Bron:

| 8202 x gelezen

Abby Pickus, DePaul Magazine, 14 maart 2019

Professor in de Psychologie Leonard (Lenny) Jason (Foto door Charles Cherney/AP Images voor Rochester Review)

Wetenschappers aan de DePaul University proberen het mysterie van het chronisch vermoeidheidssyndroom te ontrafelen

In 1980 ging een leraar Engels uit Wisconsin, Pat Fero, op reis naar Engeland. Ze was gezond en in haar dertiger jaren, maar tegen het einde van de reis besefte ze dat er iets heel erg mis was.

“We zaten in dit prachtige landschap, en we gingen een heuvel beklimmen om een beter uitzicht op een meer te krijgen, maar ik kon het gewoon niet. Ik dacht, ik ben echt uit vorm. Ik kon die heuvel niet op. Mijn benen deden pijn, en ik was duizelig en kortademig,” herinnert Fero zich.

Toen ze terugkeerde naar huis, sloeg de koorts toe.

“Ik had een week lang 40 graden koorts en helse hoofdpijn. Ik had extreme pijn in mijn nek en schouders die een week lang aanhield,” zegt ze.

In de daaropvolgende jaren werd ze steeds zieker totdat ze de trap op school niet meer kon opklimmen zonder op de overloop te rusten. Vervolgens kon ze in de klas niet meer op het bord schrijven. “Ik ging dingen verkeerd spellen. Ik kon de letters niet goed vormen. Ik miste woorden. Dagdagelijkse communicatie werd moeilijk. Daarom ben ik gestopt met lesgeven. Je kunt niet voor 20 kinderen staan en niet weten waarover je het hebt,” zegt ze.

In 1988 ging Fero met ziekteverlof, om nooit meer terug te keren. Dat was het jaar waarin ze eindelijk een diagnose voor haar lijden kreeg: het chronisch vermoeidheidssyndroom.

Een mysterieuze ziekte

Jammer genoeg is Fero niet de enige. Op basis van de onderzoeksgegevens die aan de DePaul University te Chicago ontwikkeld zijn, schatten de Centers for Disease Control and Prevention (CDC) dat er momenteel meer dan 1 miljoen mensen zijn in de VS en meer dan 17 miljoen wereldwijd met myalgische encefalomyelitis/ chronisch vermoeidheidssyndroom (ME/cvs) – en dit zijn slechts degenen die gediagnosticeerd werden. (Zie What’s in a Name?)

Deze invaliderende ziekte begint vaak met een virus en blijft mensen jarenlang teisteren met symptomen die variëren van zenuwpijn en cognitieve stoornissen tot een vermoeidheid die beter omschreven kan worden als een verlammende uitputting.

“Gebruik alsjeblief het woord vermoeidheid niet. Het is uitputting, zo ernstig dat je soms gewoonweg niet rechtop kunt staan omdat je voelt dat je gaat flauwvallen”, vertelt Fero.

ME/cvs wordt vaak op één hoop gegooid met andere zogenaamde “mysterieuze ziekten” zoals de ziekte van Lyme en fibromyalgie. Historisch gezien werd ME/cvs vaak verkeerd gediagnosticeerd of ondergediagnosticeerd, simpelweg omdat een van de kenmerkende symptomen – vermoeidheid – veelvuldig voorkomt en schijnbaar banaal is. Daar komt nog bij dat ME/cvs enorm gestigmatiseerd wordt omwille van zijn naam “chronische vermoeidheid”, waarbij gesuggereerd wordt dat de patiënt louter wat vermoeid is.

De medische gemeenschap staat voor een raadsel, van wat het veroorzaakt tot wat het werkelijk is: Een hersenziekte? Een virus? Federale financiering voor onderzoek naar ME/cvs verbetert, maar is nog altijd lager dan voor andere belangrijke ziekten. De levenskwaliteit van miljoenen Amerikanen staat hierbij op het spel.

Leonard Jason is een professor in de psychologie aan de DePaul University, die met zijn team serieuze stappen zette om de code van deze mysterieuze ziekte te kraken. “DePaul University heeft geprobeerd om de ervaring van ME/cvs-patiënten te valideren. Het heeft middelen gezocht om de last van deze ziekte te verminderen door nauwkeurige prevalentieaantallen onder volwassenen en kinderen te rapporteren, en probeert om de etiologie te begrijpen en effectieve behandelingen te vinden”, zegt Jason.

