PACE trial geeft resultaten opnieuw verkeerd weer
Ontmaskerd: de mythe dat CGT en GET doeltreffend zijn bij ME/CVS
Mark Vink, Observant, 27 maart 2017
Psychiaters van de PACE-studie Chalder, Sharpe en White reageerden op het artikel, geschreven door professor Cohen Tervaert, waarbij ze met hem akkoord gaan “dat chronisch vermoeidheidssyndroom (CVS), een andere naam voor ME, een invaliderende en vaak verkeerd begrepen ziekte is” hoewel hun eigen studie gebaseerd was op de aanname dat ME-patiënten aan de valse overtuiging lijden dat ze een invaliderende ziekte hebben terwijl ze in realiteit slechts lijden aan symptomen en niet aan een (lichamelijke) ziekte omdat hun bewegingsangst (ook gekend als overtuiging van vermijdingsangst) na een virale ziekte tot deconditionering (slecht lichamelijk uithoudingsvermogen) leidt. In een poging de symptomen het hoofd te bieden, vermijdt men activiteit; dit leidt tot een neerwaartse spiraal, die alle symptomen veroorzaakt volgens de voorstanders van dit (biopsychosociaal) model, waarvoor nooit objectief bewijs werd geleverd, misschien omdat het niet bestaat. CGT en GET werden ontworpen om deze aan te pakken en om te keren en daardoor mensen te genezen. Het biopsychosociaal model is echter in tegenspraak met de abnormale fysiologische bevindingen in ME, maar toch negeert een belangrijk deel van het model het bewijs, zelfs al is het zelf geproduceerd. Ze ontkrachtten bijvoorbeeld deconditionering in 2001 en vermijdingsangst in 2005, waarbij ze hun eigen biopsychosociaal model weerlegden. Professor White was coauteur van deze studie en van een studie uit 2004, die vond dat beweging immunologische afwijkingen veroorzaakte in ME/CVS, maar niet bij gezonde controles en deze waren drie dagen later nog steeds aanwezig in het bloed. De auteurs van de PACE-studie herhalen dat hun behandelingen effectief en veilig zijn en dat 22% herstelde, hoewel een deel van hun definitie van herstel zich (heel) veel beter voelde, wat verbetering betekent maar geen herstel.
Na een uitgebreid aantal veranderingen die ze tijdens de studie aangebracht hebben aan hun definitie van herstel, vertegenwoordigde een vermoeidheidsscore van 18 (op 33) en een score op fysiek functioneren van 60 tot 65 (inclusief) (op 100) tegelijkertijd ziek en hersteld zijn zodat 13.3% van de deelnemers reeds geclassificeerd waren als gedeeltelijk hersteld bij het begin van de studie voor ze enige behandeling kregen! Hoewel een score van 65 of minder een “abnormaal niveau van fysiek functioneren” vertegenwoordigt volgens de eigen herstelpaper van de PACE-trial en ernstige invaliditeit volgens de literatuur.
Bij een goed uitgevoerde studie zouden deze 13.3% moeten uitgesloten worden om de valse indruk te vermijden dat een behandeling effectief is terwijl dat niet zo is.
Na het krijgen van ‘effectieve’ behandeling, waren patiënten nog steeds ziek genoeg om opnieuw deel te nemen aan de studie op basis van de subjectieve uitkomsten. De objectieve uitkomsten toonden geen significante verbeteringen; de resultaten van de 6-minutenwandeltest toonden dat ME/CVS-patiënten ziek genoeg bleven voor een longtransplantatie en het aantal patiënten, dat verschillende vormen van invaliditeitsuitkeringen aanvroeg, nam toe/verdubbelde. Niemand die als hersteld geclassificeerd was, bereikte effectief herstel, waarbij symptomen verdwenen en patiënten terugkeren naar niveaus van functioneren van voor de ziekte.
Bij tot 82.2% (CGT) en 79.8% (GET) van de patiënten was hun gezondheid verslechterd, wat de resultaten bevestigt van talrijke patiëntenquêtes dat CGT en GET ineffectief en schadelijk zijn bij een (erg) groot percentage van patiënten.
Als CGT en GET echt doeltreffend waren geweest, dan zou er geen nood zijn geweest aan een uitgebreid aantal veranderingen aan de herstelcriteria, die gemaakt werden tijdens een ongeblindeerde studie, die de definitie veel minder accuraat maakt op het punt dat mensen die nog steeds (ernstig) ziek waren, als hersteld geclassificeerd werden.
