Bron:

| 30554 x gelezen

Een kritische verslaggeving van de conferentie door Frank Twisk. De meeste lezingen zijn reeds diepgaand wetenschappelijk uitgewerkt (leggen van relaties tussen de theorieën van de verschillende wetenschapper-onderzoekers).

Een overzicht  van de sprekers over hun verschillende onderwerpen kunt u HIER vinden. Hieronder vindt u de uitgebreide versie.

Met dank aan Frank Twisk

Inleiding – Inge Vervotte

Minister van Welzijn, Volksgezondheid & Gezin.

Hoe ver de invloed reikt van de biopsychosociale bla-bla bleek wel uit de inleiding van Minister Vervotte. Uit de woordkeuze viel op te maken dat de tekst sterk geinspireerd was op de kretologie van “vermoeidheids-/stress-deskundige Boudewijn van Houdenhove”.

De inhoud van haar introduktie stak schril af bij hetgeen daarna gepresenteerd werd.

Twee uitspraken wil ik U niet onthouden

  1. Gezondheidszorg is niet omwille van de gezondheid zelf!
  2. Genezing is het vinden van een nieuw evenwicht.

 Met die “filosofische kletskoek”is wat mij betreft het hele verhaal verteld….

Lezing 1 – Dr. Lucille Capuron

Department of Psychiatry & Behavioral Medicine, Emory University School of Medicine, Atlanta, GA.

Over de invloed van cytokines (boodschapperstofjes van het afweersysteem), met name interferon-alfa, op vermoeidheid en depressie.

Nearly a third of patients with an inflammatory disease may develop depression, which until recently has been attributed to their inability to cope with the disease. However, research on patients who are aided via immunotherapy has challenged this theory. They hypothesized that cytokines suppress serotonin by activating the enzyme indoleamine-2,3-dioxygenase (IDO) that catabolizes tryptophan. “From clinical studies, we have learned that depressed patients either suffering from chronic inflammatory disorders or who are treated with cytokines have decreased plasma levels of tryptophan,” he said. “Second, we have observed that the enzyme responsible for that is induced not only at the periphery but in the brain.” By suppressing the IDO activity, more tryptophan should be available to be converted to serotonin, he theorized.

Voor een uitgebreide toelichting “Inlvoed ontsteking/stress op functioneren, gedrag en stemming” – Cytokine depressiemodel:  KLIK HIER of lees hieronder.

Cytokines zijn de boodschappers van het afweersysteem:

stofjes door het afweersysteem aangemaakt om de interne kommunikatie te regelen.

Cytokines beïnvloeden direkt de gemoedstoestand en het funktioneren van de mens.

Als iemand griep heeft, is hij/zij meer geprikkeld, minder stressbestendig et cetera.

Het cytokine-depressie-model beschrijft de relatie tussen cytokines en het funktioneren.

Dat cytokines direkt het funktioneren en de stemming van de mens beïnvloeden, blijkt uit het feit dat patiënten die interferon-alfa toegediend krijgen (zoals hepatitis-C-pa-tiënten en kankerpatiënten) na enig tijd ernstig vermoeid raken. Een deel van hen wordt in een later stadium ook depressief. Er is waarschijnlijk een genetische aanleg bij een deel van de patiënten om bij hoge hoeveelheden cytokines depressief te worden.

De cytokine, die aan de basis van de model ligt, is NFκB.

(NFκB: Nuclear Factor-Kappa B, is een eiwit dat in elke cel terug te vinden is en die de lichamelijke reaktie op stress, vrije radikalen, straling, ziektekiemen etc. in werking zet).

De cytokines die in reaktie hierop aangemaakt worden, zijn onder meer TNFα, Il1 en IL6.

De vraag is natuurlijk: waarom komen grotere hoeveelheden cytokines in omloop?

Er zijn (minstens) twee mogelijkheden:

  • de cytokines worden geproduceerd door makrofagen (vreetcellen) als een reaktie op inflammatie (een ontsteking, bijv. een infektie) en/of
  • de cytokines worden vervaardigd in de hersenen als een reaktie op stress.

Hoe is het bovenstaande biologisch te verklaren?

Cytokines die “decentraal” door makrofagen aangemaakt worden, resulteren,

  • bedoeld, via de zenuwen,
  • of onbedoeld, bijv. via gaatjes in de bloed-hersenen-barrière,

tot aanmaak van cytokines in de hersenen.