Het is een zware klus, maar met meer dan 800 professionele publicaties, 25 boeken op zijn naam (vele over ME/cvs) en meer dan 36 miljoen dollar aan onderzoekssubsidies, zijn Jason en het DePaul Center for Community Research uitgegroeid tot leidende figuren in een domein van de geneeskunde dat gewoonlijk in duisternis gehuld is.

Center for Community Research

Jason werkt sinds 1975 aan de DePaul University. Hij ziet er jongensachtig uit, slank met een ronde bril en is vriendelijk in de omgang. Hij kwam direct na zijn promotie aan de University of Rochester, bij de DePaul University uit. Jason vond DePaul University aanvankelijk interessant omwille van haar waarden. Zijn vakgebied, de ‘klinische gemeenschapspsychologie’ heeft duidelijk Vincentiaanse wortels en legt de nadruk op het begrijpen en aanpakken van sociale problemen, met name bij de minderbedeelden. Het was in deze geest dat Jason in 2001 het Center for Community Research oprichtte.

Jasons oorspronkelijke interesse in ME/cvs was persoonlijk. In 1989 werd hij getroffen door de ziekte nadat hij klierkoorts/Pfeiffer doormaakte. Onderzoekers denken nu dat dit een van de uitlokkers van ME/cvs kan zijn. Het duurde een heel jaar voor hij zich beter voelde. Toen begon hij de schaarse literatuur over deze ziekte te doorploegen. Hij ontdekte dat hij zich in een unieke positie bevond om het verschil te maken.

“Het leek alsof er zoveel interessante problemen rond deze ziekte bestonden en dat ik, als persoon die het zelf had meegemaakt en die ook een psycholoog was met een achtergrond in robuuste onderzoeksmethoden, een belangrijke bijdrage kon leveren”, zegt hij. Hij benaderde de zaak vervolgens vanuit alle hoeken, van het corrigeren van wat hij beschouwde als een onnauwkeurige casusdefinitie tot het tegengaan van ongepaste ME/cvs-mythes die sommigen in de medische wereld uitdroegen.

“Het was voor mij duidelijk dat er veel stigmatisering was tegenover personen met het zogenaamde chronisch vermoeidheidssyndroom, wat geen goede term is omdat die bagatelliserend werkt,” zegt hij. Ook de behandelingen die aan patiënten werden aanbevolen, bagatelliseerden de ziekte.

“Deze mensen zijn uitgeput en ziek, en je wilt dat ze sporten en actiever zijn, want dat is wat je dacht dat hen zou helpen,” zegt hij.

Het was Jasons team dat de term “binnen de energie-enveloppe blijven” bedacht als alternatief voor deze populaire oefentherapieën. In talrijke papers toonde Jason aan dat te hard doorduwen bij patiënten met ME/cvs tot ernstige gevolgen leidt, wat bij ME-patiënten bekend staat als postexertionele malaise, waarbij lichaam en hersenen stilgelegd worden.

Een van Jasons belangrijkste bijdragen aan het vakgebied is het kwantificeren van het aantal volwassenen met de ziekte in de VS. “De prevalentiecijfers waren niet erg nauwkeurig in de jaren ’90 toen ik voor het eerst onderzoek begon te doen, en de methodologie die door de CDC werden gebruikt, was gebrekkig. Indertijd werd het beschouwd als een zeldzame ‘Yuppiegriep’, een ziekte die vooral blanke vrouwen uit de middenklasse trof. Als gevolg van deze mythe stelde de federale overheid niet veel middelen ter beschikking voor de mensen die deze ziekte hadden,” zegt hij.

In de jaren negentig voerden Jason en zijn team een epidemiologische prevalentiestudie uit waarbij men tot een onthutsende conclusie kwam: In plaats van 20.000 Amerikanen met deze ziekte, zat het aantal waarschijnlijk dichter bij een miljoen en het waren eigenlijk minderheden, in het bijzonder Amerikanen van Latijns-Amerikaanse afkomst, die onevenredig getroffen waren door de ziekte. De CDC hebben sindsdien hun cijfers geactualiseerd op basis van het onderzoek van DePaul University en hun eigen studie die daarop volgde.

Terwijl hij zetelde in het adviescomité van de CDC voor chronisch vermoeidheidssyndroom (CFSAC), kon Jason aanbevelingen doen aan het Amerikaanse Ministerie voor Volksgezondheid, wat betreft onderzoek naar ME/cvs en de behoeften van deze patiëntengroep.



