Bron:

| 6188 x gelezen

Cort Johnson, Health Rising, 6 april 2016

Iets dat met het immuunsysteem te maken heeft, ranselt de basale ganglia af in de hersenen van zowel hepatitis C- als ME/cvs-patiënten

We weten dat hepatitis C-patiënten een sterk pro-inflammatoir geneesmiddel kregen (IFN-α) dat hen helpt om hun virale infecties te bestrijden, en ME/cvs-patiënten hebben erg vergelijkbare problemen hebben met vermoeidheid en identieke problemen met hun basale ganglia.

Dat suggereert dat het niet de aanwezigheid van een infectie is die hen op elkaar doet lijken, maar immuunactivatie. Mensen met hepatitis C die geen IFN-α innemen, ervaren geen ernstige vermoeidheid en hebben geen problemen met hun basale ganglia. Wat er ook aan de hand is bij ME/cvs, de enige manier om dit na te bootsen bij hepatitis C-patiënten, is om hen te treffen met een zeer krachtige immuunversterker. (Interferonen worden door cellen afgescheiden om virussen aan te vallen.)

Dat suggereert dat er iets meer aan de hand is dan een infectie bij mensen met ME/cvs. Ofwel hebben zij een infectie die een ongebruikelijk sterke immuunreactie veroorzaakt (of het equivalent daarvan), ofwel is hun immuunsysteem sterk geactiveerd.

Het is ook waar dat veel hepatitis C-patiënten extreme vermoeidheid ervaren, depressie, etc. Anderzijds doorstaan sommige mensen de behandeling met IFN-α zonder enig probleem. Het is deze kloof tussen een normale en een afschuwelijke reactie die deze groep patiënten zo interessant maakt. Als de onderzoekers kunnen achterhalen waarom sommige mensen zo slecht op IFN reageren, zouden zij in staat kunnen zijn om te begrijpen waarom sommige mensen met gemak een infectie doorstaan en waarom anderen een chronische ziekte krijgen die niet te stoppen is; nl. ME/cvs. Het vertelt hen ook enorm veel over de manier waarop het immuunsysteem de symptomen veroorzaakt die wij met verkoudheid associëren.

Op die manier laten deze patiënten een mogelijk model zien voor wat er aan de hand is bij ME/cvs.

De studie

Biol Psychiatry. 2016 Feb 15; 79(4): 320–328. Acute Changes in Striatal Microstructure Predict the Development of Interferon-Alpha Induced Fatigue. Nicholas G. Dowell, Ella A. Cooper, Jeremy Tibble, Valerie Voon, Hugo D. Critchley, Mara Cercignani, and Neil A. Harrison

[abstract] [PDF]

Er werd een Quantitative Magnetization Transfer (qMT) (kwantitatieve magnetische transfer) beeldvorming uitgevoerd bij 19 hepatitis C-patiënten die op het punt stonden om een IFN-α behandeling te ondergaan en daarna onmiddellijk erna en vervolgens 4,8,12, en 24 weken later. Ze onderzochten ook hun cytokineprofielen.

qMT is een nieuwe vorm van MRI die

“gebruik maakt van het fenomeen van magnetische transfer (MT) tussen vrije en macromoleculair gebonden protonen, om veranderingen op te sporen in de microstructurele omgeving.”

Als je dat snapt, weet je meer dan ik. Het belangrijkste feit lijkt echter te zijn dat deze nieuwe vorm van MRI, evenals de tests voor neuro-inflammatie die in opkomst zijn, in staat zijn om veranderingen te onderzoeken op een meer gedetailleerd niveau (de “microstructuur”) dan voorheen. Het zijn technologische ontwikkelingen zoals deze die hopelijk zullen onthullen wat er aan de hand is bij ME/cvs en fibromyalgie.

Veranderingen in de basale ganglia worden in verband gebracht met vermoeidheid bij ME/cvs (Miller et al., 2014, Unger et al., 2012), FM en andere aandoeningen.

Deze Britse, Italiaanse en Amerikaans onderzoekers stelden de hypothese dat verhoogde cytokineniveaus, die net na de behandeling met IFN-α voorkwamen, de microstructuur veranderden van een deel van de hersenen dat het striatum wordt genoemd, dat de dopaminerge en glutamaterge input aanvoert aan de basale ganglia. Andrew Miller van de Emory University gelooft dat de problemen die in de basale ganglia bij ME/cvs worden gevonden, kunnen ontstaan door een gereduceerde input van het striatum.