Toename van de hoeveelheden cytokines in de hersenen leiden onder meer tot:

  1. Afname van het vermogen om te leren en te onthouden (als gevolg van de afname van de zogenaamde synaptische elasticiteit).
  2. Ziektegedrag: het gedrag dat hoort bij “je ziek voelen”: depressieve gevoelens, geprikkeld zijn, koortsgevoel, vermoeidheid etc.
  3. Aktivering van de HPA-as (hypothalamus-hypofyse-bijnier-as),    teneinde de toegenomen stress te kunnen verwerken.

ad 1

Bepaalde cytokines beïnvloeden de hoeveelheden BDNF (brain-derived neurotrophic factor, vrij vertaald: zenuwcelstimulerende factor, afkomstig van de hersenen). BDNF is een neurotrofine, een belangrijke stof voor het overleven van neuronen, en komt met name voor in de hippocampus, de cortex en het prosencephalon (of voorhersenen).

ad 2

Stemmingen, gevoel etc. worden in belangrijke mate bepaald door de hoeveelheden dopamine, serotonine en noradrenaline. Met name serotonine speelt een voorname rol.

Specifieke cytokines aktiveren het enzym IDO. Dit leidt tot lagere hoeveelheden tryptofaan: de grondstof voor serotonine. Zie hier een verklaring voor depressiviteit!

ad 3

Toename van bepaalde cytokines leidt tot afgifte van CRH door de hypothalamus (CRH is een afkorting voor corticotropin-releasing hormone: een neurotransmitter die een hoofdrol speelt in de stressresponse: de biologische reaktie van het lichaam op stress)

Als gevolg hiervan maakt de hypofyse ACTH (adrenocorticotropisch hormoon, synoniem: corticotropine) aan, dat onder meer betrokken is bij het regelen van de hartslag.

De produktie van ACTH op zijn beurt leidt weer tot aanmaak van glucocorticoïden, een groep van steroïde hormonen (waartoe ook cortisol behoort), door de bijnieren.

Glucocorticoïden onderdrukken onder meer de cellulaire immuniteit (met name via IL2).

Normaal wordt de reaktie van het lichaam beëindigd, doordat de glucocorticoïden zich via een receptor binden met bijv. makrofagen, waardoor hun werking afgeremd wordt.

De dempende werking wordt echter ernstig verstoord bij een chronische ontsteking (bijv. infektie). De aanmaak van NFkB, die hiervan het gevolg is, verstoort de dempende werking van het signaal dat door de glucocorticoïden aan de receptor afgegeven wordt.

Het merkwaardige is dat bij ME-patiënten vaak verlaagde hoeveelheden cortisol vast-gesteld worden. Het is aannemelijk dat jarenlang aktivering van de HPA-as leidt tot uitputting van de grondstoffen voor corticosteroïde hormonen (met name cholesterol). Dit kan op den duur leiden tot onderdrukking van de werking van de HPA-as: paradox!

Schematisch ziet het cytokine-depressie-model er als volgt uit:

Gedragsveranderingen

Het model is ook een belangrijke verklaring voor (omkeerbare) gedragsveranderingen (klik hier) die ook in het interview met prof. de Meirleir ter sprake kwamen (klik hier).

Verminderde stressresponse: kip-of-ei-probleem

In het model nemen cytokines toe 1. door ontstekingen (o.a. infekties) en 2. door stress.

Volgens de biopsychosociale school is de oorzaak gelegen in een verminderde stress-response (de reaktie van de HPA-as op stress) de oorzaak van “CVS”. In het biomedische model is die verminderde stressresponse het gevolg van infekties/verzwakte afweer.

Het kip-of-ei-model (kip: infekties/verstoorde afweer, ei: verminderde stressresponse) wordt hier verder toegelicht. Het is waarschijnlijk dat de kip de problemen veroorzaakt!

Een volstrekt nieuwe kijk op depressiviteit…

Sommigen, zoals prof. Maes, stellen zelfs dat depressiviteit vaak het gevolg is van inflammatie (ontsteking). Het model impliceert dat we depressiviteit niet langer als een geestelijke stoornis, maar als een puur lichamelijke ziekte moeten beschouwen…..

Dit brengt een forse afname van het “klantenbestand” voor psychiaters en dergelijke.

Is dit de verklaring waarom Maes en anderen net zoveel weerstand te maken krijgen?

Lezing 2: Prof. Dr. Benjamin Natelson

Subtypen, neurologische afwijkingen en orthostatische intolerantie

Prof. Natelson gaf een overzicht van studies die hij de afgelopen jaren uitgevoerd heeft.

De onderwerpen die tijdens zijn lezing ter sprake kwamen:

  • subtypen en biologische verschillen
  • hersenafwijkingen, afwijkingen in het ruggenmerg en intellektuele prestaties.
  • orthostatische intolerantie, POTS en hypocapnia.

