Bron:

| 6316 x gelezen

Door Vincent Racaniello

Al meerdere keren in de geschiedenis is er gedacht aan een virus als onderliggende oorzaak van de ziekte ME/CVS. De laatste keer was in 2009, toen het virus XMRV in het bloed van een aanzienlijk aantal patiënten werd gevonden. Het spoor loopt echter iedere keer weer dood. Bij de ziekte AIDS kon wel vrij snel worden aangetoond welk virus de ziekte veroorzaakte. Wat is het verschil tussen deze twee ziektes en waarom verliep het onderzoek naar AIDS relatief snel en stagneert het onderzoek naar ME/CVS?

Toen er in 2009 een nieuw virus met de naam XMRV in het bloed van ME/CVS-patiënten werd gevonden, nam de hoop toe dat de lang gezochte oorzaak van de ziekte, waarvan het belangrijkste kenmerk extreme uitputting is die ten minste zes maanden aanhoudt, eindelijk gevonden was.

Maar de hypothese dat dit virus weleens de oorzaak van de ziekte zou kunnen zijn, is in de afgelopen maanden volledig verworpen.

Het feit dat deze hypothese openlijk werd verworpen, herinnert aan een virus dat wel succesvol als oorzaak van een mysterieuze ziekte werd aangewezen: het geval van HIV en AIDS. Maar waarin verschillen de ziektes ME/CVS en HIV/AIDS eigenlijk?

Hoe kon het gebeuren dat het ene virus door rigoureuze laboratoriumtesten en epidemiologie als oorzaak kon worden aangewezen en het andere virus niet?

De eerste vermoedens van de ziekte die nu AIDS heet, ontstonden in de zomer van 1981 in Los Angeles. In de uitgave van 5 juni 1981 van ‘Morbidity and Mortality Weekly Report’ werd gesproken over 5 homoseksuele mannen met PCP-longontsteking, een ziekte die normaal gesproken alleen voorkomt bij personen met een verzwakt immuunsysteem.

In het artikel werd de mogelijkheid geopperd dat het om een immuundisfunctie zou kunnen gaan die in verband zou staan met een blootstelling aan iets wat mensen kwetsbaar maakt voor opportunistische infecties. Al gauw werden er onder homoseksuele mannen in andere stedelijke gebieden gevallen van PCP-longontsteking en Kaposi-sarcoom, een zeldzame vorm van huidkanker, gesignaleerd.

De Amerikaanse centra voor ziektebestrijding en -preventie (CDC) stelden een eenvoudige gevalsdefinitie op – Kaposi-sarcoom of opportunistische infecties – en begonnen ziekenhuisarchieven na te lopen. Gaandeweg werd de definitie aangepast, maar in het begin werd er gesproken over een aanhoudende epidemie met homoseksuele mannen en intraveneuze drugsgebruikers als risicogroep.

Het jaar daarop werd de nieuwe ziekte AIDS genoemd en al gauw raadde de Amerikaanse Gezondheidsdienst mensen uit de risicogroepen af om bloed of plasma te doneren.

Al gauw werd bekend gemaakt dat moeders de ziekte konden overdragen aan hun baby’s en dat de ziekte ook door heteroseksueel contact kon worden overgedragen.

In de herfst hadden bijna 700 mensen in de Verenigde Staten de diagnose AIDS gekregen, waarvan er inmiddels bijna 300 waren overleden. De CDC en de Wereldgezondheidsorganisatie werkten samen om wereldwijde gegevens over de ziekte te publiceren en er werden aanbevelingen gedaan om verspreiding te voorkomen.

Gedurende de eerste jaren wees de epidemiologie van AIDS op een infectieuze oorzaak en in 1983, zo’n twee jaar na de identificatie van de ziekte, werd er een nieuw retrovirus geïdentificeerd via een patiënt die het risico had AIDS te ontwikkelen.

Een jaar later werd er een commerciële bloedtest ontwikkeld die het mogelijk maakte omvangrijke studies uit te voeren die duidelijk aantoonden dat het virus, later “humaan immuundeficiëntievirus type 1 (HIV-1)” genoemd, de oorzaak was van AIDS. Deze conclusie werd nog eens bevestigd nadat ziekenhuispersoneel, dat per ongeluk in aanraking was gekomen met naalden met HIV-besmet bloed, AIDS kreeg.

