomer opnieuw de deuren, en hield een fonsenwervingsactie voor ME/CVS die ongeveer 100 mensen aantrok, waaronder de burgemeester van Palo Alto, en veel aandacht van de media.

Elk lid van het gezin – onder leiding van Dafoe toen hij de kracht nog had – is een ME/CVS-activist geworden, fondsen werven voor onderzoek, het publieke bewustzijn verbeteren van de ziekte, media interviews geven en Davis steunen in zijn missie om een geneesmiddel te vinden.

“Ron voelt enorm veel verantwoordelijkheid en stress,” zegt Janet Dafoe, eraan toevoegend dat de aortaklep van haar man in december 2015 vervangen is, en zo snel als hij maar enigszins kon teruggekeerd is naar zijn onderzoek. “Hij moet ook zijn andere subsidies in de lucht houden. Hij brengt alle uren dat hij wakker is en die hij kan, door met het nadenken over onderzoek naar ME/CVS.”

In 2013 lanceerde Davis het Stanford Chronic Fatigue Research Center, dat binnen het Stanford Genome Technology Center opereert. Als directeur van de wetenschappelijke adviesraad voor de Open Medicine Foundation, wiens missie het is om een diagnose, behandeling en een geneesmiddel te vinden voor ME/CVS, stelde hij een team van wetenschappers van Stanford, Harvard en andere instituten samen en hielp de stichting om meer dan 2 miljoen dollar aan donaties op te halen. De donaties stelden het team in staat om in februari een studie m.b.v. “big data” te lanceren met 20 huisgebonden patiënten met ernstige ME/CVS. Hij heeft sommige van ‘s werelds topwetenschappers voor een denktank samengebracht om aan het probleem te werken, waaronder Nobelprijswinnaar Paul Berg, PhD, emeritus professor in de scheikunde aan Stanford, en James Watson, PhD, emeritus rector van Cold Spring Harbour Laboratory; en Stanford collega’s Craig Heller, PhD, professor in de biologie, en Michael Snyder, PhD, hoofd van de afdeling genetica.

Maar vooruitgang richting het ontdekken van een geneesmiddel voor ME/CVS, of zelfs een oorzaak, gaat veel te langzaam voor een vader wiens zoon ernstig ziek is. Net als andere wetenschappers die nieuw onderzoeksterrein betreden om een geliefde te helpen, oefent Davis extra druk uit om resultaten te krijgen. Tweemaal heeft hij aanvragen ingediend voor financiering van ME/CVS-onderzoek bij de NIH, zonder succes.

“Het is een enorme druk,” zegt hij. “Wij moeten dit erg snel uitzoeken, omdat miljoenen mensen er onder lijden en mijn zoon stervende is.”

Om je de toestand te kunnen voorstellen van Davis’ geest als hij nadenkt over ME/CVS, helpt het om te kijken naar een complexe kaart die opgeslagen is op de computer van Laurel Crosby in de kelder van het Stanford Genome Technology Center. Crosby, PhD, een technisch onderzoeksmedewerker, die in het labo van Davis werkt, heeft er drie jaar over gedaan om te proberen om Dafoe’s symptomen van ME/CVS in moleculaire mechanismen op te breken. De kaart is een weergave van de belangrijkste chemische processen die aan het werk zijn in het lichaam van Dafoe. Het lijkt op een raadselachtige punt-naar-puntpuzzel waarin iets verkeerd is gegaan. Alle lijnen zijn verbonden maar er komt geen plaatje tevoorschijn. Probeer je nu voor te stellen dat deze enorme punt-naar-puntpuzzel, een kaart van menselijke metabolische reactiepaden, in drie dimensies roteert. Het is deze structuur die constant in Davis’ verbeelding ronddraait. Hij zoekt naar gaten, naar ontbrekende onderdelen, naar antwoorden.

“Dit is de uitgeschreven biochemie van Whitney,” zegt Crosby, wijzend naar het computerscherm. “Je kunt bewijs zien van tekorten aan vitamines en voedingsstoffen omdat hij intraveneus gevoed wordt. Je kunt tekorten zien in metabolieten die verondersteld worden energie te produceren. De vraag is of de machine zelf kapot is, of dat het systeem alleen maar zonder benzine zit.”