Subtypen

Prof. Natelson schetste een aantal mogelijke onderverdelingen van ME/CVS-patiënten

  • ME/CVS volgens de 1988- en volgens de 1994-kriteria,
  • ME/CVS met of zonder de diagnose fibromyalgie,
  • sudden onset (plots begin, vaak infektie) en gradual onset (geleidelijk begin),
  • ME/CVS met of zonder bijkomende psychiatrische stoornis,
  • wel of niet intellektueel beperkt en
  • “ernstige vorm” (vaak met de diagnose ME/CVS en fibromyalgie) of “mildere vorm”.

Een aantal interessante bevindingen:

  • 98% van de ME/CVS-patiënten die voldoen aan de 1988-kriteria hebben last van inspanningsintolerantie, bij de patiënten die voldoen aan de 1994-kriteria heeft 80% hier last van. In zijn algemeenheid komen nagenoeg alle klachten veel minder vaak voor. Bij ME/CVS-1988 komen alle bekende klachten bij ca. 90-100% van de patiënten voor!
  • De “mildere vorm” van ME/CVS ontstaat veel minder vaak plotseling/na een infektie.
  • Bij mensen met ME/CVS komt depressie minder vaak voor dan bij mensen met ME/CVS én fibromyalgie.
  • Bij mensen met ME/CVS is de hoeveelheid serotonine vaak gestegen, bij mensen met ME/CVS én fibromyalgie vaak gedaald.
  • Mensen met ME/CVS én fibromyalgie hebben meer pijn dan mensen met ME/CVS.

Hersenafwijkingen, afwijkingen ruggenmerg en intellektuele prestaties

Somatisatie is een psychiatrisch begrip beschreven door Johnson, Psychosom. Med, 1996.

De definitie van Lipowski (Lipowski, Z.J., Somatization: The concept and its clinical application. Am. J. Psychiater 1988; 145: 1358-68) van somatisatie is:

‘Somatisatie is de neiging om lichamelijke ongemakken en klachten – die niet door pathologische bevindingen kunnen worden verklaard – te ervaren en te rapporteren, ze aan een lichamelijke aandoening toe te schrijven en er medische hulp voor te zoeken.’

Dit staan lijnrecht tegenover kognitieve problemen als gevolg van hersenafwijkingen.

Studie 1  (klik hier voor de referentie)

Voor kognitieve prestaties worden diverse testen gebruikt, waaronder de PASAT-test.

Bij deze test moet de proefpersoon telkens een getal optellen bij de som die hij/zij tot dan toe berekend heeft: het gaat het om koncentratie, geheugen en informatieverwerking.

ME/CVS-patiënten scoren lager dan gezonde mensen, maar hoger dan MS-patiënten.

Studie 2 (klik hier en hier voor de referenties)

Bij 30% van de ME/CVS-patiënten worden bij MRI’s hersenafwijkingen vastgesteld.

Er is een duidelijke relatie tussen die hersenafwijkingen en het fysieke funktioneren.

(SOME) CFS PATIENTS MAY HAVE UNDERLYING ENCEPHAMYELITIS.

Studie 3 (klik hier voor de referentie)

Onderzoek van ruggenmergvloeistof (44 ME/CVS-patiënten en 13 kontrolepersonen).

Bij 30% worden sterk verhoogde hoeveelheden eiwitten in het ruggenmerg aangetroffen.

De hoeveelheid interleukine-10 (IL10, een cytokine: boodschapper afweersysteem) is hoger bij mensen met afwijkingen in de ruggenmergvloeistof (IL10 onderdrukt de NK cel-funktie!)

De hoeveelheid interleukine-8 (geproduceerd door makrofagen of vreetcellen om andere immuuncellen, neutrofielen, te waarschuwen) in het ruggenmergvloeistof is hoger bij patiën-ten met een plotseling begin (vaak infektie) dan bij patiënten met een geleidelijk begin.

Studie 4 (klik hier voor de referentie)

Onderzoek fMRI naar hersenaktiviteit en inspanning (zuurstofgebruik: HbO2/Hb-ratio)

ME/CVS-patiënten leveren bij eenzelfde intellektuele prestatie een veel grote inspanning.

Dit valt af te leiden uit de veel hogere zuurstofopname in de hersenen van patiënten.

Na een verhandeling over de overlap met de ziekte van Sjögren (droge lippen, droge ogen) ging prof. Natelson dieper in op biologische verschijnselen die optreden bij het staan.

Orthostatische intolerantie, hypocapnia en bloedvolume/zuurstof.

Recent heeft prof. Natelson met anderen ene studie uitgevoerd naar orthostatische intolerantie (problemen bij het langdurig staan, weerspiegeld in hartslag, bloeddruk etc.).

