Bron:

| 8233 x gelezen



Epstein-Barrvirus © NCI via Wikimedia

Tracy Duvall, 10 juni 2017

In een recente paper introduceert Dr. Willy Eriksen een complete verklaring voor de ontwikkeling, verscheidenheid en hardnekkigheid van myalgische encefalomyelitis (ME), ook gekend als chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Hij stelt ook een mogelijke genezende behandeling voor. Aangezien dit mogelijk baanbrekend onderzoek weinig aandacht kreeg, contacteerde ik Dr. Eriksen en interviewde ik hem via e-mail. Deze post is een samenvatting van zijn hypothese, die ik probeer voor te stellen in eenvoudige taal.

Andere posts bevatten: 1) het interview, dat aanzienlijk wat nieuwe informatie bevat over zijn hypothese, en 2) mijn interpretatie van hoe Eriksens model aansluit op ander onderzoek, en op mijn ervaring.

Eriksen heeft een MD (dokter/arts, n.v.d.r.) en een PhD (doctor, n.v.d.r.) en is een onderzoeksprofessor aan het Noorse Instituut voor Volksgezondheid. Dus ik ga ervan uit dat hij de gespecialiseerde kennis heeft om ME-onderzoek te beoordelen en om alternatieven voor te stellen. (Ik ben antropoloog, dus ik heb die kennis niet.) Hoewel dit zijn eerste publicatie is over deze ziekte, citeert zijn artikel 146 referenties, en hij merkt op: “Ik heb letterlijk duizenden wetenschappelijke abstracts, artikels en rapporten gelezen over ME.”

Ultrakorte samenvatting

Ik heb zijn volledige artikel gelezen (“De verspreiding van EBV naar ectopische lymfoïde aggregaten is mogelijk het uiteindelijke algemene reactiepad in de pathogenese van ME”), dat ligt te verkommeren achter een paywall. Gelukkig is het abstract vrij toegankelijk, maar het is geschreven voor specialisten. Hier is mijn ultrakorte synopsis van zijn hypothese:

Er vormen zich klonters van immuuncellen op een of meerdere sleutelplekken doorheen het zenuwstelsel. Het Epstein-Barrvirus (EBV) besmet de klonter(s), wat ontsteking veroorzaakt in de omgeving ervan. Deze ontsteking veroorzaakt een reactie in het zenuwstelsel, die rechtstreeks en onrechtstreeks verantwoordelijk is voor de symptomen van ME. De immuuncellen van een patiënt extraheren, ze primen om EBV aan te vallen en ze terugzetten in het lichaam, zou de ziekte kunnen genezen.

Langere samenvatting, met meer details

Eerst leidt een of andere ziekte, een letsel of een giftige chemische stof tot het aaneenklonteren van immuuncellen (een ‘ectopisch lymfoïde aggregaat’) op een of meerdere plaatsen doorheen het zenuwstelsel. Eriksen suggereert dat dit zich waarschijnlijk afspeelt in de achterwortelganglia, die zich bevinden tussen de wervels, omdat die de perifere zenuwen (in vingertoppen, bijvoorbeeld) verbinden met de ruggengraat en dus met het centrale zenuwstelsel. (Een goede samenvatting vind je hier .) Het is algemeen geweten dat deze klonters zich soms vormen in mensen, maar hun rol in ME is nog niet aangetoond en ook niet vaak besproken.

Vervolgens infecteert het Epstein-Barrvirus (EBV) een van de immuuncellen die langs het zenuwstelsel geklonterd zitten, en het virus verspreidt zich naar andere cellen in de klonter. Het is bekend dat EBV dit soort cellen infecteert.

Na verloop van tijd kan het zijn dat er zich meer klonters vormen in verschillende delen van het zenuwstelsel en dat die geïnfecteerd raken, en dat in oudere klonters de EBV-infectie weggevaagd kan worden.

Ten derde veroorzaakt de EBV-infectie de gewoonlijke reactie: ontsteking in de geïnfecteerde zone.