In 1987 werd het eerste anti-HIV medicijn, azidothymidine of AZT, goedgekeurd voor de behandeling van AIDS. Tegenwoordig zijn er meer dan 20 goedgekeurde anti-HIV medicijnen. Wanneer deze in combinaties van drie worden gegeven, wordt het opkomen van tegen medicatie resistent zijnde virale varianten geminimaliseerd, waardoor AIDS in plaats van een doodvonnis nu een levenslange chronische ziekte is.

Het verhaal van ME/CVS, doorgaans gedefinieerd als vermoeidheid/uitputting die minimaal zes maanden aanhoudt, dat niet verlicht wordt door rust en gepaard gaat met andere specifieke symptomen, is duidelijk anders.

Dit syndroom werd ook voor het eerst vastgesteld in Los Angeles, maar in dit geval in 1934. Er waren enkele opeenvolgende, sporadische uitbraken. DA Henderson schreef in 1959 over enkele van deze uitbraken. Hij constateerde dat vrouwen vaker getroffen werden en suggereerde dat er een virus bij betrokken zou kunnen zijn.

In de jaren 80 vond Daniel Peterson antilichamen tegen het Epstein-Barrvirus (EBV) in het bloed van een groep ME/CVS-patiënten in Incline Village in de Amerikaanse staat Nevada.

De CDC werden betrokken bij het onderzoek, maar waren niet in staat te bevestigen dat er altijd antilichamen van dit virus in het bloed van patiënten aanwezig waren. In een daaropvolgend patiënt-controleonderzoek kon EBV niet aangewezen worden als zijnde de oorzaak van de ziekte, welke vervolgens de naam chronisch vermoeidheidssyndroom kreeg.

De zoektocht naar de veroorzaker van ME/CVS heeft nog altijd niets opgeleverd. Naast EBV is een scala aan andere virussen aangetroffen bij ME/CVS-patiënten, waaronder enterovirussen, mazelvirus, herpesvirussen en HTLV-II. Geen van deze virussen is echter consequent gevonden bij ME/CVS-patiënten en daarom worden ze niet beschouwd als zijnde de oorzaak van de ziekte.

De mogelijkheid van een virale oorzaak van ME/CVS kwam in 2009 weer naar voren toen een retrovirus met de naam XMRV in het bloed van een aanzienlijk aantal ME/CVS-patiënten werd gevonden.

Een tweede laboratorium identificeerde vervolgens murine leukemie-gerelateerde retrovirussen in het bloed van ME/CVS-patiënten. Veel andere laboratoria konden deze bevindingen echter niet bevestigen en beide studies zijn ingetrokken.

Waarom hebben de verhalen van AIDS en ME/CVS zo’n verschillende afloop? Eén van de redenen is dat het erg moeilijk is geweest om tot een eenduidige klinische definitie van ME/CVS te komen.

Aanvankelijk was de gevalsdefinitie bij AIDS eenvoudig:“Kaposi-sarcoom of opportunistische infecties”. Hierdoor konden nieuwe gevallen snel en accuraat worden geïdentificeerd, vooral door verschillende onderzoeksgroepen door het hele land.

Dit leidde tot het vaststellen van risicofactoren en de epidemiologische gegevens die dankzij dit onderzoek verzameld konden worden, maakten het erg aannemelijk dat er een infectieuze ziekteverwekker bij betrokken zou zijn. De zoektocht naar de veroorzakende ziekteverwekker werd hierdoor versneld.

De gevalsdefinitie van ME/CVS is in de loop der tijd meerdere keren aangepast. Wanneer verschillende onderzoeksgroepen verschillende definities voor een ziekte gebruiken, wordt het moeilijk om bevindingen te vergelijken.

Het meest belangrijk  is het feit dat er geen graadmeter of diagnostische test bestaat die kan worden gebruikt om ME/CVS aan te tonen. Aangezien het diagnosticeren van ME/CVS een lang en moeilijk proces is, verschillen de patiëntengroepen die door de verschillende onderzoekers worden vastgesteld onderling, wat leidt tot verschillende bevindingen, verwarring en strijd.