65 patiënten en 35 kontrolepersonen moesten 2 minuten liggen en daarna 8 minuten staan.

Orthostatische intolerantie (sterke daling bloeddruk en/of sterke stijging hartslag) werd niet vastgesteld. Wel werd bij een groep hypocapnia vastgesteld: klik hier voor een toelichting.

Kanttekening FT: orthostatische intolerantie ontstaat soms/vaak pas na een lange tijd staan.

Hypocapnia (lage hoeveelheden kooldioxide in het bloed) is het gevolg van hyperventilatie. Die hyperventilatie (leidend tot duizeligheid etc.) is op zijn beurt het gevolg van hyperpnea (versneld en diep ademhalen, bijv. om zuurstoftekorten aan te vullen). De oorzaak van hyper-pnea is waarschijnlijk hypovolemia (laag bloedvolume) en niet psychologisch (bijv. angst).

Een laag bloedvolume sluit aan bij bevindingen van dr. Peckerman, dr. Cheney en anderen.

Lezing 3: Prof. dr. Kenny de Meirleir

Immunological Changes at the Core of the Disease

Over immunologische afwijkingen (PKR, RNAse-L, NFkB etc.) en de vele gevolgen.

KLIK HIER of lees hieronder:

Voor achtergronden/toelichting bij de theorie van prof. de Meirleir verwijs ik U naar:

  • de transkriptie van een interview uit juli 2006: klik hier, hier, hier en hier en
  • de pagina die de theorie van prof. de Meirleir beschrijft: klik hier.

 

ME/CVS: een immuunziekte.

De kern volgens prof. de Meirleir: ME/CVS is een (dis)immuunziekte.

Bij ME/CVS-patiënten worden diverse immunologische afwijkingen vastgesteld:

  • inflammatoire afwijkingen (interleukine-6 en CRP)
  • interferon-aktiviteit
  • NK-cel-afwijkingen (aktiviteit en aantal)
  • complement cascade

Saillant detail: in Japan wordt “CFS” soms ook wel Low NK-syndrome genoemd.

Belangrijke komponenten van de afweer tegen lichaamsvreemd genetisch materiaal, zoals virussen (virusdeeltjes), zijn het RNAse-L-systeem, het PKR-systeem en NF-kB.

De rol die NF-kB speelt, kwam ook ter sprake in de lezing van prof. Maes: klik hier.

ME/CFS wordt gekenmerkt door afwijkingen in het RNAse-L- en/of PKR-subsysteem!

Vervolgens ging prof. de Meirleir dieper in op afwijkingen in het RNAse-L-subsysteem.

Normaal wordt RNAse-L geaktiveerd door 2,5-OAS.

Het gewone 2,5-OAS kent 3 varianten: p41 (of p46), p69 (p71) en p100.

De p69-variant van 2,5-OAs produceert zogenaamde trimeren; de p100-variant dimeren.

Als RNAse-L, een slapend enzym, door zogenaamde dimeren geaktiveerd wordt, zoals bij ME/CVS-patiënten, ontstaat een onbeschermde vorm van aktief RNAse-L.

Normaal echter wordt RNAse-L voor 95% geaktiveerd door trimeren en tetrameren.

In dat geval ontstaat er een aktief RNAse-L dat bestand is tegen aanvallen van buitenaf.

Omdat RNAse-L niet beschermd is, kan het worden verknipt tot zogenaamde RNAse-L-fragmenten door zogenaamde proteasen (splitsers), zoals elastase en calpain.

Doordat RNAse-L “verknipt” wordt, funktioneert dit deel van het afweersysteem niet goed!

Gevolg: het lichaam is niet (goed) in staat pathogenen (virussen etc.) uit te schakelen.

Het “verknippen” van gewoon RNAse-L resulteert in twee RNAse-L-fragmenten:

het 30 kDa-fragment en het 37-kDa-fragment. Elk van die fragmenten geeft een aantal problemen, die elk een belangrijke rol spelen in de pathofysiologie van ME/CVS.

Het 30-kDa-fragment heeft een ankyrine-domein.

De rem van RNAse-L, RLI genaamd, haakt aan bij dit ankyrine-domein.

Het probleem is echter dat RLI sterke gelijkenis vertoont met enkele ABC-transporters.

Door die gelijkenis is RLI ook in staat aan te haken bij die ABC-transporters

(met name de ABC7, MDR3, CFTR, TAP1, ABC3, ABC8, MRP1, MRP3 en MRP6-transporter).

De ABC-transporters (vervoersmiddelen) zorgen voor de ionen-uitwisseling die de cel in staat stelt in haar behoeften te voorzien. Deze worden nu gebruikt door zwartrijders.