Het is nu tijd voor de auteurs van de PACE-studie om te stoppen om hun eigen resultaten verkeerd weer te geven; de inefficiëntie en schadelijkheid van CGT en GET te erkennen om verder onnodig leed te voorkomen bij patiënten door artsen/therapeuten, wat het ergste is van alle schade, maar totaal te voorkomen.
Mark Vink (huisarts) is de auteur van een review van de PACE-trial in 2016, waarvoor hij genomineerd werd voor de John Maddox Prize voor Standing up for Science.
27-mrt-2017 09:11
© Mark Vink voor Observant. Vertaling Zuiderzon, redactie NAHdine, ME-gids.
“Geen wetenschappelijke grond om op te staan”
David Tuller, Observant Online, 27 maart 2017
David Tuller , hoogleraar in volksgezondheid en journalistiek aan de Universiteit van Californië, Berkeley, heeft uitgebreid geschreven over “de fouten van de PACE-studie”. Hij denkt dat “de PACE-auteurs geen wetenschappelijke grond hebben om op te staan”.
De PACE-onderzoekers weigeren verder om de belangrijkste bekommernissen over hun studie werkelijk aan te pakken. Ten eerste gaan zij verder met eraan te refereren als aan een “secundaire” paper. Terwijl het waar is dat de PACE-onderzoekers, om redenen die zij alleen kennen, “herstel” ontwierpen als een secundair resultaat in het PACE-protocol, is “herstel” zeker niet van secundair belang voor de patiënten, dus het op deze manier van de hand wijzen van het belang van de paper is niet gerechtvaardigd.
Ze wijzen het verschil in de resultaten voor herstel tussen hun paper en de heranalyse van de hand als slechts een kwestie van opvatting, omdat de heranalyse strengere richtlijnen gebruikte. Ze verzaken om te vermelden dat de heranalyse alleen maar de specifieke criteria gebruikte die de PACE-auteurs in hun eigen protocol schetsten, en daarna weglieten ten gunste van criteria die hen in staat stelden om statistisch significante herstelpercentages te rapporteren. Ze kregen absoluut geen toestemming van de commissie van toezicht voor deze herdefiniëring van herstel.
In hun gedetailleerd protocol namen ze vier zeer heldere criteria voor herstel op. In de paper, zoals deze is gepubliceerd, was elk van deze vier criteria significant versoepeld, op manieren die door Wilshire et al. zijn gedocumenteerd. Voor twee van de vier criteria – fysiek functioneren en vermoeidheid – konden deelnemers achteruitgaan en toch nog steeds voldoen aan de drempelwaarden voor “herstel” omdat de gereviseerde drempelwaarde een slechtere gezondheid vertegenwoordigde dan de toelatingscriteria. Dertien procent van de deelnemers aan de studie voldeden aan een of aan beide criteria voor “herstel” bij de start.
Ze hebben naar deze drempelwaarden verwezen als zijnde binnen de normale waarden liggend. Toch is dit een uiterst oneerlijk argument. Ze genereerden hun absurd uitgebreide “normale waarden” door gebruik te maken van een verkeerde berekening. Ze pasten de methode toe voor het vinden van de normale waarden voor normaal verdeelde populaties – de mediaan plus/min één standaarddeviatie – en pasten deze toe op populatiesteekproeven, waarvan ze wisten dat deze erg afweken in een positieve richting. Dr. White zelf had in een paper uit 2007 waarvan hij coauteur was, uitgelegd hoe het gebruik van deze methode om vermeende “normale waarden” te bepalen voor de SF-36 schaal van fysiek functioneren vertekende bevindingen opleverde. Deze waarschuwing werd niet toegevoegd aan de papers in The Lancet of Psychological Medicine.
De auteurs zelf weten waaraan ze refereren omdat “normale waarden” niet de statistische “normale waarden” zijn die twee derde van de waarden omvatten, maar een overijverig genereus “normale waarden” die 90 procent omvat van alle populatiewaarden. Dat is waarom ze uiteindelijk de absurde “normale waarden” kregen van 60. Dezelfde strategie is van toepassing op de normale waarden van vermoeidheid – ze ontwikkelden die op dezelfde intellectueel oneerlijke manier, en gaan toch door met eraan te refereren als aan “normale waarden”. Ze hebben nooit uitgelegd waarom ze de verkeerde statistische methode gebruikten om normale waarden te ontwikkelen uit zeer scheefgetrokken steekproeven. Bovendien heeft Dr. Chalder nooit uitgelegd waarom ze refereerde aan deze absurde “normale waarden” als “terugkerend naar normaal” in de persconferentie van de Lancet.