Ten vierde lokt deze ontsteking bepaalde reacties uit in het zenuwstelsel, te beginnen met ‘activatie van gliacellen‘, en dit tast andere delen van het lichaam aan. Dus sommige symptomen komen voor bij alle mensen met ME omdat deze veranderingen zich verspreiden (vertakken) doorheen het centrale zenuwstelsel of op een andere manier circuleren doorheen het lichaam. Het is inderdaad zo dat activering van gliacellen boodschappermolecules (cytokines) in de bloedstroom kunnen brengen, en die zouden het probleem kunnen veroorzaken met het metabolisme dat onderzoekers hebben ontdekt in andere soorten cellen.

Andere symptomen zijn meer wisselend omdat de klonters van geïnfecteerde immuuncellen bij verschillende zenuwen zitten. Bijvoorbeeld: iemand met een infectie aan een lager deel van de ruggengraat zou op een andere manier lijden dan iemand met een infectie aan een hoger deel van de ruggengraat.

Voor meer informatie over gliacellen is er deze basispagina, dit item op Wikipedia, of een van de vele video’s op YouTube.

Ten vijfde: deze infectie langdurig bestrijden leidt tot ‘immuunceluitputting’. Zo wordt de ziekte relatief stabiel, of met andere woorden: chronisch.

Maar dat is niet de volledige hypothese. In tegenstelling tot sommige andere onderzoekers – Robert Naviaux, bijvoorbeeld – verklaart Eriksen ook postexertionele malaise (PEM). Hij stelt voor dat PEM uiteindelijk een resultaat is van fysieke stress – te veel beweging, stretchen of druk – op de perifere zenuwen, zoals diegenen die langs onze armen en benen lopen. Dit versterkt de reacties in het zenuwstelsel (de gliacelactivering) die de drijvende kracht zijn achter ME.

In het interview verduidelijkt hij dat andere krachten, zoals psychologische stress of giftige chemicaliën, de PEM-drempel voor fysieke activiteit kunnen verlagen. Dus voor de ME-patiënt in kwestie lijkt het misschien zo dat de psychologische stress de enige oorzaak is van zijn PEM, terwijl het eigenlijk enkel de PEM-drempel voor fysieke activiteit verlaagt, bijvoorbeeld van wandelen naar rechtop zitten.

Tot slot stelt Eriksen een mogelijke genezing voor: ‘infuus van autologe EBV-specifieke T-lymfocyten’. Dit is wat hij daarmee bedoelt: T-cellen (een soort immuuncel) worden uit het bloed van elke ME-patiënt gehaald en in een labo blootgesteld aan EBV. Dit zal de T-cellen trainen om EBV aan te vallen. Dan zullen de T-cellen intraveneus bij de patiënt heringebracht worden, en als alles loopt volgens de hypothese, zal een deel ervan uiteindelijk circuleren waar de geïnfecteerde cellen dichtbij het zenuwstelsel ME veroorzaken. De T-cellen zullen het virus daar uitroeien en zo de ziekte genezen. (Joepie!) Dit soort behandeling heeft succes geboekt bij andere ziektes die veroorzaakt worden door EBV.

Voor meer informatie…

Natuurlijk staat er veel meer informatie in de paper van Eriksen (en veel meer details!) dan in deze bespreking. In het interview (warm aanbevolen!) en mijn blogpost die deze hypothese evalueert, vind je nog wat meer details. Maar de technisch ingestelde lezers die honger hebben naar meer (waaronder ook andere onderzoekers, hoop ik) kunnen best een bibliotheek zoeken die het vakblad Medical Hypotheses aanbiedt, of hier een vraag stellen.

© Tracy Duvall. Vertaling Abby, redactie Zuiderzon, ME-gids.