“Als je kijkt naar de metabolische testen van Whitney, is het verbazingwekkend dat zijn lichaam zelfs maar werkt,” zegt Davis. Van de 700 meetbare biochemicaliën of “metabolieten” die op de kaart zijn geprint – waaronder aminozuren, koolhydraten, lipiden en nucleotiden –heeft Dafoe abnormale niveaus van 193. “Misschien houden lage metabolietenniveaus hem ziek?”

Net als Crosby denkt Davis dat het energieproducerende systeem een veelbelovende aanwijzing bevat. Hij brengt een groot gedeelte van zijn tijd door met nadenken over het onvermogen van de energieproducerende structuren in de cellen van zijn zoon, de mitochondriën, om hun werk te doen.

“Alles wijst op disfunctionele mitochondriën,” zegt Davis. “Maar wat is de moleculaire reden voor de disfunctie? Gezien eht feit dat er meer dan 1600 genen bij de werking van de mitochondriën betrokken zijn, is het vinden wat er verkeerd is een uitdagende taak. Een soort van infectie of trauma of stress zou een reeks gebeurtenissen in gang kunnen zetten, die er de oorzaak van zijn dat het lichaam in een veranderde toestand terecht komt.



Ron Davis draait dagelijks een shift waarin hij voor zijn zoon zorgt, die ME/cvs heeft, en geeft zo zijn vrouw een broodnodige pauze. Zoon Whitney Dafoe bedankt met uitgescheurde hartjes.

Davis vermoedt dat het antwoord op het ME/cvs-raadsel ergens in zijn moleculaire basis ligt. In zijn labo zoeken onderzoekers naar antwoorden in het metabolische systeem. Maar hij onderzoekt alle mogelijkheden; andere wetenschappers die hij heeft gerekruteerd – van Stanford, de University of Utah, Harvard University, de University of California, San Diego en andere onderwijsinstellingen – verlenen hun expertise aan het onderzoeken van andere systemen van het lichaam, waaronder het immuunsysteem en het zenuwstelsel. Tot dusverre leiden de bloedmonsters van Dafoe dit onderzoek – zijn volledige genoom is gesequenced.

“Nieuwe technologie stelt ons in staat om een echt groot net uit te werpen,” zegt Mark Davis, PhD, professor in de microbiologie en immunologie aan Stanford, die Dafoes infectiebestrijdende T-cellen scant op afwijkingen, evenals het zoeken naar andere aspecten van het immuunsysteem. “Sommigen zouden het een “fishing expedition” (nvdr. onderzoek zonder concreet aanknopingspunt) noemen. Maar fishing expeditions vangen ook vis.”

De hoop is dat de resultaten van de onlangs gelanceerde studie naar 20 ernstig zieke ME/CVS-patiënten van het Open Medicine Institute in Mountain View – een medische groepspraktijk die onderzoek doet en zorg biedt voor patiënten met chronische ziekten – het formaat van het net zullen vergroten.

“Je zou kunnen zeggen dat Whitney de inspiratie is geweest voor deze studie,” zegt Andreas Kogelnik, MD, PhD, een specialist infectieziekten en directeur van het Open Medicine Institute. De studie brengt met zich mee dat men huisbezoeken bij de patiënt doet om monsters van biovloeistoffen af te nemen – de makkelijk toegankelijke, zoals bloed, urine, speeksel en ontlasting – en deze dan vergelijkt met die van de gezonde proefpersonen. Deze groep van ME/CVS-patiënten die eerder nog niet werden bestudeerd omdat zij zo moeilijk bereikbaar zijn, maakt de grootste kans om de sterkste moleculaire signalen van de ziekte te tonen, zegt Ron Davis.

Kogelnik, die Dafoe en honderden andere ME/CVS-patiënten behandelt, weet uit eerste hand hoe moeilijk het is om onderzoeksfinanciering voor de ziekte te krijgen, en hoe moeilijk het is om patiënten te behandelen. Iemand van het kaliber van Ron Davis te krijgen, die zijn invloed en aandacht naar deze ziekte toe brengt, heeft een verschil gemaakt, zegt Kogelnik. Niet alleen heeft het geholpen om geld in te zamelen voor deze specifieke studie, het heeft geholpen om legitimiteit te verwerven voor een ziekte die worstelt om acceptatie te krijgen. Davis’ technologische uitvindingen, die geholpen hebben om in de afgelopen 20 jaar het terrein van de genetica te vormen, zullen ook een verschil maken, zegt hij.

