Bron:

| 1839 x gelezen

Health Rising deed verslag van deze fascinerende studie naar de darmen, het immuunsysteem en metabolisme in een eerdere blog. Nu is Bronc terug met een interview met Dr. Armin Alaedini – de hoofdauteur van dit onderzoek. Merk op dat we net een studie hebben behandeld die veronderstelde dat de darmen mogelijk een belangrijke rol spelen bij de lage serotonineniveaus, ACE2-ontregeling en ten minste enkele van de problemen met het autonome zenuwstelsel en het immuunsysteem bij ME/cvs.

Allereerst geeft Bronc, een patiënt uit het Verenigd Koninkrijk, ons een korte update over de situatie rond de gezondheidszorg daar en gaat dan over op het interview met Alaedini.

Update uit het Verenigd Koninkrijk

Hier in het Verenigd Koninkrijk heeft het Ministerie van Gezondheid en Sociale Zorg een plan aangekondigd om de zorg voor mensen met ME te verbeteren. Het omvat een erkenning dat er een gebrek is geweest aan biomedisch onderzoek naar ME, maar verzuimt de zeer negatieve impact te erkennen die dit heeft gehad op het leven van mensen die met de ziekte leven. Er wordt ook niet met de vinger gewezen naar diegenen die hiervoor verantwoordelijk zijn – onder andere het National Institute of Clinical Excellence (NICE) en het Medical Research Council (MRC). Het is ook één ding om op te roepen tot meer onderzoek naar ME – zoals gedaan is – het is iets heel anders om de substantiële bedragen te investeren die nodig zijn om dat te verwezenlijken – en dat is niet gebeurd.

Tegelijkertijd heeft het ministerie van Werk en Pensioenen (DWP) een raadpleging gehouden waarin gevraagd wordt naar meningen over het plan. Daarin staat een gedeelte over arbeidsongeschiktheidsuitkeringen en hoe het ministerie van Werk en Pensioenen de dienstverlening aan mensen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvragen, kan verbeteren. Deze tragisch lachwekkende opmerking gaat voorbij aan de oorlog die het DWP sinds 2010 voert tegen mensen die een arbeidsongeschiktheidsuitkering aanvragen. Het DWP heeft consequent de slopende aard van ME niet erkend en richt zich in plaats daarvan op de fluctuerende aard van de ziekte om zo veel mensen met ME arbeidsongeschiktheidsuitkeringen zoals ESA en PIP te ontzeggen. Om het nog erger te maken, heeft de Britse regering onlangs aangekondigd dat ze het moeilijker wil maken om een invaliditeitsuitkering aan te vragen.

Gelukkig is er genoeg bewijs dat laat zien hoe mensen met ME lijden aan een onderdrukte immuunrespons, wat verantwoordelijk is voor veel van de slopende symptomen van de ziekte.

Een onderdrukte immuunrespons is mogelijk verantwoordelijk voor veel van de slopende symptomen van ME – Een interview met Armin Alaedini

Dr. Alaedini heeft vier studies gepubliceerd over darmproblemen bij ME/cvs. © Alaedini Lab at Columbia University

Ik sprak onlangs met Dr. Armin Alaedini over zijn recente onderzoek naar deze kwestie. Dr. Alaedini is assistent-professor aan Columbia University en hoofdonderzoeker van het Alaedini Lab. Zijn onderzoek is gericht op het identificeren van ‘nieuwe’ biomarkers, het begrijpen van de ziektemechanismen en het vinden van therapeutische speerpunten in gastro-intestinale en neuropsychiatrische ziekten.

Hij is ook voorzitter van de ME/CFS Biospecimen Resource Access Committee (ME/CFS BRAC) van het National Institute of Neurological Disorders and Stroke (NINDS) en lid van de Neurobiology of Pain Study Section van het NIH. Hij is de senior auteur van vier studies naar de darm bij ME/cvs.

