Bron:

| 5700 x gelezen

Cort Johnson, Health Rising Forums, 30 april 2016

Hoe geweldig zou het zijn als een dokter een tiener met een slepende vermoeidheid na infectieuze mononucleose / klierkoorts / ziekte van Pfeiffer een simpele bloedtest kon laten doen om te bepalen of zij ME/cvs had?

Zij en haar ouders zouden het resultaat misschien niet leuk vinden, maar ze zouden tenminste een antwoord hebben op de gezondheidsproblemen van hun dochter en ze zouden hun koers vanaf daar kunnen uitzetten. De dokter zou natuurlijk erg opgelucht zijn om een antwoord te hebben op de geheimzinnige problemen van zijn patiënte. Hij of zij zou kunnen bestuderen op welke manier ME/cvs te behandelen is of (hopelijk) haar op weg sturen naar een arts die dit zou kunnen (in plaats van een psychiater die dit niet kan).

Aan beide kanten zouden aanzienlijke hoeveelheden stress verlicht worden en zowel ME/cvs als ziekte en de patiënte zouden serieus worden genomen.

Dat is wat deze groep van Renee Taylor / Nancy Klimas (Broderick, Klimas, Fletcher) en Suzanne Vernon in deze recente studie probeerde te bereiken. Zij spoorden zowat 300 adolescenten op, die 24 maanden met infectieuze mononucleose waren gediagnosticeerd in het gebied rond Chicago en deden bij degenen die ziek waren geworden en bij een handvol van degenen die herstelden, zeer eenvoudige bloed-, speeksel- en urinetesten. (zie bijlage)

Deze studie was zeker een gok; niemand heeft ooit gevonden dat standaard bloedtesten ons iets vertellen over ME/cvs.

Harvey JM, Broderick G, Bowie A, et al. Tracking post-infectious fatigue in clinic using routine Lab tests. BMC Pediatrics. 2016;16:54 doi:10.1186/s12887-016-0596-8.

BMC Pediatrics

Resultaten

Er gaat niets boven consistentie in onderzoek. Deze studie onderstreepte en valideerde wat de Dubbo studies (Hickie et al., 2006; Vollmer-Conna et al., 2008) een jaar of tien geleden ontdekten; dat als je infectieuze mononucleose/ziekte van Pfeiffer/klierkoorts oploopt als adolescent, je helaas een vrij goede kans hebt op het krijgen van ME/cvs.

Na zes maanden voldeed 13% van hen aan de criteria voor ME/cvs (CCC criteria, aangepast door Jason), na 12 maanden voldeed 7% nog steeds aan de criteria en twee jaar later was 4% (@12 adolescenten) nog steeds ziek. (Vergelijk dat met 11% en 9% na 6 maanden en 12 maanden in de Dubbo studies).

Het is niet duidelijk of vrouwen een grotere kans hebben om klierkoorts op te lopen dan mannen, maar zij werden er zeker harder door getroffen. Na zes maanden was 90% van de adolescenten met ME/cvs vrouwelijk; na 12 maanden waren er dat 100%.

Testresultaten van bloed, speeksel en urine

De resultaten van 59 standaard laboratoriumtesten bij 13 jonge vrouwen met ME/cvs, met die van gezonde controles, toonde aan dat er een aantal verschillen werden gevonden en dat deze verschillen de HPA-as en hormonen benadrukten. Helaas bleven weinig van de afwijkingen die werden gevonden, bestaan na een punt in de tijd.

Verminderde niveaus van glucose en ACTH na zes maanden suggereerden dat de HPA-as sputterde. ACTH lokt de productie uit van cortisol door de bijnieren en wordt geproduceerd als reactie op biologische stress.

De auteurs suggereerden dat een cytokine (IL-6), die tijdens een infectie wordt geproduceerd, hypoglykemie zou kunnen bevorderen bij deze jonge ME/cvs-patiënten. Oudere ME/cvs- en FM-patiënten zullen zich herinneren dat hypoglykemie een rage was in de alternatieve gezondheidszorg enkele decennia geleden.