Onderzoekswetenschappers Marcie en Mark Zinn bekijken 3D-beelden om de bronnen van ontregeling in de hersenen te identificeren. (Foto door Tom Evans)

Het in kaart brengen van hersengolven

Op een zonnige, zomermiddag waren wetenschappers Marcie en Mark Zinn druk aan het werk in het laboratorium dat ze in DePauls Center for Community Research hebben opgezet. Ze bekeken beelden die gemaakt waren door middel van kwantitatieve elektro-encefalografie (qEEG), een techniek die de hersengolven van mensen met ME/cvs in kaart brengt. Door te wijzen op twee computermonitors die een 3D-doorsnede van de hersenen weergeven naast de EEG-registratie die de metabole activiteit van de hersenen opvolgt, laat Marcie zien hoe de technologie gebruik maakt van LORETA-software (lage-resolutie elektromagnetische tomografie) om hersengebieden te lokaliseren die een ontregeling veroorzaken. Dit alles is een kwestie van milliseconden; het tijdsbestek waarbinnen de hersenen eigenlijk functioneren – een enorme verbetering ten opzichte van de functionele MRI, die een vertraging van 2 tot 3 seconden heeft.

“Een normaal functionerend brein is afhankelijk van de neuronen die binnen een bepaald tijdsbestek functioneren. Bij patiënten met ME zijn de neuronen ofwel beschadigd ofwel dood, wat cognitieve stoornissen veroorzaakt door de vertraagde snelheid, want het eerste deel van de verwerking is niet opgelost voordat ze naar het volgende gaan,” zegt Marcie.

qEEG werd ontwikkeld door Robert Thatcher, professor in de klinische neurowetenschappen, die het gebruikt om allerlei soorten hersenletsels te onderzoeken; het wordt bijvoorbeeld ook gebruikt om de hersenen van mensen met autisme of een traumatisch hersenletsel te bestuderen. DePaul is het enige onderzoekscentrum ter wereld dat qEEG gebruikt om de communicatie tussen neurale netwerken te koppelen met cognitieve ontregeling bij ME/cvs-patiënten. De Zinns hopen dat dit weldra zal veranderen.

“Momenteel is het erg moeilijk om ME te meten, wat de diagnose bemoeilijkt. Mensen moeten ofwel naar een specialist in infectieziekten gaan of [we] moeten wachten tot ze dood zijn zodat een autopsie van hun hersenen uitgevoerd kan worden.

Een van de dingen waar we aan proberen te werken, is dat dokters onze technologie gebruiken om patiënten met mogelijke ME/cvs in hun praktijk te helpen”, zegt Marcie. “De diagnostische procedures die momenteel gebruikt worden, zijn slechts in 50 procent van de gevallen accuraat.”

De Zinns begonnen in 2001 met het gebruik van qEEG om de hersenpatronen van concertpianisten te bestuderen, een beroep dat ze allebei uitoefenden voordat ze overgingen naar een carrière in de psychologie. In 2010 stapten ze over naar het bestuderen van ME/cvs-patiënten aan Stanford University, onder leiding van Jose Montoya, een specialist in infectieziekten. Sinds 2015 zetten ze hun werk verder aan de DePaul University te Chicago. Marcie is de voormalige directeur van de eenheid voor cognitieve systemen en neurowetenschap in het centrum en Mark werkt aan een doctoraat in de gemeenschapspsychologie.

Zij hebben de hersenen van meer dan 200 ME/cvs-patiënten bestudeerd en hebben heel wat onderzoeksartikelen gepubliceerd over verschillende aspecten van de ziekte. Een van hun ontdekkingen is dat postexertionele malaise echt in het hoofd van de patiënt zit – alleen niet op de manier zoals artsen dachten.



Een voorbeeld van ontregeld netwerk bij een persoon met ME/cvs. (© DePaul University, Center for Community Research)

“Hun hersenfunctie valt letterlijk stil. We kunnen dat effectief zien”, zegt Marcie. Ze kunnen ook vaststellen hoe het overdag actieve brein van ME/cvs-patiënten slaperig is, door een teveel aan deltagolven.

Al deze bevindingen hebben personen die aan de ziekte lijden, de validatie gegeven waar ze al lang naar op zoek waren. “Je hersenen zien oplichten als een kerstboom als je een eenvoudige taak doet, bevestigt echt wat ik al wist,” zegt Fero, die naar DePaul kwam om deel te nemen aan de studies. “Ik dacht niet dat ik niet meer in staat was om op het schoolbord te schrijven omdat er een psychiatrisch probleem was. Ik wist dat er iets mis was met mijn hersenen. Deze 3D-scans bevestigen dat.”