Dr. Alaedini nam tijd uit zijn drukke schema om met Bronc van Phoenix Rising te praten over zijn onderzoek naar ME, maar bekijk eerst wat Suzanne Vernon – een coauteur van de studie – schreef op de website van het Bateman Horne Centrum, over hoe de studie tot stand kwam. Het ontstaan van deze studie, die teruggaat tot 2009 – en de oprichting van de ‘Solve ME/CFS’-biobank – laat zien waarom de biobank en inspanningen zoals DecodeME zo van nut kunnen zijn.

Suzanne Vernon over het ontstaan van deze studie

Geïntrigeerd door Alaedini’s werk over chronische Lyme, vroeg Suzanne Vernon – een van de coauteurs van de studie – hem in 2009 om mee te werken aan een ME/cvs-studie. Alaedini gebruikte enkele monsters uit dat onderzoek voor het 2023 onderzoek. © Twitter

Ik ontmoette Armin Alaedini in 2008 op een bijeenkomst in San Francisco die ging over oplossingen voor Lyme en andere door teken overgebrachte ziekten door middel van geavanceerde wetenschap. Ik was gefascineerd door zijn presentatie over immunologische bevindingen bij de ziekte van Lyme na behandeling en ik benaderde hem voor samenwerking op het gebied van ME/cvs.

In die tijd was ik net begonnen als wetenschappelijk directeur bij de CFIDS Association, nu Solve, en had het idee om een biobank van ME/cvs-monsters op te zetten als een bron om geavanceerde ME/cvs-wetenschap te stimuleren en vooruit te helpen. Een jaar later werd de biobank opgestart omdat het tijdschrift Science een artikel publiceerde waarin een besmettelijk retrovirus in het bloed van ME/cvs-patiënten werd beschreven.

Binnen enkele dagen na publicatie van dit artikel waren bloedbanken en farmaceutische bedrijven op zoek naar bloedmonsters van ME/cvs-patiënten om de bevindingen te valideren en testen en behandelingen te ontwikkelen. Dit was de aanleiding voor een samenwerking tussen Solve en vijf klinische ME/cvs-centra om bloedmonsters te verzamelen van hun goed gekarakteriseerde patiëntenpopulaties voor opslag in de biobank en distributie naar bloedbanken en farmaceutische bedrijven. Sindsdien zijn deze kostbare bloedmonsters gebruikt in meerdere onderzoeken (waaronder dit onderzoek).

In een van onze eerste samenwerkingen onderzochten Dr. Alaedini en zijn team uit Columbia bloedmonsters van ME/cvs-patiënten op tekenen van ontsteking. Omdat hij geen bewijs vond van ontstekingsmarkers bij ME/cvs, vermoedde hij een defect in de acutefasereactie van het immuunsysteem bij ME/cvs of een gebrek aan uitlokkende microben op het moment van de bloedafname.

Om dit te testenn maakte hij gebruik van twee verschillende studies waarin bloedmonsters waren opgenomen. De eerste waren de bloedmonsters uit 2009 van de SolveCFS BioBank die 131 monsters van ME/cvs-patiënten en 86 monsters van gezonde controles bevatte. De tweede waren bloedmonsters van een onderzoek onder leiding van Sanjay Shukla en Dane Cook. Deze supercoole studie (“Suppressed immune and metabolic responses to intestinal damage-associated microbial translocation in myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome” [Onderdrukte immuunrespons en metabole respons op darmschade-geassocieerde microbiële translocatie in myalgische encefalomyelitis/chronischevermoeidheidssyndroom] paste een inspanningsuitdaging toe om aan te tonen dat er een toename was in bacteriële translocatie in het bloed en een tragere klaring uit het bloed na inspanning bij ME/cvs-patiënten.

Het resultaat van dit indrukwekkende gezamenlijke onderzoek is een interessante verklaring voor de mogelijke oorzaken van PEM.

