Simon McGrath, ME/CFS Research Review, 26 april 2018
In Amerika zijn de dingen aan het veranderen voor onderzoek naar ME/CVS nu vier nieuwe samenwerkingsverbanden opgezet zijn en aan de slag gaan.
In september vorig jaar kondigden de National Institutes of Health (NIH) 35 miljoen dollar financiering aan om drie nieuwe samenwerkingsverbanden voor onderzoek naar ME/CVS en een ondersteunend datacentrum op te zetten. Sindsdien heeft de Open Medicine Foundation (OMF) gezegd dat het van plan is om 5 miljoen $ te investeren om een vierde onderzoekssamenwerking te financieren aan Stanford.
Dus dat zijn vier nieuwe samenwerkingsverbanden gevestigd in toonaangevende instituten, met behulp van toponderzoekers en –clinici en ondersteund door een aanzienlijke hoeveelheid geld. De samenwerkingsverbanden zullen geavanceerde technologie gebruiken en grote, goed gedefinieerde patiëntensteekproeven. Alles samengeteld, betekent dit een ommekeer voor biomedisch onderzoek in de Verenigde Staten, dat hierdoor ver voor ligt op de rest van de wereld.
De door de NIH gefinancierde samenwerkingen zijn:
- Het Center for Solutions for ME/CFS onder leiding van Dr. Ian Lipkin en gevestigd op de Columbia University in New York City.
- Het Cornell ME/CFS Collaborative Research Center onder leiding van Dr. Maureen Hanson aan de Cornell University, Ithaca, New York State.
- Het Jackson Laboratory ME/CFS Collaborative Research Center onder leiding van Dr. Derya Unutmaz en gevestigd in Connecticut.
En het ondersteunend centrum voor de groepen van de NIH is het Data Management and Coordinating Center onder leiding van Dr. Rick Williams aan het Research Triangle Institute in North Carolina.
Elke door de NIH gefinancierde samenwerking kreeg ongeveer 10 miljoen $ elk over 5 jaar, met ongeveer 5 miljoen $ voor het datacentrum.
Dr. Francis Collins, directeur van de NIH, zei dat de samenwerkingsverbanden zouden “leiden tot kennis over de oorzaken en manieren om mensen te behandelen die getroffen zijn door deze mysterieuze, hartverscheurende en slopende ziekte.” Alle samenwerkingsprojecten hebben gezegd dat ze de mechanismen van de ziekte willen begrijpen om behandelingen te ontwikkelen en biomarkers te identificeren.
- Het ME/CVS onderzoekscollaboratief aan de Stanford University zal geleid worden door Dr. Ron Davis en gefinancierd door OMF via donaties die het ontvangt van patiënten en sympathisanten.
De vier samenwerkingsprojecten
Het Center for Solutions for ME/CFS zal onder leiding van Ian Lipkin onderzoeken of bacteriën, virussen en schimmels van het darmmicrobioom de ziekte aansturen.
Het microbioom kan tot een ziekteproces leiden door het immuunsysteem te activeren of zelfs door chemicaliën (metabolieten) te produceren die dan in het bloed terechtkomen, waar ze het centraal zenuwstelsel zouden beïnvloeden. Het samenwerkingsverband zal gebruik maken van de modernste technologieën zoals DNA-sequencing om te kijken naar darmbacteriën, en metabolomica om de chemische vingerafdrukken te onderzoeken die in het bloed zijn achtergelaten door cellen of afkomstig zijn van het darmmicrobioom. Het team zal ook het immuunsysteem onderzoeken, waaronder het onderzoeken van antistoffen om een eventuele vroegere infectie te identificeren die de problemen uitgelokt kan hebben.
Het onderzoeksteam zal ook kijken naar hoe inspanning invloed heeft op zowel de genexpressie als metabolieten. De groep zal klinische gegevens verzamelen om te proberen verschillende types patiënten te identificeren en zal een mobiele app ontwikkelingen om de patiënten hun symptomen in de tijd te volgen. Het samenwerkingsverband heeft een indrukwekkend klinisch team met Dokters Anthony Komaroff, Jose Montoya, Lucinda Bateman, Susan Levine en Dan Peterson.
Het Cornell ME/CFS Collaborative Research Center combineert een inspanningsoefening met een breed scala aan technieken om te onderzoeken wat er gebeurt bij ME/CVS. Dr. Shungu, een professor fysica en radiologie, zal hersenbeeldvormingstechnieken gebruiken. Hij zal op zoek gaan naar tekenen van neuro-inflammatie (in navolging van deze intrigerende bevinding uit 2014), mitochondriale problemen en oxidatieve stress.