Eriksens ME-hypothese: interview

Tracy Duvall, 10 juni 2017

Dit interview met Dr. Willy Eriksen, een onderzoeksprofessor aan het Noorse Instituut voor Volksgezondheid, is de tweede van drie blogposts over zijn hypothese over de oorzaak en mogelijke genezing van myalgische encefalomyelitis (ME), ook gekend als chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS). Hier vraag ik Eriksen om zijn gepubliceerde hypothese verder uit te leggen. Dus kijk eerst naar de eerste post voor een samenvatting van zijn hypothese in relatief gewone taal. Of moest je toegang hebben, lees dan zijn gepubliceerd artikel: “The spread of EBV to ectopic lymphoid aggregates may be the final common pathway in the pathogenesis of ME/CFS.” [De verspreiding van EBV naar ectopische lymfoïde aggregaten is mogelijk het uiteindelijke algemene reactiepad in de pathogenese van ME.]

In de derde post vergelijk ik Eriksens model met ander recent onderzoek en met mijn eigen ervaring.

1. Vanwaar uw interesse om een verklaring te vinden voor ME?

Ik heb familieleden die lijden aan ME.

2. Kan u kort beschrijven wat er zo uniek is aan uw hypothese?

De hypothese die ik voorgesteld heb, kan alle symptomen verklaren en is verenigbaar met alle belangrijke onderzoeksbevindingen. Het kan relatief eenvoudig getest worden. En als de test positief blijkt, dan hebben we tegelijkertijd een belangrijke oorzaak van ME gevonden, en een genezende behandeling. Deze constellatie van aspecten is best uniek, vind ik.

Door de jaren heen hebben veel wetenschappers en clinici gesuggereerd dat EBV een belangrijke rol zou kunnen spelen. In mijn artikel bespreek ik eerdere hypotheses waarin EBV een rol speelt, en toon ik aan op welke manier die hypotheses verschillen van de mijne. Ik maak de vergelijking niet graag korter dan dat.

3. Hebt u andere experts in Noorwegen of elders geraadpleegd, zoals Fluge en Mella?

Ik heb geen andere experts geraadpleegd in verband met de uitwerking van mijn hypothese. Ik ben kort in contact geweest met enkele experts op vlak van celtherapie, over hun ervaring met celtherapie, maar niet over de pathogenese van ME. Ik heb echter door de jaren heen letterlijk duizenden wetenschappelijke abstracts, artikels en rapporten gelezen over ME.

4. Moet het infectieus agens EBV zijn? Sommige mensen zeggen dat ze ME hebben en negatief testen voor EBV-antistoffen.

Ik denk niet dat elk geval van ME verklaard kan worden door de mechanismen die ik beschrijf. Maar ik verwacht dat mijn hypothese de meerderheid van de gevallen kan verklaren die voldoen aan de Canadese Criteria.

Besmetting met neurotropische microbes, zoals Coxsackie B-virus, kan tijdelijke neuro-inflammatie veroorzaken en lymfoïde aggregaten induceren in structuren van het zenuwstelsel. Bij patiënten die ME ontwikkelen na zo’n infectie, verwacht ik dat er nog een ander belangrijk voorval plaatsvindt. Dat belangrijk voorval is dat de lymfoïde aggregaten in de structuur van het zenuwstelsel van de patiënt gekoloniseerd worden door lymfocyten die geïnfecteerd zijn met EBV. Dus wat lijkt op een postinfectieuze aandoening (‘postviraal vermoeidheidssyndroom’), zou eigenlijk een chronische infectieuze aandoening kunnen zijn, veroorzaakt door een andere microbe (EBV) dan diegene die de ziekte aanvankelijk heeft uitgelokt (bv. Coxsackie B-virus).

Toch verzet ik me niet tegen het idee dat er ook andere mechanismes achter ME kunnen liggen, zoals andere virussen. Volgens mijn hypothese zou HHV-6 een rol kunnen spelen door de wisselwerking met EBV. Het is echter ook mogelijk dat HHV-6 een belangrijke rol speelt in bepaalde gevallen, zonder enige interactie met EBV.

Zo lang we niet zeker weten wat de oorzaak is van ME, moeten we een open geest behouden.

5. Hoe passen de recente bevindingen van metabolomicastudies door Naviaux et al., Armstrong et al. en Hanson et al. in uw hypothese?