Hierdoor kan de cel niet aan de eigen behoefte voldoen en dus niet goed funktioneren.

Dit probleem, verstoring van het ionen-kanaal, wordt het channelopathie genoemd.

Het 37-kDA-fragment is aktief, maar kan niet gestopt worden door de rem (RLI).

Dit fragment gaat zich nu tegen de gastheer keren:

RNA, het basismateriaal voor eiwitten: halffabrikaat gene expression, wordt verknipt.

Dit is één van de redenen waarom gene expression niet het gehele verhaal vertelt!

Het verknippen van het basismateriaal voor essentiële eiwitten heeft grote gevolgen.

Samengevat leidt dit tot de volgende vicieuze cirkel:

Bij ME/CVS-patiënten wordt tevens een 2,5-OAS-achtig eiwit aangemaakt (2,5-OASL).

Eén variant van dit eiwit (p30) blokkeert de schildklierhormoon-receptor, twee andere varianten van dit eiwit (p56 en p59) vernietigen dit “ontvangststation”.

Hierdoor worden organen niet (goed) aangestuurd door de schildklierhormoon.

Dus ook al is de hoeveelheid schildklierhormoon in het bloed etc. normaal, de “schildklierfunktie” van het lichaam werkt niet goed (hypothyroidisme).

Dit is een mogelijke oorzaak van het probleem onlangs door Tjörve geschetst: klik hier.

Bij een deel van de patiënten is ook het PKR-subsysteem (hyper)aktief.

Op basis van de antwoorden op de volgende twee vragen:

  • Is het PKR-systeem (over)aktief?
  • Is er sprake van RNAse-L-fragmentatie?

kunnen drie typen patiënten onderscheiden worden met elk hun eigen kenmerken!

Tenslotte ging prof. de Meirleir nog kort in op een studie van dr. Nancy Klimas die de genenaktiviteit van 3800 genen bij 23 ME/CVS-patiënten heeft onderzocht.

Van 117 genen was de genenaktiviteit afwijkend.

Het merendeel van die genen (eiwitten) heeft betrekking op het afweersysteem.

De genenaktiviteit van patiënten met “geleidelijk begin” en “plots begin” was verschillend.

Lezing 4: Anne Whittmore

Over het te bouwen Whittmore-Peterson Institute voor neuro-immunologische ziekten. 

Annette Whittemore is mede-initiatiefnemer/-oprichtster van het Neuro-Immune Institute voor neuro-immunologische ziekten, zoals ME, MS, fibromyalgie en Golfoorlogsyndroom.

Annette Whittemore is de moeder van een dochter met ME/CVS die al 16 jaar ziek is.

Het institituut draagt tevens de naam van dr. Daniel Peterson, die samen dr. Paul Cheney, betrokken was bij de ME/CVS-epidemie in Incline Village bij Lake Tahoe (Nevada), 1985.

Het centrum voor research, diagnose, behandeling en edukatie van ME/CVS en andere ziekten is eigenlijk de eerste in zijn soort: een baken van hoop voor ME/CVS-patiënten.

Het Neuro-Immune Institute wordt gebouwd op de campus van de Universiteit van Nevada, School of Medicine en zal volgens  planning in 2008/2009 opgeleverd worden.

Voor de website van het instituut: klik hier.

Voor het bekijken van een promotiefilm: voor breedband klik hier, voor smalband hier.

Voor informatie over dit instituut op de website van de universiteit: klik hier.

Voor een persbericht van de universiteit van Nevada: klik hier.

Naast tal van prominente Amerikaanse ME/CVS-onderzoekers zullen ook vooraanstaande deskundigen uit Europa (Kerr, de Meirleir) en de rest van de wereld een aktieve rol spelen.

Lezing 5: Dr. M. Brack

Centre d’Informations le Scientific sur Stress Oxydatif. Parijs.

Over oxidatieve stress (vrije radikalen), het meten daarvan, en het effektief bestrijden daarvan met antioxidanten. 

De lezing van Dr. Brack was niet altijd eenvoudig te volgen, omdat hij een kombinatie van Engels en Frans gebruikte en op gezette tijden geheel overstapte op de Franse taal.

De kern van zijn betoog laat zich in een aantal zinnen samenvatten:

  • Oxidatieve stress (vorming van vrije radikalen) speelt een rol in cardiovasculaire ziekten, stofwisselingsziekten, infektieziekten en neurodegeneratieve ziekten.
  • De hoeveelheid supplementen (vitaminen, mineralen, andere antioxidanten etc.) die ingenomen moet worden is per persoon verschillend.
  • Er is een duidelijke wisselwerking/samenhang tussen vitaminen etc. onderling: de verhoudingen zijn ook van groot belang (niet zomaar alleen vitamine E innemen).