AIDS daarentegen was vlug identificeerbaar en makkelijk te diagnosticeren toen men eenmaal een bloedtest voor HIV had ontwikkeld.

Een ander probleem is dat de Amerikaanse centra voor ziektebestrijding en -preventie (CDC) in tegenstelling tot hun uitstekende werk bij AIDS, vastliepen bij de aanpak van ME/CVS.

De CDC hebben het bewijs dat ME/CVS een organische ziekte is genegeerd en hebben het onderzoeksgeld besteed aan onderzoek naar psychiatrische en trauma-gerelateerde oorzaken in plaats van naar oorzaken van infectieuze oorsprong.

De organisatie heeft ook geld dat bestemd was voor ME/CVS voor andere doeleinden gebruikt. Door deze en andere misstappen werd de ME/CVS-gemeenschap buitengesloten, het tegenovergestelde van wat de CDC hadden bereikt bij de AIDS-gemeenschap.

Gedeeltelijk dankzij de gestandaardiseerde gevalsdefinitie van AIDS, verliep de identificatie van een kandidaatvirus relatief snel. Het bepalen van diens rol in de ziekte werd vergemakkelijkt door de ontwikkeling van een bloedtest, die kon worden gebruikt om aan te tonen dat HIV-1 AIDS veroorzaakte.

De relatie tussen HIV en AIDS werd verder bevestigd door de ontwikkeling van antivirale medicatie die virusreplicatie tegenging en hielp om de symptomen van de ziekte te verminderen.

Waarom zijn onderzoekers er niet in geslaagd om een virus achter ME/CVS te identificeren? Het komt niet door gebrek aan geschikte technologie. Die is namelijk sinds de jaren 80 aanzienlijk verbeterd door de ontwikkeling van Polymerase kettingreactie (PCR) en snelle DNA-sequentie.

Een mogelijke verklaring voor dit dilemma zou zijn dat ME/CVS niet door een infectieuze ziekteverwekker wordt veroorzaakt. Er is echter aannemelijk bewijs voor een infectieuze ziekteveroorzaker, waaronder het feit dat er soms uitbraken van de ziekte zijn.

Verder beginnen de symptomen in veel gevallen met een griepachtige ziekte.

Daarbij is ME/CVS een heterogene ziekte en het kan zijn dat de ziekte veroorzaakt wordt door meerdere verschillende ziekteverwekkers of een combinatie van virussen en niet-infectieuze omstandigheden.

Een andere mogelijkheid is dat een infectie een reactie van het immuunsysteem in gang zet die uit de hand loopt en tot ME/CVS-symptomen leidt.

Dit scenario impliceert dat in ieder geval een deel van de ME/CVS-patiënten onderliggende gebreken in hun immuun regulatie hebben. Als dat waar is, zal het erg moeilijk zijn het virus dat hieraan ten grondslag ligt te identificeren omdat het waarschijnlijk al niet meer in het systeem van de patiënt zit op het moment dat de ME/CVS-symptomen zich aandienen.

Terugkijkend is het duidelijk dat de eigenschappen van AIDS ervoor zorgen dat het een gemakkelijk te begrijpen ziekte is. Het onderzoek naar ME/CVS wordt vertroebeld door niet-wetenschappelijke problemen, maar uiteindelijk is de belangrijkste reden waarom we deze ziekte niet begrijpen het feit dat het een buitengewoon complexe ziekte is.

Maar daar heeft een goede wetenschapper zich nog nooit door laten tegenhouden.


Vincent Racaniello is Higgins Professor in Microbiologie & Immunologie aan de Universiteit van Colombia waar hij de leiding heeft over onderzoek naar virussen die gewone verkoudheden en polio veroorzaken. Hij doceert virologie aan afgestudeerde, geneeskunde-, tandheelkunde- en verpleegkundestudenten. Ook schrijft hij over virussen op virology.ws.

Afbeelding: HIV (groen) komt uit een geïnfecteerde cel. Met dank aan C. Goldsmith / CDC 

© Vertaling ME/cvs Vereniging van “A tale of two viruses: Why AIDS was pinned to HIV, but chronic fatigue remains a mystery” (Vincent Racaniello, Discover Magazine, 12 januari 2012) [PDF]

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
1
2
Geen Evenementen
Recente Links