Deze onderzoekers stelden de hypothese dat personen met microstructurele veranderingen in hun striatum een grotere kans hadden om vermoeidheid, depressie, etc. te ervaren.

Ze bepaalden ook of IFN-α invloed had op de insula, een gedeelte van de hersenen dat in verband gebracht wordt met interoceptieve problemen die benadrukt zijn bij fibromyalgie en andere chronische pijnziekten evenals ME/cvs.

Resultaten

De studie vond dat het toedienen van IFN-α onmiddellijk een hoge mate van vermoeidheid veroorzaakte en dan ongeveer vier weken later een verhoogd aantal depressieve klachten veroorzaakte.

De volledige MRI hersenanalyse benadrukte dat veranderingen voorkwamen binnen vier uur na IFN-α toediening in een kleine, geconcentreerd cluster dat in het linkerstriatum werd aangetroffen. Zij rapporteerden dat de ontwikkeling van de ernstige vermoeidheid “opvallend gecorreleerd” was met veranderingen in dit gedeelte van de hersenen. Aan de andere kant werden er geen correlaties gevonden tussen de veranderingen in de microstructuur van de insula en het ontwikkelen van vermoeidheid en stemmingsproblemen.

De auteurs rapporteerden dat van dit gedeelte van de hersenen bekend is, dat het “neurochemisch en metabolisch” gevoelig is voor IFN-α. In feite stellen de auteurs dat dit kleine gedeelte van de hersenen “uitstekende gevoeligheid” vertoont voor deze antivirale cytokine. Eerdere studies die verhoogde activiteit vonden (opname van glucose en fluorodopa) suggereerden dat dit gedeelte van de hersenen actiever wordt als het wordt blootgesteld aan IFN-α.

Opnieuw Lactaat

Zouden lage zuurstofgehaltes ME/cvs- en FM-patiënten achtervolgen?

De auteurs denken dat deze veranderingen weer veranderingen weerspiegelen in, hier komt het, lactaat – waar we meer van zien bij zowel ME/cvs als FM – en pH in dit gedeelte van de hersenen.

Er lijken verhoogde lactaat– of melkzuurgehaltes aanwezig te zijn in de hersenen, spieren en mogelijk ook de darmen van fibromyalgie en ME/cvs-patiënten. Verhoogde lactaatniveaus konden ook voorspellen welke Golfoorlogsyndroompatiënten wel of niet in staat waren om zich in te spannen. Verhoogde hersenlactaatgehaltes leken ook migraine te triggeren als er lage zuurstofcondities aanwezig waren. Hoge lactaatgehaltes duiken op bij een aantal verwante stoornissen. Dat is goed nieuws voor mensen die op zoek zijn naar een rode draad in deze stoornissen.

Het blijkt dat de basale ganglia “uitzonderlijk kwetsbaar” zijn voor verschillende factoren die bij ME/cvs of FM kunnen voorkomen – hypoxie (door laag zuurstofgehalte veroorzaakte verwondingen), virusinvasie en neurodegeneratieve processen. Gelet op wat wij weten, zouden lage zuurstofcondities heel goed kunnen passen bij wat er aan de hand is bij ME/cvs.

Verschillende klappen

Niet alle immuungebeurtenissen zijn hetzelfde. De auteurs merkten op dat inflammatie die door bacteriële infecties of allergische voorvallen wordt veroorzaakt, vermoeidheid lijkt te veroorzaken door in te werken op een ander gedeelte van de hersenen – de insula. (Toediening van IFN-α in deze studie veranderde de activiteit van de insula, maar veel gematigder dan bij het striatum werd gevonden, en de veranderingen in de insula hielden geen verband met toegenomen vermoeidheid).

Is dit wat er gebeurt bij ME/cvs en FM? Het is zeker intrigerend om te zien dat er zoveel factoren (problemen met basale ganglia, lactaatophopingen, lage zuurstofomgevingen) overeenkomen.

De beste gok op dit moment is waarschijnlijk ja en nee. Als je een viraal begin van je ziekte had dat je niveaus van IFN-α opkrikte, dan zou dit model mogelijk bij jou kunnen passen. Als je bacteriële infecties had, zou een ander gedeelte van je hersenen aangedaan kunnen zijn. Andere mogelijkheden zijn zeker aanwezig.

