Bron:

Gut

| 6050 x gelezen

Vooruitgang in het identificeren van subgroepen van ME/CVS

Suzanne D. Vernon, PhD, Bateman Horne Center, 2 april 2018

Bij het zoeken naar biomarkers in klinische studies, is de heterogeniteit van de ziekte de nagel aan de doodskist van klinische onderzoekers. Ik ben misschien ouderwets, maar ik beschouw het als ruis op de radio: te veel lawaaierige ruis maakt het moeilijk om het mooie muziekgeluid te horen en wanneer je fijner afstemt, is het signaal luid en duidelijk. Hetzelfde geldt voor biomarkers: ziekteheterogeniteit is het equivalent van lawaaierige ruis, wat het erg moeilijk maakt om het signaal te identificeren. Het afbakenen van heterogeniteit kan signalen in een subgroep versterken – het signaal kan een symptoom zijn van een specifieke immuuncel.

Een team onder leiding van Armin Alaedini publiceerde een brief in Gut getiteld “Markers of non-coeliac wheat sensitivity in patients with myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome” [Markers van niet-coeliakie tarwegevoeligheid bij patiënten met myalgische encefalomyelitis/ chronisch vermoeidheidssyndroom]. Alaedini’s onderzoek onderzoekt de immuunrespons bij coeliakie en niet-coeliakie tarwegevoeligheid. Onlangs identificeerde hij biomarkers van schade aan de darmbarrière en systemische immuunactivatie bij mensen die tarwe aten maar geen coeliakie hadden. Opmerkelijk is dat deze mensen vergelijkbare symptomen ervaren als mensen met ME/CVS, dus Alaedini analyseerde bloedstalen van ME/CVS-patiënten en gezonde controles.

Alaedini en zijn team identificeerden een subgroep van ME/CVS-patiënten die vergelijkbare biomakers hadden waaronder verhoogde serumgehaltes van oplosbaar CD14 (sCD14) en lipopolysaccharide (LPS)-bindend eiwit, en antilichamen tegen bacterieel LPS en flagelline. ME/CVS-patiënten in deze subgroep hadden ernstige maag- en darmsymptomen waaronder buikpijn, misselijkheid en opgeblazen gevoel. Dit zijn veelbelovende biomarkers voor het identificeren van deze ME/CVS-subgroep om zich te richten op nieuwe behandelstrategieën. U kan de volledige publicatie hier bekijken: http://gut.bmj.com/cgi/pmidlookup?view=long&pmid=29550784


Verband met POTS

Dysautonomia International, 10 april 2018

Een eerdere studie naar posturaal orthostatisch tachycardiesyndroom (POTS) toonde vergelijkbare resultaten van een verband tussen glutensensitiviteit en POTS.


Markers van niet-coeliakie tarwegevoeligheid bij patiënten met myalgische encefalomyelitis/ chronisch vermoeidheidssyndroom

Gut.

Brief

Melanie Uhde, Alyssa C Indart, Xuechen B Yu, Sophie S Jang, Roberto De Giorgio, Peter H R Green, Umberto Volta, Suzanne D Vernon, Armin Alaedini

http://dx.doi.org/10.1136/gutjnl-2018-316133

We hebben onlangs in Gut gemeld dat niet-coeliakie tarwesensitiviteit [Engels: non-coeliac wheat sensitivity, NCWS, n.v.d.r.] geassocieerd is met een staat van systemische immuunactivatie in combinatie met een aangetast darmepitheel.1 Patiënten met NCWS ervaren maag- en darmsymptomen, waaronder meestal buikpijn en een opgeblazen gevoel, evenals symptomen buiten de darm, waaronder vermoeidheid, hoofdpijn en cognitieve problemen, prominent aanwezig zijn. 1,2 Een hoofdcomponentenanalyse van de gegenereerde data van onze studie, waaronder markers van antilichaamreactiviteit tegen tarwegluten, schade aan de darmcellen, en systemische aangeboren en verworven immuunresponsen tegen microbiële componenten, vonden een clustering van de patiënten en controles in onderscheidbare groepen en toonden het potentiële nut van de genoemde biomarkers voor het identificeren van patiënten met NCWS.1

Extreme vermoeidheid, in het bijzonder een vermoeidheid die niet verbetert met rust, is een kenmerk van myalgische encefalomyelitis / chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/CVS).3 Afwijkingen in het immuunsysteem bleken geassocieerd te zijn met symptomen bij een aanzienlijk aantal patiënten met ME/CVS4,5 Bovendien klagen veel patiënten van maag- en darmsymptomen van onbekende etiologie.6-8. We overwogen of een subgroep van patiënten met ME/CVS serologische markers kunnen vertonen die geassocieerd zijn met NCWS, wat enkele van de overeenkomstige symptomen zou kunnen verklaren. We hebben serumstalen gescreend van 131 patiënten met ME/CVS en 86 gezonde controles (tabel 1), die gerekruteerd werden zoals eerder beschreven9, voor dezelfde markers zoals in bovengenoemde studie over NCWS.1 Er werden vragenlijsten gebruikt om de maag- en darmsymptomen binnen de laatste zes maanden te evalueren, waaronder buikpijn, opgeblazen gevoel en misselijkheid. De ernst van individuele symptomen werd gescoord van 1 tot 5 (1 = afwezig, 2 = mild, 3 = matig, 4 = ernstig, 5 = zeer ernstig), en een totale score op basis van de som van individuele symptoomscores werd berekend voor elke proefpersoon.

