Auteurs
Elisha K Josev, Charles B Malpas, Marc L Seal, Adam Scheinberg, Lionel Lubitz, Kathy Rowe, Sarah J Knight
Instituut
Neurodisability and Rehabilitation, Murdoch Children’s Research Institute, Melbourne, Australië
Abstract
Steeds meer bewijs suggereert dat disfunctie van het centrale zenuwstelsel, zoals cognitieve stoornissen, vermoeidheid en postexertionele malaise, aan de basis zou kunnen liggen van de kernsymptomen van Chronisch Vermoeidheidssyndroom/Myalgische Encefalomyelitis (CVS/ME) bij volwassenen. Er is echter weinig onderzoek gedaan naar hersendisfunctie in de context van pediatrische CVS/ME. Het is onduidelijk of de hersenen van adolescenten met CVS/ME anders functioneren in vergelijking met gezonde leeftijdsgenoten, vooral in situaties waar geestelijke inspanning vereist is.
Deze studie maakte gebruik van functionele MRI in rusttoestand, in een vernieuwend ontwerp met herhaalde metingen, met het oog op het meten van intrinsieke connectiviteit, cognitieve functie en subjectieve vermoeidheid, voor en na een periode van cognitieve inspanning bij 48 adolescenten (25 CVS/ME, 23 controles).
Resultaten gaven weinig bewijs voor een differentieel effect van cognitieve inspanning bij CVS/ME in vergelijking met controles. Beide groepen vertoonden een gelijkaardige graad van verminderde intrinsieke functionele connectiviteit binnen het defaultnetwerk (DMN), verminderde volgehouden aandacht, tragere verwerkingssnelheid en verhoogde subjectieve vermoeidheid als gevolg van cognitieve inspanning. Adolescenten met CVS/ME vertoonden echter grotere subjectieve vermoeidheid en controles deden het beter dan de CVS/ME-groep in het algemeen op cognitieve metingen van verwerkingssnelheid, volgehouden aandacht en iets nieuws aangeleerd krijgen. Er werd geen verband hersenen-gedrag aangetoond tussen defaultnetwerkconnectiviteit, cognitieve functie en vermoeidheid doorheen de tijd.
Deze bevindingen suggereren dat inspannende cognitieve taken een gelijkaardig energieverbruik uitlokken bij alle personen in de vorm van een verminderde hersenfunctie en daaraan verwante vermoeidheid. CVS/ME kan echter zorgen voor een lagere startdrempel vanwaar energiereserves en cognitieve hulpbronnen bij cognitieve inspanning aangesproken moeten worden.
Publicatie
Josev et al, Brain Imaging Behave, 2019 May 17; Epub voor print
Financiering
Deze studie werd gefinancierd door ME Research UK (SCIO charity number SCO36942, http://www.meresearch.org.uk/), en ondersteund door Murdoch Children’s Research Institute, Royal Children’s Hospital, Department of Paediatrics aan The University of Melbourne en het Operational Infrastructure Support Program van de Regering van Victoria.
Commentaar door ME Research UK
Cognitieve symptomen komen erg vaak voor bij ME/CVS, en zijn vaak een erg frustrerend probleem dat een negatieve invloed heeft op het dagelijkse leven van mensen met de ziekte. Aangezien cognitieve functie ons in staat stelt om informatie te verzamelen en te verwerken, zullen afwijkingen een grote impact hebben hoe goed we functioneren thuis, op het werk of op school.
Cognitieve symptomen, die vaak “hersenmist” worden genoemd, zijn o.a. problemen met geheugen, concentratie en het sorteren van informatie. Deze elementen zijn objectief gemeten bij ME/CVS-patiënten, o.a. in studies die ondersteund werden door ME Research UK.
Maar kunnen cognitieve problemen bij ME/CVS ons leiden naar afwijkingen in de structuur of functie van de hersenen? Bewijs uit een paar studies suggereren dat dit kan, maar er is nog steeds weinig informatie over dit aspect van de ziekte – vooral bij jonge mensen, bij wie de hersenen nog in ontwikkeling zijn.
Dit zijn enkele van de kwesties die onderzocht worden door Dr Sarah Knight, Dr Elisha Josev en collega’s van het Murdoch Children’s Research Institute in het Australische Melbourne. ME Research UK verleende de groep financiering om te kijken naar hersenfunctie bij adolescenten met ME/CVS, en de eerste resultaten uit de studie werden onlangs gepubliceerd in het vakblad Brain Imaging and Behavior.