Dr. Hanson, die aan het hoofd staat van het samenwerkingsverband aan Cornell, slaat een geheel nieuwe weg in, en gaat kijken naar extracellulaire vesikels. Dit zijn kleine zakjes van moleculen – waaronder eiwitten, hormonen en RNA’s – die cellen vrijgeven en die samensmelten met andere cellen. Vesikels worden vrijgegeven in reactie op inspanning en zouden kunnen bijdragen aan de symptomen van de ziekte. Het team zal ook het functioneren van het immuunsysteem onderzoeken door de genexperessie te meten in verschillende types immuuncellen in het bloed.
Al deze verschillende benaderingen zullen zowel voor als na inspanning toegepast worden, om eventuele verschillen te identificeren die in verband gebracht kunnen worden met het belangrijkste symptoom van ME/CVS, nl. postexertionele malaise. Professor Betsy Keller, een expert in het gebruik van de tweedaagse inspanningstest , zal mede de klinische set-up leiden; gespecialiseerde artsen Dr. Susan Levine en Dr. John Chia zitten in het klinisch team.
Het Jackson Laboratory ME/CFS Collaborative Research Center staat onder leiding van Dr. Derya Unutmaz. Zoals de naam suggereert, bevindt dit samenwerkingsproject zich in het Jackson Laboratory, dat misschien niet zo bekend is bij patiënten, maar het is een gevestigde, onafhankelijk, non-profit biomedisch onderzoeksinstituut dat al sinds 1929 bestaat.
Deze samenwerking zal kijken of de wisselwerking tussen het microbioom, het immuunsysteem en het metabolisme de ziekte zouden kunnen aandrijven. Het team zal een zeer geavanceerde analyse gebruiken in combinatie met klinische en biologische gegeven om te zoeken naar verbanden en het zal het bedrijf Precise.ly gebruiken om een op een app gebaseerd patiëntenportaal te ontwikkelen om gegevens te verzamelen en te analyseren. Patiënten zullen afkomstig zijn van de kliniek van Dr. Lucinda Bateman in Utah.
Hoewel er veel overeenkomsten zijn met het project van Lipkin, zal Unutmaz waarschijnlijk sommige dingen op een andere manier benaderen. Hij is een immunoloog met ervaring in chronische inflammatoire ziekten en een focus op T-cellen in het bijzonder.
Het Data Management Coordinating Center zal geleid worden door Dr. Rick Williams van het Research Triangle Institute in Durham, North Carolina, en Dr. John Rowe van de Johns Hopkins University. Het centrum zal gegevens van al de door de NIH gefinancierde samenwerkingsverbanden verzamelen en beheren, zodat gegevens uit verschillende studies vergeleken en gecombineerd kunnen worden: het datacentrum zal statistische hulpmiddelen bieden voor analyse. Het centrum zal ook verantwoordelijk zijn voor het aangaan van contacten met de bredere onderzoeksgemeenschap, en zal daarbij wellicht de gegevens op grotere schaal beschikbaar stellen.
Het ME/CFS Collaborative Research Center aan Stanford staat onder leiding van Dr. Ron Davis. Een van zijn indrukwekkende teamleden, Dr. Mark Davis, heeft reeds duidelijk bewijs gevonden van klonale expansie van T-cellen , hoewel de bevindingen nog gepubliceerd moeten worden. Mark Davis denkt dat de klonale expansie gedreven wordt door de reactie van de T-cellen op vreemde indringers, zoals een virus, of door een misleidende reactie tegen “zichzelf” in de vorm van een auto-immuunreactie.
Hij zal blijven proberen om precies te achterhalen wat de T-cellen aanwakkert, met behulp van zeer slim moleculair detectivewerk. Het samenwerkingsverband zal ook hun diepgaande genetische en moleculaire studie van 20 ernstig zieke patiënten uitbreiden tot een bredere groep, om de initiële, voorlopige bevindingen te valideren en uit te breiden.
Tot slot is er het doel van Ron Davis om een betaalbare, nauwkeurige bloedtest te creëren voor diagnose en geneesmiddelenscreening, te beginnen met het ontwikkelen van de veelbelovende technologie m.b.v. de nanonaald.
Vier samenwerkingsprojecten en een datacentrum.
Het concentreren van middelen voor meer betrouwbare resultaten
Er is een opvallende overlap in de benaderingen die gebruikt worden door de verschillende samenwerkingsprojecten, waarvan er twee een inspanningstest gebruiken, twee op metabolomica en het microbioom focussen, en alle groepen concentreren zich op het immuunsysteem
De overlap is geen toeval, althans niet voor de samenwerkingsprojecten van de NIH, zegt directeur van de NIH, Collins. Verwijzend naar de doodlopende weg van XMRV in 2012, zei hij, “We willen meteen zien of iets dat veelbelovend lijkt, werkelijk veelbelovend is, of niet meer dan een valspositieve bevinding? Zo hebben we er al te veel gehad en we willen niet opnieuw die fout maken.”