Bekijk het eerdere onderzoek waarop deze studie voortbouwt:

Het interview met Armin Alaedini

  • Antigeen – een vreemde stof die een immuunreactie in het lichaam oproept.
    • Voedingsantigeen – een voedseldeeltje dat een immuunreactie oproept;
    • Bacterieel antigeen – een bacterieel deeltje dat hetzelfde doet. Het is meestal de immuunrespons die de schade aanricht.
  • Verhoogde darmpermeabiliteit – lekkende darm; waarbij de barrière tussen de darm en het lichaam afbreekt – waardoor bacteriën en voedseldeeltjes in de bloedbaan terechtkomen – wat een immuunreactie veroorzaakt.
  • Bacteriële translocatie en translocatie door voeding – de beweging van darmbacteriën en voedseldeeltjes door de darmwand naar de bloedbaan.
  • Aangeboren immuunreacties – de snelste immuunreactie op schade of het binnendringen van ziekteverwekkers. Vaak geassocieerd met ontstekingen.

Hoe bent u betrokken geraakt bij onderzoek naar ME?

Ik ben altijd geïnteresseerd geweest in het bestuderen van complexe medische aandoeningen, in het bijzonder die aandoeningen die slecht begrepen en onvoldoende bestudeerd worden. Ik raakte specifiek betrokken bij ME-onderzoek door mijn kennismaking met Dr. Suzanne Vernon, die op dat moment de Chief Scientific Officer was van The Solve ME/CFS Initiative. Ik had het geluk dat ze mij steunde bij het krijgen van een door de NIH gefinancierd project, dat resulteerde in onze recente publicatie die aantoont hoe microbiële translocatie, gastro-intestinale, immunologische en metabole defecten bij ME/cvs met elkaar verbindt.

In het artikel “Suppressed immune and metabolic responses to intestinal damage-associated microbial translocation in myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome” (Onderdrukte immuun- en stofwisselingsreacties op darmschade-geassocieerde microbiële translocatie in myalgische encefalomyelitis/chronisch vermoeidheidssyndroom), waar u medeauteur van bent, wordt opgemerkt dat de relatie tussen immunologische, stofwisselings- en gastro-intestinale afwijkingen onduidelijk blijft.

In uw onderzoek onderzocht u twee groepen mensen met ME: één in rust en één die een inspanningsuitdaging onderging. Ze werden vergeleken met een groep gezonde mensen. Kunt u uitleggen welke verschillen u opmerkte tussen de gezonde controlegroep en de mensen met ME en tussen de twee groepen mensen met ME? Wat kan de oorzaak zijn van deze verhoogde antilichaamrespons op microbiële agentia bij mensen met ME?

Ik was vooral geïntrigeerd door het feit dat gastro-intestinale klachten veel voorkomen bij ME/cvs. Gegevens van de patiënten in onze studie bevestigden dit duidelijk, en toonden aan dat gastro-intestinale symptomen inderdaad veel vaker voorkwamen en ernstiger waren bij studiedeelnemers met ME/cvs dan bij de controles zonder ME/cvs.

Daarnaast vonden we een specifieke marker van letsel of schade aan het darmslijmvlies, FABP2 genaamd, dat hoger was in het bloed van ME/cvs-deelnemers dan in het bloed van de controles, wat een mogelijke biologische link aangeeft met ten minste enkele van de geassocieerde gastro-intestinale symptomen. Verhoogde doorlaatbaarheid van de darmen als gevolg van beschadiging kan leiden tot een grotere translocatie van voedings- en microbiële antigenen, die gewoonlijk beperkt worden binnen het darmlumen, door de darmbarrière. Dit kan vervolgens leiden tot een immuunrespons op deze getransloceerde voedings- en microbiële producten om zo de potentieel inflammatoire antigenen tegen te gaan en uit de systemische circulatie te verwijderen.

Onze gegevens wezen inderdaad op een significante toename in antilichaamresponsen op microbiële en voedingsantigenen bij ME/cvs-patiënten in vergelijking met controles. Wat ons echter vooral verraste, was het feit dat we geen verwachte stijging waarnamen in de meer onmiddellijke, of wat wij noemen “acute fase”, aangeboren immuunrespons. Specifiek vonden we dat ondanks de verhoogde markers van intestinale schade en hogere antilichaamresponsen, ME/cvs-patiënten geen significante acutefasereactie vertoonden tegen circulerende microbiële producten.