Op basis van de eerder gegeneerde data van de originele cohorten van NCWS, coeliakie en controlepersonen (tabel 1), hebben we een discriminantfunctie geconfigureerd om potentiële gevallen van NCWS en coeliakie te identificeren bij de proefpersonen met ME/CVS en bijbehorende controlegroepen. Er werd lineaire discriminantanalyse gebruikt voor de kansberekening van elke ME/CVS-patiënt en controlepersoon die behoort tot een van de drie categorieën van NCWS, coeliakie en gezonde controles. De drempelwaarde voor het toewijzen van een persoon aan een categorie werd arbitrair bepaald op een berekende kans van 0.75. Dienovereenkomstig identificeerde het algoritme één patiënt (0.76%) met ME/CVS en 2 controlepersonen (2.3%) als behorend tot de groep met coeliakie. Daarentegen waren 20 patiënten met ME/CVS (15.3%) en 4 controlepersonen (4.6%) gecategoriseerd binnen de groep met NCWS (p=0.015). Er was ook een significant verband tussen de berekende kans voor NCWS en de totale score voor de ernst van maag- en darmsymptomen bij patiënten met ME/CVS (r=0.231, P=0.011).

Onze resultaten suggereren dat er mogelijk een subgroep van patiënten met ME/CVS is die sensitief is voor tarwe en aanverwante granen in afwezigheid van coeliakie, met potentiële relevantie voor sommige van hun symptomen. ME/CVS wordt erkend als een aandoening met een spectrum van klinische fenotypes en onderliggende etiologie. Karakterisering van patiënten in subgroepen op basis van klinische en biologische data is essentieel om de aandoening beter te begrijpen, en om bruikbare biomarkers en therapeutische doelen te identificeren. De resultaten van deze analyse bieden een reden voor het onderzoeken van de klinische en therapeutische relevantie van voedselsensitiviteit, in het bijzonder NCWS, in de context van ME/CVS in toekomstige studies.

Referenties

  1. Uhde M, Ajamian M, Caio G, et al. Intestinal cell damage and systemic immune activation in individuals reporting sensitivity to wheat in the absence of coeliac disease. Gut 2016;65:1930–7. doi:10.1136/gutjnl-2016-311964
  2. Volta U, Bardella MT, Calabrò A, et al. An Italian prospective multicenter survey on patients suspected of having non-celiac gluten sensitivity. BMC Med 2014;12:85. doi:10.1186/1741-7015-12-85

  3. Fukuda K, Straus SE, Hickie I, et al. The chronic fatigue syndrome: a comprehensive approach to its definition and study. International Chronic Fatigue Syndrome Study Group. Ann Intern Med 1994;121:953–9.
  4. Lorusso L, Mikhaylova SV, Capelli E, et al. Immunological aspects of chronic fatigue syndrome. Autoimmun Rev 2009;8:287–91. doi:10.1016/j.autrev.2008.08.003
  5. Gerwyn M, Maes M. Mechanisms Explaining Muscle Fatigue and Muscle Pain in Patients with Myalgic Encephalomyelitis/Chronic Fatigue Syndrome (ME/CFS): a Review of Recent Findings. Curr Rheumatol Rep 2017;19:1. doi:10.1007/s11926-017-0628-x
  6. Whitehead WE, Palsson O, Jones KR. Systematic review of the comorbidity of irritable bowel syndrome with other disorders: what are the causes and implications? Gastroenterology 2002;122:1140–56. doi:10.1053/gast.2002.32392
  7. Komaroff AL, Buchwald D. Symptoms and signs of chronic fatigue syndrome. Rev Infect Dis 1991;13(Suppl 1):S8–11. doi:10.1093/clinids/13.Supplement_1.S8 
  8. Aaron LA, Herrell R, Ashton S, et al. Comorbid clinical conditions in chronic fatigue: a co-twin control study. J Gen Intern Med 2001;16:24–31.
  9. Irlbeck DM, Vernon SD, McCleary KK, et al. No association found between the detection of either xenotropic murine leukemia virus-related virus or polytropic murine leukemia virus and chronic fatigue syndrome in a blinded, multi-site, prospective study by the establishment and use of the SolveCFS BioBank. BMC Res Notes 2014;7:461. doi:10.1186/1756-0500-7-461

© Uhde et al., 2018. Vertaling zuiderzon, redactie abby, ME-gids.

Citeren?

Uhde M, Indart AC, Yu XB, Jang SS, De Giorgio R, Green PHR, Volta U, Vernon SD, Alaedini A, 2018. Markers of non-coeliac wheat sensitivity in patients with myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome. Gut http://dx.doi.org/10.1136/gutjnl-2018-316133

[HTML] [PDF]


Lees ook

Info

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
1
2
3
4
5
Datum/Tijd Evenement
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links