Oestradiolniveaus, het voornaamste geslachtshormoon bij vrouwen, stapelden zich op na 12 en 24 maanden. Deze twee bevindingen passen enigszins in Brodericks modellen in het verleden, die de HPA-as en het hormonale systeem bij ME/cvs benadrukten.

Het werk van Broderick suggereert dat vrouwelijke hormonen een belangrijke rol kunnen spelen in het feit dat vrouwelijke ME/cvs-patiënten blijven steken in een suboptimale fysiologische toestand. Zijn recente model suggereerde dat vrouwen met ME/cvs in een toestand belanden die verminderde cortisol, verhoogde oestradiol en verhoogde anti-inflammatoire activiteit omvat.

De auteurs merkten op dat een toename in neutrofielen na 24 maanden ook hormonale veranderingen zou kunnen weerspiegelen bij vrouwen met ME/cvs. Plus een kleine, maar niet-significante, tendens naar verhoogde thyroxineniveaus (T4) na zes en twaalf maanden (p<.06 / p<.07) die betrokkenheid suggereerde van de schildklier. Uiteindelijk suggereerde de studie dat immuunveranderingen tijdens infectie de HPA- en HPT-assen en vrouwelijke hormonen zouden kunnen beïnvloeden.

Conclusie

Deze studie was mogelijk altijd al iets van een lukraak schot, maar het benadrukte de mogelijke problemen met de HPA-as en hormonale problemen bij ME/cvs. Als dit bevestigd wordt in grotere studies en met proefpersonen met andere ziekten, zou het de mogelijkheid kunnen bieden aan dokters om simpele bloedtesten te gebruiken om snel te zeggen wie ME/cvs heeft.

© Cort Johnson, Health Rising. Vertaling Meintje, redactie ME-gids.


BMC Pediatr. 2016 Apr 26;16(1):54. doi: 10.1186/s12887-016-0596-8.

Tracking post-infectious fatigue in clinic using routine Lab tests.

Abstract

BACKGROUND:

While biomarkers for chronic fatigue syndrome (CFS) are beginning to emerge they typically require a highly specialized clinical laboratory. We hypothesized that subsets of commonly measured laboratory markers used in combination could support the diagnosis of post-infectious CFS (PI-CFS) in adolescents following infectious mononucleosis (IM) and help determine who might develop persistence of symptoms.

METHODS:

Routine clinical laboratory markers were collected prospectively in 301 mono-spot positive adolescents, 4 % of whom developed CFS (n = 13). At 6, 12, and 24 months post-diagnosis with IM, 59 standard tests were performed including metabolic profiling, liver enzyme panel, hormone profiles, complete blood count (CBC), differential white blood count (WBC), salivary cortisol, and urinalysis. Classification models separating PI-CFS from controls were constructed at each time point using stepwise subset selection.

RESULTS:

Lower ACTH levels at 6 months post-IM diagnosis were highly predictive of CFS (AUC p = 0.02). ACTH levels in CFS overlapped with healthy controls at 12 months, but again showed a trend towards a deficiency at 24 months. Conversely, estradiol levels depart significantly from normal at 12 months only to recover at 24 months (AUC p = 0.02). Finally, relative neutrophil count showed a significant departure from normal at 24 months in CFS (AUC p = 0.01). Expression of these markers evolved differently over time between groups.

CONCLUSIONS:

Preliminary results suggest that serial assessment of stress and sex hormones as well as the relative proportion of innate immune cells measured using standard clinical laboratory tests may support the diagnosis of PI-CFS in adolescents with IM.

KEYWORDS:

ACTH; Blood glucose; Chronic fatigue; Classification models; EBV; Estradiol; Free thyroxin; Infectious mononucleosis; Neutrophil count; Salivary cortisol

© Harvey et al., 2016 [HTML] [PDF]

Eén reactie

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
29
30
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
Datum/Tijd Evenement
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links