De bedoeling van de onderzoekers was om te kijken naar de impact van geestelijke inspanning op de cognitieve functie van adolescenten met ME/CVS, alsook de veranderingen in functionele connectiviteit in de hersenen.
Eenvoudig gezegd, betekent functionele connectiviteit de links die bestaan tussen verschillende hersengebieden, waardoor informatie verwerkt kan worden. Als er in twee specifieke hersengebieden op hetzelfde moment activiteit is, dan suggereert dat een connectie tussen die gebieden – ofwel in de vorm van een direct reactiepad, ofwel meer onrechtstreeks, via oorzaak en gevolg. Eén specifiek connectiviteitsnetwerk kan bijvoorbeeld de verwerking van visuele stimuli aanduiden.
Achtenveertig adolescenten – waaronder 25 met ME/CVS (gedefinieerd via de Canadese Criteria) en 23 gezonde controlepersonen – werden onderworpen aan een 90 minuten durende geestelijke inspanningssessie, waaronder een aantal tests van dingen als taal, wiskunde en algemene intellectuele capaciteiten.
Verschillende aspecten van cognitief functioneren werden gemeten voor en na deze inspanning, en magnetische resonantiebeeldvorming (MRI) werd gebruikt om beelden te verkrijgen van de hersenen die geanalyseerd werden om vast te stellen of er functionele connectiviteitsnetwerken aanwezig waren. Ook vermoeidheidsniveaus werden gecontroleerd bij alle deelnemers.
Zowel voor als na de periode van geestelijke inspanning, scoorden de adolescenten met ME/CVS slechter dan de gezonde controles op de tests over cognitief functioneren – waaronder metingen van verwerkingssnelheid (hoe veel tijd men nodig heeft voor het uitvoeren van een mentale taak), volgehouden aandacht (zich kunnen focussen op een activiteit), werkgeheugen (tijdelijk opslaan van informatie) en op een visuele manier iets nieuws leren. Ze hadden ook een hoger niveau van vermoeidheid.
De impact van geestelijke inspanning op cognitief functioneren en vermoeidheid was echter gelijkaardig bij ME/CVS-patiënten en controlepersonen. Vermoeidheid steeg en verwerkingssnelheid en volgehouden aandacht verminderden na inspanning, maar in gelijke mate in beide groepen.
In dezelfde lijn verminderde de functionele connectiviteit na geestelijke inspanning bij de adolescenten met ME/CVS en bij de gezonde controlepersonen, en deze vermindering was in beide groepen vergelijkbaar groot.
Wat betekenen deze resultaten? Geestelijke inspanning verminderde de functionele connectiviteit in de hersenen van deze adolescenten, maar in even sterke mate in zowel de ME/CVS-groep als in de controlegroep. Dus het energieverbruik veroorzaakt door de inspanning lijkt vergelijkbaar bij adolescenten met en zonder ME/CVS.
De adolescenten met ME/CVS hadden echter al een hogere vermoeidheidsgraad en verminderde cognitieve functie, en de geestelijke inspanning resulteerde in een vermindering naar nog lagere niveaus. De auteurs suggereren dat ze waarschijnlijk lagere energiereserves en cognitieve hulpbronnen hadden waaruit ze konden putten wanneer nodig om een geestelijke inspanning uit te voeren, wat hun problemen nog erger maakte.
Alhoewel afwijkingen in functionele hersenconnectiviteit aangetoond zijn in andere chronische aandoeningen zoals fibromyalgie en chronische pijn, en bij sommige volwassenen met ME/CVS, zijn er weinig aanwijzingen – tenminste uit deze studie – dat dit aspect van hersenfunctie een nuttige biomarker zou kunnen zijn voor adolescenten.
Maar daar stop het werk van het team uit Melbourne niet. De MRI-beelden die voor deze studie werden verzameld, verschaffen nog veel andere informatie over hersenfunctie die de onderzoekers intussen zijn beginnen analyseren. Ze hebben deze groep adolescenten ook gedurende een langere periode verder opgevolgd, en we kijken uit naar hun ontdekkingen.
© 2019 ME Research UK — Scottish Charitable Incorporated Organisation No. SC036942. Vertaling Abby, ME-gids.
Lees ook