ME Research UK, 7 december 2016
Gezien de naar schatting 20.000 genen die de kenmerken van menselijke wezens bepalen (en het menselijk genoom vormen), is het identificeren van degenen die verantwoordelijk zouden kunnen zijn voor de ontwikkeling van ME/cvs, een uitdaging.
Maar de taak kan worden vereenvoudigd door eerst de symptomen van de ziekte te overwegen en daarna de zoektocht te richten op die genen die erom bekend staan dat ze betrokken zijn bij de onderliggende processen (bijvoorbeeld, de disfunctie in het autonoom zenuwstelsel die problemen veroorzaakt bij het staan).
Dit soort onderzoek zoekt vaak naar kleine genetische veranderingen, die bekend staan als enkel-nucleotide polymorfismen (single nucleotide polymorphisms of SNP’s), die variëren van individu tot individu. De meeste SNP’s hebben geen effect, maar sommigen kunnen een persoon zijn gevoeligheid voor ziekte veranderen.
Een Australische studie die onlangs in het tijdschrift BMC Medical Genetics werd gepubliceerd, heeft deze benadering gebruikt om te kijken naar potentieel relevante SNP’s bij ME/cvs, en onderzocht daarbij hoe frequent ze voorkwamen in een groep van 95 patiënten met de ziekte en bij 77 gezonde mensen.
De onderzoekers richtten zich op de SNP’s die drie soorten structuren beïnvloeden, die betrokken zijn bij transport en communicatie tussen weefsels en cellen in het lichaam; namelijk, transient receptor potential ionkanalen, acetylcholinereceptoren en adrenerge receptoren.
Hun belangrijkste bevinding was dat één specifieke SNP, die het gen ADRA1A beïnvloedt, voorkwam bij ongeveer de helft van de ME/cvs-patiënten, maar slechts bij een kwart van de gezonde mensen.
ADRA1A is verantwoordelijk voor de aanmaak van een specifiek soort adrenerge receptoren die de samentrekking van de gladde spiercellen besturen. Deze besturing is essentieel bij een scala aan biologische processen die betrekking hebben op de bloedvaten, het maag- en darmkanaal, de nieren en andere organen.
Het zou kunnen zijn dat ADRA1A betrokken is bij de ontwikkeling van ME/cvs (tenminste bij een subgroep van patiënten), en dat verder onderzoek naar de functie van de verband houdende adrenerge receptoren bij de ziekte de oorzaak zou kunnen helpen verklaren van sommige van de symptomen die door patiënten worden ervaren.
Genetische studies van deze soort vertegenwoordigen een potentieel vruchtbaar terrein voor ME/cvs-onderzoek en, dankzij jullie voortdurende steun heeft ME Research UK zelf projecten gefinancierd die de relevantie voor de ziekte analyseren van SNP’s, microRNA moleculen en DNA sequencing.
Wij zijn echter nog een heel eind verwijderd van het kunnen toepassen van deze bevindingen op de diagnose en de behandeling van ME/cvs. Om te beginnen, moeten de resultaten van individuele studies zoals deze gerepliceerd worden door andere onderzoeksgroepen en bij andere groepen patiënten.
© ME Research UK. Vertaling Meintje, redactie Zuiderzon, ME-gids.
A targeted genome association study examining transient receptor potential ion channels, acetylcholine receptors, and adrenergic receptors in Chronic Fatigue Syndrome/Myalgic Encephalomyelitis
Samantha Johnston, Donald Staines, Anne Klein and Sonya Marshall-Gradisnik
BMC Medical GeneticsBMC series – open, inclusive and trusted201617:79
Received:26 July 2016 | Accepted:28 October 2016 | Published:11 November 2016
Abstract
Background
Chronic Fatigue Syndrome, also known as Myalgic Encephalomyelitis (CFS/ME) is a debilitating condition of unknown aetiology. It is characterized by a range of physiological effects including neurological, sensory and motor disturbances. This study examined candidate genes for the above clinical manifestations to identify single nucleotide polymorphism (SNP) alleles associated with CFS/ME compared with healthy controls.
Methods
DNA was extracted and whole genome genotyping was performed using the HumanOmniExpress BeadChip array. Gene families for transient receptor potential ion channels, acetylcholine receptors, and adrenergic receptors, and acetylcholinesterase were targeted. The frequency of each SNP and their association between CFS/ME and healthy controls was examined using Fisher’s exact test, and to adjust for multiple testing, False Detection Rate (FDR) and Bonferroni corrections were applied (p < 0.05).
Results
The study included 172 participants, consisting of 95 Fukuda defined CFS/ME patients (45.8 ± 8.9; 69 % female) and 77 healthy controls (42.3 ± 10.3; 63 % female). A total of 950 SNPs were included for analysis. 60 significant SNPs were associated with CFS/ME compared with healthy controls. After applying FDR and Bonferroni corrections, SNP rs2322333 in adrenergic receptor α1 (ADRA1A) was higher in CFS/ME compared with healthy controls (45.3 % vs. 23.4 %; p = 0.059). The genotype class that was homozygous minor (AA) was substantially lower in CFS/ME compared with healthy controls (4.2 % vs. 24.7 %).
Conclusions
This study reports for the first time the identification of ADRA1A and a possible association between CFS/ME and genotype classes. Further examination of the functional role of this class of adrenergic receptors may elucidate the cause of particular clinical manifestations observed in CFS/ME.
Keywords
Chronic fatigue syndrome Myalgic encephalomyelitis Genome association Single nucleotide polymorphisms Adrenergic receptors
© Johnston et al., 2016