“Deze genetische chip werd in het labo van Ron ontworpen,” zegt Kogelnik. Hij is in zijn Mountain View labo, en houdt een dunne, rechthoekige DNA-microarray, of genetische chip, tussen zijn duim en wijsvinger. De genetische chip is een verzameling van microscopische spots DNA vastgemaakt aan een stevig glazen oppervlak. Het bevat een reeks van 70.000 verschillende genetische onderdelen, zegt Kogelnik, dat het onderzoekers mogelijk zal maken om te testen welke genen aan- of uitgezet zijn in een specifiek DNA-monster dat op de chip vastgehecht is. Deze technologie zal gebruikt worden om de monsters van de biovloeistoffen van de 20 patiënten in de studie naar ME/CVS te onderzoeken. Deze resultaten zullen met ME/CVS-onderzoekers worden gedeeld. De uitvindingen van Davis maken de cirkel weer rond, terugkerend om hem te helpen om een geneesmiddel te vinden dat zijn zoon zou kunnen redden.

Op een namiddag niet lang geleden zit Davis achter een bureau in zijn kantoor in het Genome Technology Center, en bereidt zich voor om naar huis te rijden voor zijn middagsessie om voor Dafoe te zorgen. Hij is in een oude jeans en sneakers gekleed; zijn grijze baard, bril en vriendelijke gedrag geven hem een grootvaderlijke uitstraling. De oude, bruine hoed wacht op hem op het bureau.

Maar Davis wil een moment nemen om een verhaal over zijn jeugd te vertellen. Het is een verhaal van hoop. Als jongen kocht Davis chemicaliën in de plaatselijke drogisterij om brandstof te maken voor de raketten die hij afschoot in het veld achter zijn huis in een landelijk gebied in Illinois. Hoewel hij dyslexie had, en zijn leraren en vader hem zeiden dat hij nooit zou voldoen voor het college, wist hij dat zijn brein enkele geweldige dingen kon doen. Toen hij 14 was, sloop hij ‘s nachts de plaatselijke collegebibliotheek in om scheikundige en natuurkundige tijdschriften te lezen en hij kreeg zijn oudere zus zo ver dat zij hem de wiskunde voor gevorderden leerde, die zij op school kreeg, deels zodat hij betere brandstof voor betere raketten kon maken, maar vooral gewoon voor het plezier.

Het was een chronische ziekte – een die hem voor een groot deel van zijn jeugd bedlegerig maakte – die uiteindelijk de loop van zijn toekomst veranderde, en zijn aandacht afleidde van raketwetenschap naar geneeskunde. Davis liep een geval van reumatische koorts (acuut reuma) op toen hij een jaar oud was, die nooit echt verdween. Het kwam misschien wel 200 keer terug gedurende zijn jeugd in de vorm van een streptokokkeninfectie in de keel, gepaard met hoge koorts, pijnlijke gezwollen gewrichten en ontsteking. Gevangen in bed, speelde Davis denkspelletjes om zichzelf af te leiden van de pijn en de verveling. Hij verzon nieuwe drie dimensionale werelden om in te ontsnappen.

Ron Davis en Janet Dafoe hebben de achterkant van hun huis omgebouwd tot een soort ziekenhuisvleugel, maar het blijft een thuis. Ze kijken door een sleutelgat of hun zoon een teken geeft dat hij er klaar voor is dat ze binnenkomen.

“Ik stelde mijzelf voor dat ik buiten mijn lichaam was,” zegt hij. “Als ik daar eenmaal was, kon ik overal naar toe gaan. Het was zo echt. Ik kon de kamer verkennen als een mier. Ik kon in het stopcontact glijden en het netwerk verkennen. Het moet wel een soort zelfhypnose geweest zijn. Ik moest beelden in 3D scheppen. Ik zou dingen in mijn brein ronddraaien. Iets ruimtelijks was altijd erg makkelijk voor mij.