De bevindingen van deze metabolomicastudies stemmen volledig overeen met mijn hypothese. Het metabolisme van de geactiveerde gliacellen is verstoord. En het zou kunnen dat metabolieten van geactiveerde gliacellen uitgescheiden worden in de extracellulaire ruimte en verder in de bloedsomloop, waar ze gedetecteerd kunnen worden. Geactiveerde gliacellen kunnen ook cytokines produceren die ook uitgescheiden kunnen worden in de bloedsomloop. Cytokines die doorsijpelen naar de bloedsomloop, infecteren vele cellen in het lichaam en kunnen het metabolisme van vele cellen verstoren. De metabolieten van deze cellen die verstoord worden door cytokines, kunnen ook gedetecteerd worden in het plasma.

Als je kijkt naar de bevindingen van Naviaux (PNAS, 2016), zal je zien dat “de dominante bevinding van de reactiepadanalyse was dat de afwijkende waarden aan sfingolopiden ongeveer 50% van de metabolische verstoringen uitmaakten.” Sfingolipiden zijn vooral overvloedig aanwezig in het zenuwstelsel en zijn betrokken bij neuro-inflammatie.

6. Ron Davis en anderen hebben ontdekt dat cellen van ME-patiënten weer gezond worden in bloed van gezonde mensen en vice versa, tenminste bij de metingen die zij gebruiken. (Zie https://www.me-gids.net/module-ME_CVS_docs-viewpub-tid-1-pid-1731.html, uitleg in filmpje start rond 9:30). Past dit binnen uw hypothese?

Deze bevindingen van Ron Davis en anderen zijn volledig consistent met mijn hypothese. Deze bevindingen tonen aan dat er substanties zijn in het serum van ME-patiënten die het metabolisme beïnvloeden van gezonde cellen die in contact worden gebracht met het serum. Deze substanties zouden de cytokines kunnen zijn die uitgescheiden worden door de geactiveerde gliacellen (zie boven).

7. Lily Chu merkte volgend artikel op PubMed op: (http://www.tandfonline.com/doi/abs/10.1300/J092v08n01_03?journalCode=icfs20). Het bericht over een succesvolle transplantatie van autologe cellen uit lymfeknopen. Komt dit overeen met uw hypothese?

Lily Chu verwijst naar een zeer interessante, maar ongecontroleerde proef van Nancy Klimas en collega’s. Hun bevindingen komen helemaal overeen met mijn hypothese. Sommigen van de lymfocyten die afgenomen werden, ex vivo geëxpandeerd werden en dan opnieuw werden ingebracht bij de patiënt, waren mogelijk EBV-specifiek (d.w.z. gericht op met EBV geïnfecteerde cellen). Maar de EBV-specifieke lymfocyten vertegenwoordigden waarschijnlijk slechts een klein deel van alle lymfocyten. Volgens mijn hypothese zou die opstelling wel effect hebben, maar geen groot effect. Dat is precies wat Klimas en collega’s ontdekt hebben.

8. Zou, volgens uw hypothese, iets anders dan mechanische belasting van perifere zenuwen postexertionele malaise kunnen veroorzaken? Ik denk bijvoorbeeld aan emotionele belasting of blootstelling aan giftige stoffen. Of zouden die een ander reactiepad activeren dan gliacellen en dus PEM?

Op basis van mijn hypothese zou men verwachten dat de gevolgen van fysieke activiteit deels afhangen van de intensiteit van de gliacelactivering in de perifere zenuwen vóór de fysieke inspanning begint. Dus als de gliacelactivering vóór de fysieke inspanning op een laag niveau staat, zou het kunnen dat de patiënt meer fysieke inspanning verdraagt dan als de gliacelactivering vóór de inspanning op een hoog niveau zit.