Dit duidde op een onderdrukte systemische immuunrespons die mogelijk een deel van de ME/cvs-symptomen zou kunnen verklaren.

Uw studie vermeldde ook dat u een ‘verhoogde antilichaamrespons op voedingsantigenen bij ME/cvs’ vond. Wat zou hiervan de oorzaak kunnen zijn?

De antilichaamrespons op voedingsantigenen maakt waarschijnlijk deel uit van hetzelfde proces dat resulteert uit een disfunctionele darmbarrière die resulteert in een versterkte immuunrespons op de inhoud van het darmlumen. Dit omvat zowel microbiële als voedingsantigenen waartegen het immuunsysteem over het algemeen tolerant is en waartegen geen significante antilichaamrespons optreedt onder normale omstandigheden.

Mensen met ME lijden aan postexertionele malaise, wat betekent dat inspanning hun symptomen zal verergeren. Welke verschillen zag u tussen de gezonde deelnemers en de mensen met ME die de inspanningsuitdaging aangingen? Wat zou de oorzaak kunnen zijn van de verschillen in hun reactie op inspanning?

Van intensieve lichaamsbeweging is bekend dat het een verhoogde darmpermeabiliteit veroorzaakt. Daarom kan een maximale trainingsuitdaging een bijzonder nuttig hulpmiddel zijn om het effect van de darmbarrièrefunctie op de disfunctionele immuunreacties die we zagen in het ME/cvs-cohort, beter te begrijpen.

De gegevens van de inspanningsuitdaging bevestigden onze eerdere gegevens, die suggereren dat ME/cvs-patiënten een disfunctionele immuunrespons hebben, gekenmerkt door een onderdrukte aangeboren/acutefasereactie, die niet effectief is in het tegengaan van microbiële translocatie vanuit het darmkanaal naar de systemische circulatie.

Tegelijkertijd probeert een ander deel van de immuunrespons, het adaptieve immuunsysteem, deze disfunctie te compenseren door antilichamen te produceren tegen die microbiële antigenen. De antilichaamrespons lijkt echter ontoereikend te zijn, aangezien de ME/cvs-patiënten een verhoogde circulatie van microbiële antigenen bleven houden. We veronderstellen dat deze microbiële antigenen verderop ontstekingsreacties kunnen uitlokken die het centrale zenuwstelsel beïnvloeden en kunnen bijdragen aan enkele van de kenmerkende symptomen van ME/cvs, zoals vermoeidheid.

We vergeleken ook metabole reacties in reactie op inspanning tussen studiedeelnemers met ME/cvs en controles. Van bijzonder belang vonden we een onderdrukking van de glucose- en citraatmetabole respons bij ME/cvs die tot op zekere hoogte correleerde met de onderdrukte aangeboren immuunresponsen bij deze patiënten. Het is niet alleen denkbaar dat deze disfunctionele metabole respons bijdraagt aan de waargenomen immuunsuppressie bij ME/cvs, maar het kan ook ten grondslag liggen aan energietekorten die de ME/cvs-symptomologie aansturen.

Onze gegevens wezen op defecten in specifieke metabole reacties die betrokken zijn bij de energieproductie, evenals bij specifiek acute-fase aangeboren immuunresponsen die geacht worden microbiële translocatie tegen te gaan door circulerende LPS en andere microbiële componenten uit het bloed te verwijderen.

Maar wat nog interessanter is, is dat de onderdrukking van deze reacties (metabole en immunologische) gecorreleerd is, wat een relatie of interactie tussen hen suggereert die potentiële aanwijzingen geeft met betrekking tot causaliteit. Er zijn namelijk eerdere gegevens die aantonen dat onderdrukte glucose- en citraatmetabole reacties een directe negatieve invloed hebben op aangeboren immuunreacties.