“Op een dag voelde ik mij absoluut miserabel met hoge koorts. De plattelandsdokter kwam binnen met zijn kleine zwarte tas en zei, ‘Ik heb iets nieuws.’ Dat maakte zeker een grote indruk op mij. Hij injecteerde mij met penicilline. Een half uur later was het net een wonder. Ik was helemaal beter.

Ik dacht, o mijn god, kan geneeskunde dit doen? En het is een nieuwe technologie. Het bepaalde mijn koers toen.”

Om 14.30 ‘s middags is Davis weer thuis, gooit zijn hoed op het aanrecht en loopt opnieuw door de verduisterde gang om zijn post in te nemen buiten de slaapkamerdeur van zijn zoon. Deze shiften geven zijn vrouw de broodnodige pauze in haar zorgen voor hun zoon bijna de klok rond. Toen Dafoe zieker werd, werden de dozen injectiespuiten en medicijnflessen in de keuken vermenigvuldigd. Verpleegkundigen en thuisverzorgers komen en gaan constant. De scherpe geur van antiseptica vult de kamer. Ashley, een eerstehulpverlener, zorgde fulltime voor haar broer voor ongeveer een jaar nadat zij afgestudeerd was aan de universiteit. Ze helpt nog steeds zo veel als zij kan mee, staat hen bij in noodsituaties, blijft bij haar moeder slapen als haar vader op reis is en brengt haar ouders eten.

Janet Dafoe heeft tientallen notitiekaartjes gespaard die door haar zoon vanop zijn ziekbed werden geschreven toen hij nog steeds de energie had. In januari 2015 probeerde hij aan zijn ouders uit te leggen hoe het was als zij zijn kamer binnenkwamen, waarom hij tijd nodig had om zich voor te bereiden. Hij schreef:

Iemand in de kamer voelt alsof de wind DOOR mij heen blaast en mij weg trekt alsof ik van zand ben gemaakt en weggeblazen word… Uitputtend maar het gaat dieper dan het zou moeten. Er is geen onderdeel van mij dat er veilig voor is. Ik denk dat het alleen maar komt omdat ik zo weinig energie heb. Als ik alleen ben, kan ik het behappen en langzaam denken, minder mentale energie gebruiken….

En zo blijft Davis in de gang zitten, wachtend op een teken om binnen te komen.

“Als je eenmaal in de kamer bent, beweegt hij gewoon totaal niet,” zegt Davis. Dafoe draagt een koptelefoon om elk geluid buiten te sluiten. Hij verstopt zijn ogen onder de klep van zijn pet. “Hij ziet je niet, maar hij weet dat je er bent. Ik weet niet wat hij doet om niet te reageren.”

“Hij bracht een jaar in India door. Hij was gefascineerd door Boeddha. Dat is wat mij doet denken dat hij misschien mediteert om met de pijn en de isolatie om te gaan,” zegt Davis. Die helder gekleurde Tibetaanse gebedsvlaggen die de veranda versieren, werden meegebracht van Dafoes reis naar India.

Sinds Dafoes ambulancetrip naar het ziekenhuis in december, hebben zijn ouders geprobeerd om voedingssupplementen aan zijn dieet toe te voegen door middel van een voedingssonde die in zijn darmen geïmplanteerd is om hem te ontwennen van de IV en ontbrekende metabolieten toe te voegen. Tot dusver heeft zijn lichaam de meeste pogingen om voedingssupplementen toe te voegen, afgewezen; zij veroorzaken ondraaglijke buikpijn en misselijkheid. Maar zijn ouders blijven hoopvol.

“Kijk maar naar zijn labtesten, hij is ongelooflijk sterk als al deze dingen niet goed zijn bij hem en hij nog steeds in leven is,” zegt Davis.

“Ik heb veel respect voor hem,” zegt Davis. Hij heeft weet van andere ernstig zieke ME/CVS-patiënten die zelfmoord hebben gepleegd. Maar Dafoe is vastbesloten om te doen wat hij maar kan om te helpen om een geneesmiddel te vinden voor ME/CVS.

“Hij hoopt om dit voor iedereen met ME/CVS te kunnen doen,” zegt Davis. Dan pauzeert hij. “Ik heb hem verteld dat het een tijdje zou duren.”