Het zou wel kunnen dat de gliacelactivering vóór inspanning beïnvloed wordt door de mate van verspreiding en het soort van EBV-activiteit in de lymfoïde aggregaten (bv. de mate van verspreiding van de lytische replicatie) voordat de fysieke inspanning zich voordoet. Het is bekend dat emotionele belasting tijdelijk iemands immuunsysteem kan verzwakken. Dus als een periode van emotionele belasting het immuunsysteem van een ME-patiënt tijdelijk heeft verzwakt, en er dus een hogere EBV-activiteit en sterke gliacelactivering is, zal minder fysieke inspanning nodig zijn om postexertionele malaise uit te lokken.

We moeten ook in ons achterhoofd houden dat psychologische belasting in verband staat met lichaamsbewegingspatronen. Een voorbeeld: aan een tafel zitten en een boek lezen terwijl je je ontspannen voelt, is niet hetzelfde als aan diezelfde tafel zitten met datzelfde boek terwijl je psychologisch onder druk staat. Dit komt doordat in het laatste geval de spieren meer gespannen staan. Gespannen spieren staan duidelijk in verband met meer mechanische belasting van de perifere zenuwen.

Blootstelling aan neurotoxines zou de gliacellen kunnen beïnvloeden op een chemische manier en zo een impact kunnen hebben op het niveau van gliacelactivering. Dus als een ME-patiënt blootgesteld is aan dat soort giftige stoffen, en die blootstelling heeft geleid tot verhoogde gliacelactivering, dan kan het zijn dat die persoon minder fysieke inspanning kan verdragen.

9. Zou u in lekentaal kunnen uitleggen hoe uw mogelijk genezende behandeling zou werken? Ik bedoel daarmee: hoe worden autologe EBV-specifieke T-lymfocyten aangemaakt, hoe vaak zou zo’n infuus gegeven worden, enz. Wordt deze behandeling gebruikt tegen andere ziektes?

Ik ben geen celtherapiedeskundige, en wat ik hierover weet is wat ik heb geleerd door artikels te lezen en te praten met vakdeskundigen. De methodes die gebruikt worden om EBV-specifieke T-lymfocyten aan te maken verschillen van labo tot labo. Er zijn verschillende manieren om de cellen te activeren en om de EBV-specifieke T-cellen te identificeren en te extraheren. Kort gezegd ziet de methode er als volgt uit: a) Er wordt bloed afgenomen en bloedcellen worden geëxtraheerd uit dit bloedstaal. Als men autologe T-cellen gebruikt, zoals ik voorstel in mijn artikel, extraheert men de cellen uit het eigen bloed van de patiënt. b) De bloedcellen worden geactiveerd door een mix van synthetische EBV-antigenen en enkele andere reagenten. c) De cellen worden op zo’n manier gekweekt dat het de cellen doet prolifereren. d) T-lymfocyten worden dan geïsoleerd, geoogst, gecontroleerd en gecryopreserveerd vóór klinisch gebruik. e) De T-lymfocyten worden intraveneus bij de patiënt ingebracht. Het aantal cellen in elke dosis en de frequentie van de infusies zijn afhankelijk van de te behandelen aandoening. Het aantal T-cellen per infuus zou rond de 10 à 20 miljoen kunnen liggen. Eén of twee infusies kan voldoende zijn. Het zou kunnen dat andere patiënten een ‘navulling’ nodig hebben.

Het effect van infusies van EBV-specifieke T-cellen is getest op patiënten met verschillende EBV-gerelateerde aandoeningen. In veel experimenten werden T-cellen van donoren gebruikt. In sommige proeven werden eigen T-cellen van de patiënt gebruikt (autologe T-cellen). Er zijn positieve resultaten opgetekend bij EBV-gerelateerde bloedkankers en bij multiple sclerose. In verschillende onderzoeken was er één waarbij men succes boekte in het voorkomen of behandelen van reactivering van EBV bij patiënten met een sterk verzwakt immuunsysteem. [Dat wil zeggen dat veel onderzoeken succes hebben geboekt – n.v.d.r.]

10. Bent u van plan om deze genezende behandeling op patiënten te testen, of hebt u weet van een labo dat dit van plan is?