Het uitsluiten van pistes die goed lijken, maar niet robuust zijn, zoals geïllustreerd door de studie met rituximab, is essentieel voor vooruitgang op elk wetenschappelijk gebied.
Patiëntbetrokkenheid
Alle nieuwe samenwerkingsverbanden werken aan patiëntbetrokkenheid. Het team van Lipkin heeft het Microbe Discovery Project, #MEAction en het Solve ME/CFS Initiative (SMCI) bij hun project betrokken. Cornell heeft ook het SMCI aan boord net als patiëntenactivist Erica Verrillo. De Jackson-groep heeft activist Mary Dimmock, is nauw verbonden met #MEAction en heeft ook een blog.
Onderzoek naar ME/CVS opdrijven?
De NIH financieren hun samenwerkingsverbanden en ondersteuningscentra voor een bedrag van 35 miljoen $ over een periode van 5 jaar, wat neerkomt op een verhoging van financiering door de NIH voor onderzoek naar ME/CVS van 7 miljoen $ per jaar. Dat is een stuk minder dan veel patiënten hadden verwacht toen Collins beloofde om de financiering voor de ziekte “op te drijven”, en lijkt niet genoeg gezien het feit dat men nog weinig weet over ME/CVSen het zoveel leed veroorzaakt bij zoveel mensen.
Hoewel de bedragen die geïnvesteerd worden in de samenwerkingsverbanden niet indrukwekkend zijn, is de kwaliteit van de onderzoeksprogramma’s dat wel. De NIH hebben in de afgelopen twintig jaar zeker bijna 100 miljoen $ besteed aan onderzoek naar ME/CVS, zonder veel resultaat. Dat zou een reden kunnen zijn waarom de NIH geargumenteerd hebben dat er vooral hoogkwalitatief onderzoek nodig is om het vermogen van het veld te verbeteren– en dat is precies de bedoeling van de samenwerkingsverbanden, waaronder de door de OMF gefinancierde samenwerking aan Stanford.
De groepen brengen nieuw talent binnen. Ze worden allemaal geleid door onderzoekers die relatief nieuw zijn in het veld en zitten vol met wetenschappers die hun expertise op punt hebben gesteld in andere vakgebieden, en brengen zo nieuwe inzichten en vaardigheden naar ME/CVS.
Deze nieuwe centra brengen ook onderzoekers samen om een kritische menigte te vormen, en de drie NIH-centra werken zelf samen, met plannen om samen te werken aan ten minste één gezamenlijk project. Cruciaal is dat elk samenwerkingsproject een sterk klinisch aspect heeft om te verzekeren dat ze grote groepen goed gediagnosticeerde patiënten hebben die zeker een informatiebron van onschatbare waarde zijn voor de toekomst.
Al deze dingen zullen de capaciteit van het vakgebied verhogen om meer hoogkwalitatief onderzoek te doen. Dat zou meer succesvolle subsidieaanvragen en meer financiering moeten betekenen.
In het ergste geval kunnen de resultaten van deze uitgebreide studies de teams eenvoudigweg in staat stellen om invalshoeken uit te sluiten, en zo het vakgebied in staat stellen om vooruit te gaan.
Maar als het geluk ons toelacht, zouden de centra echte, substantiële vooruitgang kunnen boeken door eindelijk de biologische basis van de ziekte te begrijpen, waardoor de weg wordt vrijgemaakt voor de ontwikkeling van behandelingen en diagnostische biomarkers.
De samenwerkingsverbanden creëren een nieuwe en indrukwekkender onderzoekslandschap in Amerika. Het is er één dat ME/CVS-patiënten overal echte hoop op vooruitgang zou moeten geven.
Update: het vijfde samenwerkingsproject
Er komt een vijfde samenwerkingsverband, over de grens in Canada. De Canadese Institutes of Health Research hebben onderzoekers uitgenodigd om een subsidie tot 1.8 miljoen Canadese $ (1.2 miljoen euro) aan te vragen om een nieuw samenwerkingsverband te vormen dat samen zal werken met de drie samenwerkingsprojecten van de NIH aan een gezamenlijk project, en het datacentrum van de NIH mee zal gebruiken. Het winnende bod zal in juli aangekondigd worden. Dank aan Cort Johnson om dit in de commentaren te vermelden.
Dank aan Jennie Spotila wiens zorgvuldig onderzoek voor haar blog Occupy ME mij veel waardevolle info verstrekt heeft voor dit artikel.
© Simon Mc Grath. Vertaling zuiderzon, redactie abby, ME-gids.