Interessant genoeg correleerden diezelfde metabole responsen bij onze studiedeelnemers ook negatief met IL-10, een immunoregulerende cytokine waarvan bekend is dat deze tot expressie komt in reactie op microbiële producten, via verschillende signaalroutes en dat deze bijzonder belangrijk is als belangrijke mediator van intestinale immuunhomeostase.

Wij denken dat de waargenomen verhoging van de IL-10-niveaus bij ME/cvs tijdens inspanning, de ontstekingsreactie, veroorzaakt door circulerende microbiële producten, beperkt, terwijl het de antilichaam-gemedieerde klaring van getransloceerde microbiële en voedingsantigenen verbetert, zoals duidelijk werd gezien in onze studie.

Er zijn ook gegevens uit eerdere studies die aangeven dat glucosedeprivatie de productie van IL-10 kan verhogen. Er lijkt een mechanisme te zijn, waarbij de onderdrukking van metabole reacties die betrokken zijn bij energieproductie niet alleen direct de aangeboren immuuncelfunctie dempt, maar ook de IL-10-productie verhoogt, wat de expressie van acutefasereacties die bedoeld zijn om microbiële translocatie tegen te gaan, verder beperkt.

Er zijn gegevens uit andere onderzoeken die erop wijzen dat ongecontroleerde microbiële translocatie geassocieerd is met neuro-inflammatie en cognitieve disfunctie in de context van andere aandoeningen. Dit is belangrijk, omdat beeldvormingsstudies van de hersenen bij ME/cvs in feite laten zien dat er sprake is van een laag niveau van neuro-inflammatie en veranderde hersenfunctie in combinatie met verminderde cognitieve prestaties en andere geassocieerde symptomen, mede in reactie op lichaamsbeweging.

In uw studie observeerde u een toename van antilichaamresponsen op zowel microbiële als voedingsantigenen, wat wijst op een grotere beschadiging van de epitheelcellen, wat wijst op een verhoogde translocatie (beweging) van darmluminale antigenen door een aangetaste darmbarrière bij ME/cvs. Wijzen uw bevindingen op een mogelijke behandeling voor deze schade aan de darmbarrière?

De gegevens wijzen inderdaad op een aantal potentiële mogelijkheden voor therapie in de context van ME/cvs. Deze omvatten het verminderen of herstellen van de darmschade om de microbiële translocatie te verminderen; het blokkeren of opsluiten van de reeds getransloceerde microbiële antigenen; het omkeren van de geïdentificeerde defecten in de acute-fase immuunresponsen tegen de microbiële antigenen, en het aanpakken van de onderdrukte metabole routes.

Deze therapie kan medicijnen omvatten die gericht zijn op de speerpunten die ik eerder heb genoemd, zoals specifieke immunomodulerende middelen, of remmers van de darmbarrièredisfunctie, of activatoren die de waargenomen metabole disfunctie omkeren.

Omdat we de oorzaak-en-gevolgrelatie tussen deze potentiële immuun-, darm- en stofwisselingsdoelen nog niet volledig begrijpen, is er meer onderzoek nodig om de interactie tussen deze speerpunten beter te karakteriseren, zodat dit onderzoek kan leiden tot de ontwikkeling van effectieve therapieën.

Het is zeker denkbaar dat dieetbenaderingen een rol kunnen spelen bij de behandeling, omdat het dieet invloed kan hebben op de specifieke routes die hierbij betrokken zijn. Veranderingen in de voeding veranderen bijvoorbeeld de darmmicrobiële populatie, wat kan leiden tot positieve veranderingen in de barrièrefunctie van de darm, of het kan leiden tot de productie van bepaalde metabolieten door de darmbacteriën die mogelijk energieproducerende metabole disfunctie in het lichaam tegengaan.

Welk verder onderzoek is nodig om de problemen die in uw onderzoek naar voren zijn gekomen, aan te pakken?

Er is meer onderzoek nodig om de relevantie en de mate van bijdrage van de geïdentificeerde defecten in de darmbarrière, immuunrespons en metabole routes van de ME/cvs-symptomatologie beter te begrijpen, evenals het verder karakteriseren van de betrokken moleculaire routes, om dit onderzoek dichter bij de ontwikkeling van effectieve behandelingen voor ME/cvs te brengen.