Ik zal doen wat ik kan om dit waar te maken. Er zijn echter wel enkele struikelblokken. En veel zal afhangen van fondsen. Tot voor kort waren de methodes om dit soort cellen te maken zo ingewikkeld, tijdrovend en duur dat slechts enkele laboratoria in de wereld ertoe in staat waren. Dankzij vereenvoudigde methodes en betere apparatuur komt er snel een ommekeer in deze situatie. Tot hier toe is er echter geen enkel labo in Noorwegen dat de productie van EBV-specifieke T-cellen in zijn repertoire heeft. Dus tot hier toe hebben we voor het testen van het effect van EBV-specifieke T-cellen nood aan samenwerking met buitenlandse laboratoria.

Ik ken minstens één onderzoeksteam buiten Noorwegen dat interesse heeft om hetzelfde te doen. Maar voor zover ik weet, hebben ze er op dit moment ook het geld niet voor.

11. Wat nu? Blijft ME bij u op het programma staan?

Ja, ik zal me blijven focussen op ME. Ik ben ook betrokken bij andere projecten aan het Noorse Instituut voor Volksgezondheid, maar die hebben niks te maken met ME.

Na het lezen van mijn commentaren op het originele interview, stuurde Eriksen mij een e-mail met meer uitleg over darmproblemen en de timing van processen:

Er zijn twee darmgerelateerde aspecten van ME die een allesomvattende hypothese als de mijne moet kunnen verklaren: A) Veel mensen met ME hebben symptomen die lijken voort te komen uit het spijsverteringsstelsel, zoals buikpijn, opgeblazen gevoel, diarree en overgevoeligheid voor bepaalde voedingsstoffen. B) Sommige studies suggereren dat de bacteriële darmflora van ME-patiënten afwijkt van die van gezonde controlepersonen.

Deze aspecten kunnen uitgelegd worden via mijn hypothese. De anatomie begrijpen, en de rol van het zenuwstelsel, is hier van uitermate belang. De darmwand en het bindweefsel rond de darmen zitten letterlijk vol zenuwen, zenuweinden en bundels van zenuwcellen. Deze zenuwstructuren controleren de peristaltische beweging van de darmen, ze controleren de samenstelling en de hoeveelheid van de uitscheiding in de darm, en ze dragen pijngevoel over. Er zijn ook zenuwsensoren die het micromilieu van de darmen in de gaten houden. De meerderheid van deze zenuwstructuren zijn gekoppeld aan het autonome zenuwstelsel en het centrale zenuwstelsel. Dus een wijdverspreide gliacelactivering kan een invloed uitoefenen op allerlei aspecten van de darmfunctie. En het zou kunnen dat fluctuering in de gliacelactivering (bv. na fysieke activiteit) fluctueringen veroorzaakt in de darmfunctie. Zo kan gliale activering dus de spijsverteringsgerelateerde ME-symptomen verklaren.

De darmbacteriën zijn afhankelijk van de voedingsstoffen die in de darm komen. Deze voedingsstoffen die de bacteriën in de darm krijgen, hangen niet enkel af van onze manier van eten, maar ook van de kwaliteit en de omvang van de voedingscomponenten die de verschillende delen van de darm bereiken. En de samenstelling van deze voedingscomponenten hangt af van de uitscheidingen uit de darmwand, afscheidingen van de lever via de gal en de afscheidingen uit de pancreas. Als we bijvoorbeeld vet eten, komen galafscheidingen in de dunne darm terecht die het vet afbreken en het makkelijker absorbeerbaar maken voor de darm. Zonder galafscheiding op het juiste moment na de maaltijd zal er veel vet in de dikke darm terechtkomen in plaats van geabsorbeerd te worden. Bacteriën in de dikke darm die houden van vet, kunnen zich dan vermeerderen. En zo verder. Dus het lijkt me duidelijk dat de bacteriële darmflora beïnvloed wordt door verstoringen in het zenuwstelsel dat de werking van de ingewanden controleert. Wie twijfels heeft, kan deze paper bekijken: Rolig et al. , Plos Biol February 16, 2017.