De cytokinekwestie

In de Dubbo-studies (Hickie et al., 2006, Volmer-Conna et al., 2008) vond Lloyd dat hoge mate van symptomen en hoog aantal cytokines vroeg in een infectie sommige mensen voorbestemde om een ME/cvs-achtige ziekte te krijgen. Deze studie vond echter geen enkele correlatie tussen cytokinegehaltes in het bloed en het verschijnen van vermoeidheid en stemmingsproblemen.

In plaats daarvan suggereerden de auteurs iets vergelijkbaars aan wat Younger en Miller hadden voorgesteld – dat het de reactie op inflammatie in de hersenen is die de sleutel is – niet de cytolinegehaltes in het bloed. Zowel Andrew Miller als Yarred Younger hebben gehypothetiseerd dat het centraal zenuwstelsel zo gevoelig wordt voor cytokinen bij deze stoornissen, dat zelfs normale niveaus een vermoeidheidsreactie op gang kunnen brengen.

Naarmate de infectie terugweek, ontdekte Lloyd dat cytokinen geen rol leken te spelen in de ziekte; dat wat er ook gebeurde, in een vroeg stadium gebeurde. Deze studie bij hepatitis C-patiënten suggereerde dat hij gelijk had. Het ontdekte dat kleine veranderingen aan één deel van de hersenen die plaatsvonden binnen vier uur na toediening van de IFN-α, voorspelden wie vermoeid zou worden en wie, vier maanden later, depressief zou worden of niet.

ISG20

DNA

De verhoogde expressie van een aan interferon verwant gen dook op bij zowel ME/cvs- als hepatitis C-patiënten aan wie IFN-β werd toegediend

Een kleine studie van Suzanne Vernon/Andrew Lloyd die, achteraf gezien, steeds intrigerender wordt, suggereert dat interferon inderdaad een rol zou kunnen spelen bij ME/cvs. De studie vond toegenomen expressie van een door interferon gestimuleerd gen, ISG20 genaamd, en van verschillende mitochondriale genen na een Epstein-Barr virusinfectie bij mensen met ernstige vermoeidheid.

ISG20 kwam ook naar voren in een studie die de effecten onderzocht van een IFN-α behandeling bij mensen met zowel HIV- als hepatitis C-infectie. Het bleek dat de helft van de HIV-patiënten in de studie stemmingsveranderingen ervaarden (depressie, angst, etc.) nadat zij IFN-α hadden gekregen. Toegenomen niveaus van ISG20 genexpressie na IFN-α behandeling werden in verband gebracht met wat de auteurs “psychiatrische toxiciteit” noemden; d.w.z. het veroorzaken van stemmingsveranderingen door het immuunsysteem.

Aangezien toegenomen niveaus van ISG20 ook in verband worden gebracht met een betere reactie op IFN-α behandeling, lijkt het dat stemmingsveranderingen voor velen gewoon een essentieel onderdeel zijn van het vechten tegen een infectie.

Conclusie

Technologie opent nieuwe perspectieven bij FM en ME/cvs

Met behulp van nieuwe technologieën ontdekten onderzoekers dat de microstructuur van een deel van de hersenen (het stratium) dat dopaminerge en andere input levert aan de basale ganglia, veranderd is door een IFN-α behandeling voor hepatitis C. Veranderingen in de microstructuur van het striatum verschenen snel en voorspelden welke personen vermoeidheid en depressie zouden ervaren. De auteurs menen dat toegenomen lactaatgehaltes – een stof waarvan ontdekt is dat deze verhoogd is bij zowel ME/cvs als FM – en een veranderde pH de weg geëffend zouden kunnen hebben voor deze microstructurele afwijkingen.

Eerdere studies suggereerden dat er vergelijkbare problemen aanwezig zijn in het striatum en de basale ganglia bij hepatitis C- en bij ME/cvs-patiënten. De veranderingen houden sterk verband met verminderde “beloning” en toegenomen vermoeidheid en zouden ook het functioneren kunnen beïnvloeden van het autonoom zenuwstelsel en ons vermogen om te bewegen.

© Cort Johnson, Health Rising. Vertaling Meintje, redactie Zuiderzon en Abby, ME-gids.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
2
3
4
Datum/Tijd Evenement
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links