Ze hebben recentelijk beweerd, als reactie op Wilshire et al, dat het niet uitmaakt of sommige deelnemers hersteld waren op de uitkomsten voor fysiek functioneren of de vermoeidheid aan de start omdat er andere criteria voor herstel waren. Dit is werkelijk een bizarre reactie voor onderzoekers. Het is ook een ernstige schending van de regels voor eerlijk wetenschappelijk onderzoek. Het is me niet duidelijk waarom we allemaal zo veel intellectuele tijd en energie moeten verspillen simpelweg om aan te tonen dat studies waarin deelnemers tegelijkertijd geïnvalideerd en hersteld kunnen zijn op belangrijke indicatoren nooit gepubliceerd had mogen worden en, eenmaal gepubliceerd, onmiddellijk teruggetrokken moeten worden. De PACE-auteurs hebben geen wetenschappelijke grond om op te staan.
David Tuller
27-mrt-2017 13:25
© David Tuller voor Observant. Vertaling Meintje, redactie NAHdine en Zuiderzon, ME-gids.
“Verbijsterd door het gebrek aan kritisch denken”
Opinieartikel over de PACE-trial over chronisch vermoeidheidssyndroom
Carolyn Wilshire, Observant, 29 maart 2017
Carolyn Wilshire is de hoofdauteur van het recente kritische commentaar over herstelpercentages in de PACE-trial over chronisch vermoeidheidssyndroom, geleid door professors Trudie Chalder, Michael Sharpe en Peter White. Zij zijn ervan overtuigd dat cognitieve gedragstherapie en graduele oefentherapie “matig effectief en veilig zijn voor patiënten met CVS/ME. Suggereren dat dit niet het geval is, is het propageren van een mythe.” Wilshire is “verbijsterd door het gebrek aan kritisch denken” van de onderzoekers die slechts “één kant van het verhaal” presenteren.
Relatief nieuw op het gebied van onderzoek in de gezondheidspsychologie (mijn achtergrond ligt in de neurospychologie), ben ik verbijsterd door de afwezigheid van het soort kritisch denken dat de meeste gebieden van Wetenschap kenmerkt. Veel artikels in gezondheidspsychologie presenteren slechts één kant van het verhaal; ze zijn geschreven om bevindingen in de kijker te zetten die de voorafgaande overtuigingen van de onderzoekers ondersteunen, en om deze die dat niet doen, te verduisteren. De PACE-studie, ondanks het feit dat het een van de meest vooraanstaande en best gefinancierde studies is in het domein, lijkt geen uitzondering te zijn.
In onze kritische beschouwing hebben we gewezen op een aantal grote problemen met de belangrijkste conclusies uit de PACE-studie (deze met betrekking tot herstel). Toch hebben de PACE-onderzoekers nog steeds geen enkele geaccepteerd of erkend. In plaats daarvan hebben ze elke mogelijke strategie gebruikt om kritieken af te buigen of om lezers af te leiden van de centrale problemen.
Dit is niet een of ander mysterieus debat. Een vergissing heeft reële gevolgen voor erg zieke mensen. Patiënten hebben er genoeg van om afgescheept te worden met behandelingen die gewoon niet werken – of nog erger, hen veel zieker doen voelen – en ze hebben behandelingen die echt helpen, hard nodig.
Ik dring er bij de PACE-onderzoekers op aan om dit debat objectiever aan te pakken. De eerste stap is om geldige kritieken te erkennen. Alleen dan kunnen we echt starten om vooruit te gaan in dit onderzoeksgebied en betere behandelingen vinden voor patiënten.
Onze kritische commentaar en ons antwoord op de verdedigingsbrief van de PACE-onderzoekers, vindt u hier terug: http://www.tandfonline.com/doi/full/10.1080/21641846.2017.1259724
https://www.researchgate.net/publication/315482747
Carolyn Wilshire, School of psychology, Victoria University of Wellington, Nieuw Zeeland
29-mrt-2017 10:12
© Carolyn Wilshire voor Observant. Vertaling Zuiderzon, redactie NAHdine ME-gids.
Observant is het onafhankelijke weekblad van de Universiteit Maastricht.
Lees ook