Als PEM te wijten is aan verdere gliacelactivering, waarom duurt het dan slechts een paar dagen voordat het begint, als Eriksen suggereert dat het verschillende weken duurt voordat gliale activering uitdooft na behandeling met Rituximab?

Gliacelactivering is vaak een complex proces met verschillende elementen en verschillende soorten celreacties. Sommigen van die reacties (bv. celproliferatie) kan weken of maanden opbouwen, en kan een tijdje duren voor het weer wat afneemt. Andere reacties (bv. golven van calciumfluxverstoringen) kan je het best vergelijken met een orkaan die aankomt vanuit de Caraïbische Zee, langs Cuba en Florida raast en enkele dagen later weer gaat liggen.

© Tracy Duvall. Vertaling Abby, redactie Zuiderzon, ME-gids.


Eriksens ME-hypothese: mijn commentaren

Tracy Duvall, 9 juni 2017

In twee andere posts vat ik de hypothese samen van Dr. Willy Eriksen over de oorzaak en genezing van myalgische encefalomyelitis (ME), en interview ik Eriksen. Hier bekijk ik, een goed geïnformeerde patiënt, maar geen bioloog of dokter, dit model in het licht van ander onderzoek en mijn eigen ervaring. Met andere woorden: ik schrijf mijn gedachten neer. Hoewel ik vragen en bedenkingen heb, geloof ik dat Eriksen het bij het rechte eind zou kunnen hebben over enkele belangrijke aspecten van ME.

Vergelijking met onderzoek

Een van mijn frustraties over recent metabolomica- en darmgericht onderzoek over ME is dat het niet voldoende verklaart wat er oorspronkelijk misging en waarom de symptomen veranderen met de tijd. Symptomen veranderen dagenlang door postexertionele malaise (PEM), maar ze kunnen ook gedurende langere periodes veranderen door verschillende letsels, waaronder overmatige inspanning, infectie en natuurlijk geneesmiddelen. Persoonlijk zou ik willen weten hoe iemand als Robert Naviaux PEM verklaart, of van die langere periodes waarin symptomen stabiel zijn. Eriksen probeert tenminste beide dingen te verklaren.

Waar zijn hypothese echter stopt, is waar die andere studies de draad weer oppikken. Wat Eriksen beweert over de compatibiliteit met de metabolomicastudies en het werk van Ron Davis stemt mij hoopvol: gliacelactivering leidt mogelijk direct of indirect tot het vrijkomen van een of andere molecule in de bloedstroom, wat cellen in de celgevaarreactie duwt.

(Verder is het ook intrigerend dat gliacellen ATP uitsturen en ontvangen als een purinergisch signaal, wat zou overeenstemmen met de modellen van Davis en Naviaux en toegang geeft tot een complexere signaalketen.) Zie hier en hier voor meer info.

In elk geval is zijn model consistent met heel wat verschillend onderzoek dat hij citeert.

Vergelijking met ervaring

Dit is mijn specialiteit. Ik werk hier al zes jaar aan! Kort gezegd vind ik dat Eriksens hypothese bepaalde mysteries in mijn ervaring met ME zou kunnen verklaren, maar naar mijn mening blijven anderen onverklaard, zoals het proces van PEM.

Plausibele antwoorden op vragen

Eriksens hypothese:

  • Omvat het bewijs voor aanhoudende infectie met Epstein-Barrvirus (EBV), zelfs als EBV niet teruggevonden kan worden in het bloed en het niet de opgemerkte infectie is die onmiddellijk voorafging aan het begin van de symptomen.
  • Verklaart veranderingen in mijn symptomen doorheen de tijd.
  • Bijvoorbeeld: toen ik een ruginfectie kreeg in de buurt van mijn ruggengraat was het net alsof ik helemaal opnieuw ME kreeg, en het veranderde de ernst van mijn aandoening en de relatieve intensiteit van verschillende symptomen.
  • Verklaart waarom PEM sneller uitgelokt wordt op een slechte dag dan op een goeie dag.
  • Verklaart waarom PEM uitgelokt kan worden door veel laagintensieve inspanning of weinig hoogintensieve inspanning.
  • Legt uit hoe verschillende mensen verschillende symptomen hebben.