    <Schematische weergave van de wisselwerking tussen vitaminen, zink etc.: volgt.>
  • Het is aan te raden vitaminen en supplementen in te nemen op basis van behoeften. Eerst meten, dan pas slikken…

Lezing 6: Prof. dr. Michael Maes

Pathofysiologische verklaring voor ME/CVS en behandeling m.b.v. medicijnen,supplementen etc.

Prof. Maes presenteerde een model dat de ziekte ME/CVS tracht te verklaren. Daarnaast werden enkele supplementen die een rol spelen in de behandeling besproken

De pathofysiologische verklaring

De primaire oorzaken:

  • externe stressoren (fysieke uitputting, operaties, stress etc.)
  • interne stressoren (infekties, allergieën etc.)

De pathofysiologische reaktie, met daarin hoofdrollen voor:

  • oxidatieve en nitrostatieve stress,
  • schade aan mitochondria (energiefabriekjes), 
  • ontsteking (inflammatie), 
  • auto-immuniteit en 
  • lekke-darmsyndroom.

als gevolg van

een kettingreaktie die in gang wordt gezet door NF-kB:

een eiwit dat een hoofdrol speelt in de reaktie van het afweersysteem op

  • een infektie: veroorzaakt door een pathogeen, bijv. virus, of
  • een ontsteking: veroorzaakt door andere prikkels, bijv. voeding, straling.

Het verklaringsmodel van prof. Maes sloot direkt aan bij de lezing van:

  • dr. Brack (lezing 5, over oxidatieve stress),
  • dr. Capuron (lezing 1, het ontsteking-cytokines-depressie-model) en 
  • prof. dr. de Meirleir (lezing 3, de rol van chronische inflammatie in een vicieuze cirkel).

Voor een uitgebreide toelichting op het verklaringsmodel van prof. Maes: KLIK HIER 

Diagnose:

Testen van de verschillende komponenten van het immuunsysteem, anti-oxidanten, oxidatieve en nitrosatieve stress, auto-immuniteit, hormonen, lekke darm, etc.

Behandeling:

Persoonsafhankelijk behandelplan:

  • kombinatie van supplementen en farmaceutische medicijnen.
  • aanpak van de triggers (antibiotika, antivirale middelen, exclusiedieet, etc …)
  • specifiek fysiotherapeutisch programma (BE-FYT) met o.a. endermologie en trilplaat.

Supplementen die vaak gebruikt worden zijn onder meer:

  • zink: antivirale werking, immuunmodulator (Th2->Th1) en anti-oxidant.
  • omega-3: ontstekingsremmend, immuunmodulator (vs. omega-6)
  • DHEA: herstel van hormonenbalans (normaal wordt DHEA door de bijnieren aangemaakt uit cholesterol, DHEA: basismateriaal voor steroïde hormonen).
  • carnitine: draagt (mede) zorg voor de transport van vetten naar de mitochondria.

 

Lezing 7: Pfizer

Over nieuwe capsules vloeibare carnitine: betere opname (verkoopverhaal).

Lezing 8: Dr. Jonathan Kerr

Over de rol van virussen en afwijkende genenaktiviteit (waarvan een groot deel op het afweersysteem betrekking heeft) en het doel van toekomstige studies (gene signature etc.)

KLIK HIER voor de uitwerkte versie over zijn lezing.

Dr. Jonathan Kerr is bekend geworden door zijn genen(aktiviteiten)onderzoek.

In 2005 verscheen een studie waarin hij aantoonde dat de genenaktiviteit (de mate waarin de genen, recepten uit het kookboek, gebruikt worden om eiwitten te produceren) van ME/CVS-patiënten afwijkingen vertoont: klik hier.

De lezing was min of meer een samenvatting van de overzichtsstudie die dr. Kerr, samen met dr. Devanur, vorig jaar publiceerde: klik hier.

Ook gaf dr. Kerr aan wat zijn plannen zijn voor de nabije toekomst. Die plannen beschreef hij reeds in een wetenschappelijk artikel: klik hier.

 In zijn lezing besteedde dr. Kerr met name aandacht aan:

  • de rol van virussen (van andere ziektekiemen) in ME/CVS,
  • afwijkende genenaktiviteit bij ME/CVS-patiënten en
  • diagnose m.b.v. genenmarkers en eiwitmarkers

 

De rol van virussen in de pathofysiologie van ME/CVS

Dr. Kerr schetste allereerst een overzicht van de normale reaktie van het afweersysteem op een virus (antigeen): de immuunresponse.