Het artikel suggereerde dat endotoxemie (de aanwezigheid van bacteriële gifstoffen in het bloed) de oorzaak zou kunnen zijn van veel symptomen bij ME/cvs. Als endotoxemie aanwezig is in ME/cvs, wat is er dan nodig om dat aan te tonen?

We hebben gegevens die direct wijzen op laaggradige endotoxemie bij ME/cvs. In een recente studie die we hebben gepubliceerd, toonden we niet alleen een verhoogde immuunrespons op microbiële antigenen aan, maar ook verhoogde niveaus van LPS in reactie op inspanning bij ME/cvs-patiënten in vergelijking met gezonde controles. Andere onderzoeksgroepen hebben ook verhoogde microbiële producten, zoals bacterieel DNA, aangetoond bij ME/cvs.

Alles bij elkaar wijzen de gegevens op een laaggradige endotoxemie die veel van de symptomen kan verklaren die geassocieerd worden met ME/cvs, zoals vermoeidheid en griepachtige symptomen.

Als metabole problemen de drijvende kracht zijn achter de opwaartse regulatie van IL-10, de geremde immuunrespons op darmbacteriën in de bloedbaan, endotoxemie en mogelijk neuro-inflammatie, wat zijn dan de volgende stappen in het uitzoeken wat de metabole problemen zijn – en hoe deze op te lossen?

Metabole defecten lijken bij te dragen aan het disfunctioneren van de immuunrespons op bacteriële translocatie en endotoxemie via het mechanisme dat we beschrijven in het artikel. Wij geloven echter dat de hoofdoorzaak van de endotoxemie in gastro-intestinale disfunctie ligt.

Onze gegevens wijzen op meerdere potentiële therapeutische doelen voor ME/cvs die onderzocht moeten worden op het niveau van metabolisme, immuunsysteem en darmbarrièrefunctie. Verschillende eerdere studies hebben mitochondriale afwijkingen geïdentificeerd bij ME/cvs (die mogelijk ten grondslag liggen aan de metabole disfunctie en energietekorten van ME/cvs).

Om verder te komen, hebben we beter gecontroleerde onderzoeken bij mensen en relevante diermodellen nodig om eerdere onderzoeken te repliceren en beter te begrijpen of en hoe ze kunnen bijdragen aan ME/cvs-symptomen. Met andere woorden, we hebben studies nodig die gericht zijn op het vaststellen van de oorzaak-en-gevolgrelatie tussen de waargenomen metabole disfunctie aan de ene kant en de ME/cvs-geassocieerde symptomatische respons aan de andere kant.

Deze kunnen bestaan uit het karakteriseren van de mogelijke genetische en proteomische onderbouwing van de waargenomen metabole tekorten, de integriteit van de darmbarrière op cellulair en moleculair niveau en de mucosale immuunrespons op cellulair en moleculair niveau (zowel adaptief als aangeboren).

Wat zijn de volgende stappen? Heeft u geprobeerd een groter onderzoek gefinancierd te krijgen, en zo ja, hoe ging dat? Doet u nog ander werk op het gebied van ME/cvs of aanverwante ziekten?

We zijn momenteel op zoek naar meer financiering voor studies op drie gebieden in het bijzonder. Een daarvan is om ons te richten op het maag-darmstelsel en specifiek op de defecten in de darmbarrièrefunctie en de darmimmuunrespons bij ME/cvs door middel van een directe studie van het maagdarmkanaal bij patiënten (d.w.z. veel meer dan alleen bloedonderzoek). Als onderdeel hiervan proberen we ook de relevantie van voedselgevoeligheid/intolerantie te begrijpen, gezien de hoge prevalentie bij ME/cvs-patiënten.

Daarnaast zouden we graag een dierlijk gedragsmodel ontwikkelen dat de specifieke darm-immuun-metabole disfunctie recapituleert die we in onze recente studie hebben geïdentificeerd bij ME/cvs-patiënten. De ontwikkeling van een relevant diermodel van ME/cvs kan ons begrip van ME/cvs enorm bevorderen en helpen bij de ontwikkeling van therapeutica.