Onopgeloste vraagstukken

PEM?

Voor mij is PEM niet simpelweg een verergering van de symptomen die ik al had, zoals Eriksen lijkt te veronderstellen. PEM brengt ook nieuwe symptomen met zich mee. Zo lijd ik tijdens PEM altijd aan een intense, uitputtende pijn die uitstraalt vanuit het midden van mijn romp. Dit symptoom gaat aan en uit als een schakelaar (hoewel het enkele minuten duurt eer het op volle kracht is). Anderen krijgen denk ik ‘hersenmist’ op een gelijkaardige manier.

Ook was er die keer toen ik ver buiten mijn fysieke grenzen ging, maar toch PEM vermeed, toch voor zover ik weet. Waarschijnlijk ging ik in ketose. Ik kan me ingewikkelde manieren inbeelden waarbij dit compatibel is met Eriksens model, maar is het dat wel? Kort gezegd: ik denk dat het antwoord misschien complexer is dan een rechtlijnige verhoging van gliacelactivering.

Genezing?

Mijn belangrijkste vraag is of dit een realistische oplossing is, of eerder een mogelijke behandeling. Zoals ik het heb begrepen, zou ons lichaam al T-cellen moeten hebben die EBV aanvallen. Misschien zijn de T-cellen bij ME, zoals bij multiple sclerose, niet in staat om tegen EBV te vechten. Zou een massaal infuus van T-cellen echt alle geïnfecteerde delen bereiken en ze uitvagen?

Niet alleen geloofwaardig maar ook waar?

De belangrijkste vraag is natuurlijk of er met EBV geïnfecteerde ectopische lymfoïde aggregaten zijn die gliacelactivering uitlokken en uiteindelijk de ons zo bekende ME. Ik hoop dat iemand financiering aanvraagt en krijgt om Eriksens hypothese op de proef te stellen.

© Tracy Duvall. Vertaling Abby, redactie Zuiderzon, ME-gids.


The spread of EBV to ectopic lymphoid aggregates may be the final common pathway in the pathogenesis of ME/CFS

Willy Eriksen

DOI: http://dx.doi.org/10.1016/j.mehy.2017.02.011

Published online: February 28, 2017 | Accepted:February 26, 2017 | Received:November 22, 2016

Abstract

According to the hypothesis presented here, myalgic encephalomyelitis/chronic fatigue syndrome (ME/CFS) develops over 3 steps: Step 1 is characterized by the aggregation of lymphoid cells in dorsal root ganglia or other nervous structures. The cause of this formation of ectopic lymphoid aggregates may be an acute infection, asymptomatic reactivations of a common neurotropic virus, exposure to a neurotoxin, or physical injury to peripheral nerves. In step 2, Epstein-Barr virus (EBV)-infected lymphocytes or monocytes bring EBV from the circulation to one or several of these lymphoid aggregates, whereupon cell-to-cell transmission of EBV and proliferation of latently EBV-infected lymphocytes lead to the presence of many EBV-infected cells in the lymphoid aggregates. The EBV-infected cells in the aggregates ignite an inflammation in the surrounding nervous tissue. This local inflammation elicits, in turn, a wave of glial cell activation that spreads from the EBV-infected area to parts of the nervous system that are not EBV-infected, disturbing the neuron-glial interaction in both the peripheral – and central nervous system. In step 3, immune cell exhaustion contributes to a consolidation of the pathological processes. There might be a cure: Infusions of autologous EBV-specific T-lymphocytes can perhaps remove the EBV-infected cells from the nervous system.

The spread of EBV to ectopic lymphoid aggregates may be the final common pathway in the pathogenesis of ME/CFS

Eriksen, Willy

Medical Hypotheses , Volume 102 , 8 – 15

[abstract]

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
2
Datum/Tijd Evenement
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links