 

Vervolgens ging dr. Kerr kort in op de mogelijke rol van virussen in de pathofysiologie (oorzaak) van ME/CVS

  • veroorzakend (hit-and-run) versus in stand houdend (persisterend)
  • nieuwe infekties versus gereaktiveerde infekties.

Dr. R. Glaser heeft bijv. aangetoond dat het EBV-virus gereaktiveerd wordt door stress.

Hoe het ook zij, virussen, zoals EBV, het Q fever-virus en het parvo B19-virus, spelen een rol bij een deel van de ME/CVS-patiënten. Die infekties moeten behandeld worden!

Afwijkende genenaktiviteit en genenmarkers

Vervolgens ging dr. Kerr in op zijn genenaktiviteit-onderzoek en zijn speurtocht naar “genenmarkers” (beter: genenaktiviteit-markers): een specifiek genenaktiviteit-profiel voor ME/CVS-patiënten.

 Dr. Kerr begon dit deel van zijn lezing met een mini-kursus genomics: de studie van genen en de genenaktiviteit (eiwitproduktie).

Dr. Kerr - Genenactiviteit

Dr. Kerr heeft 80 genen met afwijkende produktie (aktiviteit) geïdentificeerd: 78 genen zijn overaktief, 2 genen zijn onderaktief.

De “afwijkende genen” zijn gesorteerd op basis van biologische funkties.

De afwijkende biologische processen hebben met name betrekking op:

  • het afweersysteem (de meeste genen),
  • neurologische funkties,
  • mitochondria (energieaanmaak) en
  • transcriptional en translational factors:
  • de regelaars van de transkriptie en translatie (zie boven).

Het onderzoek naar afwijkende genenaktiviteit kan een belangrijke bijdrage leveren in het opsporen van de oorzaak en meten van het succes van therapieën voor ME/CVS.

Maar genenaktivitonderzoek is niet zaligmakend: klik hier, hier en hier.

Er zijn verschillende beperkingen aan wat dit type onderzoek ons kan vertellen.

Zo verschilt genenaktiviteit van dag tot dag, hebben mensen met verschillende ziekten deels dezelfde afwijkingen en ontstaan sommige problemen pas achteraf.

De kernvraag is natuurlijk: wat veroorzaakt die afwijkende genenaktiviteit? Anders geformuleerd: waarom wijken de transcriptional factors (12 genen) af?

Die transcriptional factors zijn, volgens Kerr, gerelateerd aan…. virussen!De studie waarin dit beschreven wordt moet nog verschijnen.

 Onderzoek van Kerr in de nabije toekomst

Dr. Kerr zal zich de komende jaren met name koncentreren op het opsporen en testen van een “gene signature”, een afwijkend genen(aktiviteit)-profiel, voor ME/CVS.

Van belang voor toekomstig onderzoek in dit kader zijn onder meer:

  • de specificiteit van de “gene signature” (de kans dat een negatieve diagnose terecht is) en
  • variatie van de afwijkende genenaktiviteit in de tijd.

Daarnaast zal dr. Kerr, die onder meer samen gaat werken met prof. de Meirleir, zich richten op eiwitmarkers voor ME/CVS. Kerr onderkent 15 kandidaat-eiwitten.

Naschrift:

Zeer recent presenteerde dr. Garcia-Fructuoso op een fibromyalgie-proces de resultaten van zijn genenaktiviteitonderzoek. Volgens zijn onderzoeksgroep kunnen ME/CVS en fibromyalgie m.b.v. afwijkende genenaktiviteit onderscheiden worden en zegt afwijkende genenaktiviteit ook iets over de ernst van de ziekte. Voor een samenvatting van klik hier.

Literatuurverwijzingen

Studies Capuron, Dantzer, Kent, Maes e.a. (Cytokine-depressiemodel)

Neuropsychiatric adverse effects of interferon-alpha: recognition and management.

CNS Drugs. 2005;19(2):105-23.

Raison CL, Demetrashvili M, Capuron L, Miller AH.

klik hier voor een samenvatting.

Cytokines sing the blues: inflammation and the pathogenesis of depression.

Trends Immunol. 2006 Jan;27(1):24-31.

Raison CL, Capuron L, Miller AH.

klik hier voor een samenvatting.

Depression during pegylated interferon-alpha plus ribavirin therapy: prevalence and prediction.

J Clin Psychiatry. 2005 Jan;66(1):41-8.

Raison CL, Borisov AS, Broadwell SD, Capuron L, Woolwine BJ, Jacobson IM, Nemeroff CB, Miller AH.

klik hier voor een samenvatting.

Anterior cingulate activation and error processing during interferon-alpha treatment.