Tracie White is een wetenschappelijk schrijfster voor de Office of Communication & Public Affairs van de faculteit geneeskunde. Email haar op tracie.white@stanford.edu

© Stanford Medicine. Vertaling Meintje, redactie Zuiderzon en Abby, ME-gids.


Onderzoek naar ME/CVS aan Stanford

Door Kris Newby, Stanford Medicine, voorjaar 2016

Er is niets gemakkelijk aan het onderzoeken van ME/CVS. Er is geen duidelijke ziektedefinitie, geen diagnostische test en niet voldoende financiering door de regering om die eerste twee problemen op te lossen. Dat is waarom twee studies die door onderzoekers van Stanford worden geleid, grotendeels gefinancierd door particuliere giften, ME/CVS-patiënten hoop geven.

Het Stanford ME/CFS Initiative, dat bestaat uit onderzoekers van meerdere universiteiten, is verschillende jaren bezig met het analyseren van een biomarker in het bloed van 200 ME/CVS-patiënten en 400 gezonde controlepersonen gematcht volgens leeftijd en geslacht, onder leiding van Dr. Jose Montoya, professor in de geneeskunde, en Mark Davis, PhD, professor in de microbiologie en immunologie. De eerste door het team gepubliceerde studie identificeerde 12 verhoogde cytokines, de infectiebestrijdende eiwitten in het bloed, die zouden kunnen dienen als potentiële markers voor ernst van de ziekte. Ander onderzoek ontdekte structurele hersenafwijkingen bij de ME/CVS-patiënten, die een andere diagnostische mogelijkheid belicht. En nu analyseren teamleden het bloed en het gastro-intestinaal microbioom op bacteriën, virussen en andere factoren die immunologische verstoringen zouden kunnen uitlokken.

De tweede is een studie m.b.v. “big data” omtrent een bredere en diepere analyse van 20 ernstig zieke ME/CVS-patienten. Onderzoekers onder leiding van Ron Davis, PhD, professor in de biochemie en in de genetica, verzamelen monsters van bloed, urine, speeksel, zweet en ontlasting, naast het monitoren van slaap, hersensignalen en cognitieve pestaties. Zich baserend op genoomanalyse en een internationaal team van experts, heeft Davis tot doel om een volledig beeld te creëren van wat er aan de hand is binnenin ME/CVS-patienten. (Zie het hoofdartikel voor details.)

In oktober 2015 kwam er goed nieuws voor onderzoekers van ME/CVS, toen de National Institutes of Health een initiatief aankondigde om ME/CVS-onderzoek nieuw leven in te blazen. Het NIH lanceerde een interne studie om biomarkers voor ME/CVS te identificeren en verhoogde het jaarlijkse onderzoeksbudget met 1 miljoen dollar, tot 7 miljoen dollar in 2016. De onderzoekers van Stanford hopen om deze financiering te kunnen aanboren om te kunnen doorgaan met het bestuderen van ME/CVS en manieren om dat de diagnosticeren en te behandelen.

Kris Newby is de communicatiemanager voor Spectrum, het Stanford Center for Clinical and Translational Research and Education. E-mail haar op krisn@stanford.edu. E-mail de auteur.

© Stanford Medicine. Vertaling Meintje, redactie Zuiderzon en Abby, ME-gids.


Missie van Stanford-wetenschappers om het mysterie van ME/CVS te helpen oplossen, biedt hoop aan patiënten

Tracie White, Stanford Medicine, 23 mei 2016



Foto door Timothy Archibald

Bij het schrijven van mijn verhaal, “De raadseloplosser” over Stanford-wetenschapper Ron Davis, PhD, en zijn race om het biochemische raadsel van ME/CVS op te lossen – de ziekte die zijn zoon, Whitney Dafoe, treft – was ik niet in staat om Dafoe te interviewen.