Voor Marcie, die ook aan de ziekte lijdt, is de focus op de hersenen een belangrijke stap in de goede richting, vooral omdat men ME/cvs niet in het bloed kan detecteren. “Het feit dat een arts geen ziekte-indicatoren in het bloed van een persoon vindt, betekent niet dat hij of zij niet ziek is. Het betekent enkel dat ze niet kijken waar het probleem ligt”, zegt Marcie.

De onzichtbare bevolkingsgroep

“Ik wil helemaal niet sterven, maar het is moeilijk om dit een leven te noemen”, zegt ME/cvs-patiënte Jennifer Brea in haar huiveringwekkende documentaire, “Unrest”, een film die laat zien hoe wijdverbreid – en invaliderend – de ziekte is. Enkele van de meest hartverscheurende verhalen in de film gaan over jonge mensen die het grootste deel van hun vormingsjaren in bed moesten doorbrengen.

Het blijkt dat kinderen de meest onzichtbare bevolkingsgroep zijn die getroffen wordt door ME/cvs. Enkel Jason en zijn team becijferen dit fenomeen. Ze zijn momenteel een rigoureuze studie van 10.000 kinderen aan het afronden om de prevalentie van ME/cvs onder jongeren in te schatten.

“Soms zijn er kinderen die op een zeer hoog niveau functioneren en dan gebeurt er plotseling iets – er gebeurt een ongeval of ze krijgen een soort virus, we proberen dat nog steeds te begrijpen – en dan gaat hun functioneren aanzienlijk achteruit. Ouders en schooldirecteurs denken dan vaak: ‘Doet dit kind gewoon alsof?’ Tenzij het kind een bondgenoot heeft die het steunt, wordt het vaak gestigmatiseerd omwille van deze aandoening,” zegt Jason.

In een andere prospectieve longitudinale studie werkt Ben Katz, een professor in pediatrie aan de Northwestern’s Feinberg School of Medicine, samen met Jason om te kijken naar het verband tussen klierkoorts/Pfeiffer, veroorzaakt door het Epstein-Barrvirus, en ME/cvs bij jongeren. In de studie wordt gekeken naar welk percentage van degenen die klierkoorts krijgen, uiteindelijk ME/cvs ontwikkelt en waarom. “Ongeveer 5 procent van alle jongeren die hogere studies aanvatten, krijgt klierkoorts/Pfeiffer voordat ze afstuderen, en ongeveer 12 procent van degenen die klierkoorts/Pfeiffer krijgen, voldoet zes maanden later aan de criteria voor ME/cvs”, zegt Katz. “Waarom herstellen de meesten? Niemand weet het antwoord, en daarom hebben we besloten studenten te bestuderen. Door mensen in te schrijven wanneer ze gezond zijn, kun je zien of ze klierkoorts krijgen en waarom sommigen herstellen en anderen niet.”

De gegevensverzameling om de prevalentie van ME/cvs onder jongeren te schatten, zal in 2019 voltooid zijn, en kort daarna zullen volgens Jason artikelen worden ingediend voor publicatie. De resultaten van de studie naar klierkoorts-ME/cvs zullen ook in 2019 worden gepubliceerd.

“Dit is een spannende studie, want we komen dicht in de buurt van antwoorden,” voegt Katz eraan toe.



Vrijwilligers met ME/cvs komen naar het DePaul’s Center for Community Research om deel te nemen aan studies waarbij een speciale kap hun hersengolven meet, en een softwareprogramma, eLORETA genaamd, verbindt de communicatie tussen neurale netwerken en cognitieve ontregeling. (Foto door Tom Evans).

Op de rand van een doorbraak

Antwoorden zijn precies wat mensen als Fero nodig hebben. “Ik ben bijna 69 en ik heb dit al meer dan de helft van mijn leven,” zegt ze. Ze wordt echter gesterkt door een aantal nieuwe ontwikkelingen, zoals de aangewakkerde belangenbehartiging onder patiënten dankzij de kracht van sociale media, of het groeiend aantal instanties dat op zoek gaat naar antwoorden. Zo heeft Stanford University bijvoorbeeld een initiatief opgezet om ME/cvs te bestuderen, samen met een CVS-onderzoekscentrum onder leiding van Ronald Davis, een hoogleraar biochemie en genetica, wiens zoon een ernstige vorm van de ziekte heeft.

“Komen we dichter bij een doorbraak?” vraagt Jason. “Ik denk van wel, ja.”

© DePaul Magazine. Vertaling MT, redactie Zuiderzon en Abby, ME-gids.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
1
2
Datum/Tijd Evenement
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links