CNS Drugs. 2005;19(2):105-23.

Raison CL, Demetrashvili M, Capuron L, Miller AH.

klik hier voor een samenvatting.

Cytokine, sickness behavior, and depression.

Neurol Clin. 2006 Aug;24(3):441-60.

Dantzer R.

klik hier voor een samenvatting.

Twenty years of research on cytokine-induced sickness behavior.

Brain Behav Immun. 2007 Feb;21(2):153-60.

Dantzer R, Kelley KW.

klik hier voor een samenvatting.

Cytokines and major depression.

Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry. 2005 Feb;29(2):201-17.

Erratum in:

Prog Neuropsychopharmacol Biol Psychiatry. 2005 May;29(4):637-8.

Schiepers OJ, Wichers MC, Maes M.

klik hier voor een samenvatting.

The role of indoleamine 2,3-dioxygenase (IDO) in the pathophysiology of interferon-alpha-induced depression.

J Psychiatry Neurosci. 2004 Jan;29(1):11-7.

Wichers MC, Maes M.

klik hier voor een samenvatting.

Interferon-alpha-induced depressive symptoms are related to changes in the cytokine network but not to cortisol.

J Psychosom Res. 2007 Feb;62(2):207-14.

Wichers MC, Kenis G, Koek GH, Robaeys G, Nicolson NA, Maes M.

klik hier voor een samenvatting.

Studies Dr. Natelson

Patients with chronic fatigue syndrome have reduced absolute cortical blood flow.

Clin Physiol Funct Imaging. 2006 Mar;26(2):83-6.

Yoshiuchi K, Farkas J, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting.

klik hier voor een toelichting.

Hypocapnia is a biological marker for orthostatic intolerance in some patients with chronic fatigue syndrome.

Dyn Med. 2007 Jan 30;6:2

Natelson BH, Intriligator R, Cherniack NS, Chandler HK, Stewart JM.

klik hier voor de samenvatting.

klik hier voor een toelichting.

The influence of aerobic fitness and fibromyalgia on cardiorespiratory and perceptual responses to exercise in patients with chronic fatigue syndrome.

Arthritis Rheum. 2006 Oct;54(10):3351-62.

Cook DB, Nagelkirk PR, Poluri A, Mores J, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting. 

Objective evidence of cognitive complaints in Chronic Fatigue Syndrome: a BOLD fMRI study of verbal working memory.

Neuroimage. 2005 Jun;26(2):513-24.

Lange G, Steffener J, Cook DB, Bly BM, Christodoulou C, Liu WC, Deluca J, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting.

Sub-typing CFS patients on the basis of ‘minor’ symptoms.

Biol Psychol. 2006 Aug;73(2):124-31. Epub 2006 Feb 10.

Janal MN, Ciccone DS, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting.

Spinal fluid abnormalities in patients with chronic fatigue syndrome.

Clin Diagn Lab Immunol. 2005 Jan;12(1):52-5.

Natelson BH, Weaver SA, Tseng CL, Ottenweller JE.

klik hier voor de samenvatting.

Neuropsychological deficits in patients with chronic fatigue syndrome.

J Int Neuropsychol Soc. 2004 Mar;10(2):278-85.

Busichio K, Tiersky LA, Deluca J, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting.

Working memory deficits in chronic fatigue syndrome: differentiating between speed and accuracy of information processing.

Deluca J, Christodoulou C, Diamond BJ, Rosenstein ED, Kramer N, Natelson BH.

J Int Neuropsychol Soc. 2004 Jan;10(1):101-9.

klik hier voor de samenvatting.

Abnormal impedance cardiography predicts symptom severity in chronic fatigue syndrome.

Am J Med Sci. 2003 Aug;326(2):55-60.

Peckerman A, LaManca JJ, Dahl KA, Chemitiganti R, Qureishi B, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting.

Information processing efficiency in chronic fatigue syndrome and multiple sclerosis.

Arch Neurol. 1993 Mar;50(3):301-4.

DeLuca J, Johnson SK, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting.

A controlled study of brain magnetic resonance imaging in patients with the chronic fatigue syndrome.

J Neurol Sci. 1993 Dec 15;120(2):213-7.

Natelson BH, Cohen JM, Brassloff I, Lee HJ.

klik hier voor de samenvatting.

Brain MRI abnormalities exist in a subset of patients with chronic fatigue syndrome.

J Neurol Sci. 1999 Dec 1;171(1):3-7.

Lange G, DeLuca J, Maldjian JA, Lee H, Tiersky LA, Natelson BH.

klik hier voor de samenvatting.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
28
29
30
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
Datum/Tijd Evenement
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links