Ten slotte zijn we geïnteresseerd in het onderzoeken van de relatie tussen ME/cvs en postinfectieuze syndromen, zoals die voorkomen na COVID en de ziekte van Lyme, door dezelfde darm-immuun-metabole-as bij deze patiënten te onderzoeken. Uiteindelijk kunnen de mechanismen en de potentiële diagnostische middelen en therapeutica die ontwikkeld zijn voor ME/cvs, ook relevant en toepasbaar zijn op subgroepen van patiënten met verschillende postinfectieuze syndromen.

De kernpunten

  • Met dank aan Bronc van Phoenix Rising, die Health Rising toestond zijn interview met Dr. Armin Alaedini te plaatsen. Dr. Alaedini publiceerde onlangs een opmerkelijke studie die laat zien dat problemen in het immuunsysteem, de darmen en het metabolisme mogelijk “samenspannen” en samen postexertionele malaise veroorzaken bij ME/cvs.
  • Met behulp van monsters uit de ‘Solve ME’-biobank, waarvan sommige dateerden uit 2009 en de XMRV-saga, nam deze studie een diepe duik in het immuunsysteem, de darmen en het metabolisme.
  • De resultaten maakten duidelijk dat lichaamsbeweging ertoe leidde dat de darmen van ME/cvs-patiënten gingen lekken – waarbij darmbacteriën en voedselinhoud in het bloed terechtkwamen. Eén deel van het immuunsysteem – de antilichamen – kwam hierbij in actie. Een ander deel, de vroege ontstekingsreactie, kwam echter niet in actie.
  • Bovendien was een ontstekingsremmende factor genaamd IL-10, die de vroege immuunrespons doorgaans beperkt en het glucosemetabolisme verstoort, verhoogd bij ME/cvs – wat zorgde voor een verminderde energieproductie.
  • Deze studie liet ook zien dat, terwijl lichaamsbeweging de niveaus van twee belangrijke energiefactoren (citraat, glucose), die de vroege immuunrespons aandrijven, aanzienlijk verhoogde bij gezonde controles, dit niet gebeurde bij ME/cvs.
  • Dit suggereert dat de vroege immuunrespons tegen de bacteriële indringers bij ME/cvs niet de benodigde energie had om op gang te komen. Dat gebrek aan bescherming zorgde ervoor dat giftige bacteriën zich konden handhaven in de bloedbaan bij mensen met Me/cvs.
  • De bevindingen toonden daarmee aan dat een metabole verstoring die de vroege immuunrespons belemmerde, het mogelijk maakte dat hoge niveaus van bacteriën in de bloedbaan van mensen met ME/cvs bleven na inspanning. Dat veroorzaakte een aandoening genaamd “endotoxemie” waarvan de symptomen (vermoeidheid, cognitieve veranderingen, hoofdpijn, misselijkheid, verhoging van de hartslag en verlaging van de bloeddruk) enige gelijkenis vertonen met ME /cvs.
  • Er moet meer onderzoek worden gedaan, maar Dr. Alaedini zei dat als zijn hypothese waar blijkt te zijn, immunomodulerende middelen, remmers van de disfunctie van de darmbarrière of geneesmiddelen die de waargenomen metabole disfunctie omkeren, nuttig zouden kunnen zijn.
  • Dr. Alaedini probeert momenteel financiering te krijgen op drie gebieden: het onderzoeken van defecten in de darmbarrièrefunctie en de darmimmuunrespons, het ontwikkelen van een diermodel dat de door hen geïdentificeerde darm-immuun-metabole disfunctie nabootst en het onderzoeken van de darm-immuun-metabole as in postinfectieuze syndromen zoals langdurige covid en de ziekte van Lyme.

© Bronc voor Health Rising, 2 november 2023. Vertaling tanto, redactie admin, ME-gids.


Lees ook:

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
2
3
4
Datum/Tijd Evenement
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links