Dafoe, 32, is al 3 jaar bedlegerig, en zoals het artikel in Stanford Medicine magazine uitlegt, is hij door zijn ziekte te zwak om te spreken, schrijven of zelfs maar naar muziek te luisteren:

Al drie jaar is Whitney Dafoes wereld een verduisterde kamer aan het einde van een gang achteraan zijn ouderlijk huis. Een verraderlijke ziekte, een zonder bekende oorzaak of remedie, heeft langzaam zijn leven gestolen, waarbij zijn lichaam in een gevangenis veranderd is. Hij eet niet. Een intraveneuze lijn levert hem voedingsstofen en vloeistoffen en medicijnen om hem in leven te houden. Hij spreekt niet. Hij is niet in staat om te schrijven. Elke beweging put hem uit. Oogcontact doet hem pijn. Hij kan het zelfs niet verdragen om aangeraakt te worden.

Aangezien ik niet met Dafoe kon spreken, belde ik Laura Hillenbrand op, auteur van de bestsellers Seabiscuit en Unbroken die al 29 jaar met ME/CVS leeft en veel van die jaren in bed doorgebracht heeft. Ik vroeg haar wat het is om een ernstige vorm van deze ziekte te hebben. “De uitputting is zo diepgaand dat het moeite kost om te ademen, moeite kost om daar gewoon te liggen, het kost elke mogelijke inspanning om gewoon in leven te blijven,” vertelde ze me. “Dit kan maanden of jaren duren…Je moet dus zo voorzichtig zijn met elk klein beetje energie.”

Wat ik niet in mijn verhaal opgenomen had, waren Hillenbrands woorden over hoeveel ze geleden heeft, niet alleen van de ziekte, maar van niet geloofd te worden door haar familie of artsen dat ze werkelijk ziek was. Als gevolg van het ontbreken van een labotest om CVS vast te stellen, en zijn vaak misleidende naam, worden Hillenbrand en zoveel anderen zoals haar – inclusief Dafoe – vaak bestempeld als simulanten. Dokters weigeren om patiënten te behandelen, overheden weigeren om ME/CVS-onderzoek te financieren, vrienden verdwijnen. En dit maakte deel uit van de motivitatie van Davis om zijn belangrijke wetenschappelijke vaardigheden om te zetten in het ontrafelen van het mysterie van de moleculaire mechanismen achter ME/CVS. Zoals ik schreef:

Het is een raadsel waar Davis dag na dag over piekert, waarbij zijn geest voortdurend gonst in de hoogste versnelling, en voortdurend door data heen schakelt, hypothetiseert, analyseert.

‘s Nachts droomt hij van wetenschappelijke experimenten. Elke morgen wordt hij hoopvol wakker, met een nieuw aanknopingspunt om het raadsel op te lossen, of een dood spoor om te verlaten, en dan gaat hij weer aan het werk.

Sinds de publicatie van mijn artikel, die vorige week (dd. half mei 2016) werd uitgeroepen tot een van de Top 5 Longreads van de week, ben ik overweldigd door e-mails van lezers met ME/CVS en de familieleden die hen ondersteuenen, die dezelfde gevoelens steeds weer opnieuw herhaalden. Hun boodschap aan Davis: Dank u om ons te geloven, dank u om geloofwaardigheid te brengen voor deze vreselijke ziekte, en dank u om te pushen voor antwoorden door middel van onderzoek.

“Ik realiseer me date en remedie misschien niet in mijn leven zal gebeuren, maar waar ik op hoop en voor bid, is een diagnostische tool zodat degene onder ons die getroffen zijn, kunnen bewijzen dat we geen dingen verzinnen of lui zijn…dat we werkelijk ziek en moe zijn van ziek en moe te zijn” e-mailde een patiënt die in het Verenigd Koninkrijk leefde en de diagnose ME/CVS kreeg in 2012 na een jaar verteld te worden “dat het allemaal tussen mijn oren zat”.

“Ik wist niet dat er zo’n persoon als Ron Davis was die zo hard werkt”, e-mailde een andere patiënt van Santa Cruz, Californië. “Het geeft enige hoop voor ons die aan ME/CVS lijden…”

Davis heeft deze verhalen gehoord, en hij begrijpt de wanhop. Zoals hij mij vertelde: “Het is een enorme druk. We moeten dit heel snel uitzoeken, omdat miljoenen mensen lijden en mijn zoon stervende is.”

© Stanford Medicine. Vertaling ME-gids, redactie Abby, ME-gids.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
2
3
4
Geen Evenementen
Recente Links