Op Phoenix Rising Forums heeft het lid Parvofighter de negatieve Nederlandse XMRV-ME/CVS-paper, die gepubliceerd werd in het British Medical Journal door Van Kuppeveld et al. (m.m.v. Bleijenberg en Van der Meer), kritisch en op cynische wijze subliem uitgespit. Inmiddels is bekend dat verzwegen werd dat er wel degelijk XMRV-positieve patiëntenstalen gevonden werden m.b.v. de WPI-techniek (brief van A. Whittemore of gedetailleerd relaas in Ortho).
Ook Frank Twisk uitte zijn onderbouwde kritiek op deze paper. Hieronder vindt u een vertaling van het werk van Parvofighter. Neem de tijd ervoor, het is de moeite waard.
Schandaal over Nederlands XMRV ~ ME onderzoek in het wetenschappelijk tijdschrift British Medical Journal
Deel 1: BMJ en XMRV unplugged
Er is al veel te doen geweest over ‘goed gekarakteriseerde’ of ‘goed gedefinieerde’ patiëntenpopulaties van de mislukte XMRV-in-ME/CVS (myalgische encefalomyelitis / chronisch vermoeidheidssyndroom) replicatiepogingen (o.a. BMJ). “Goed gekarakteriseerd” impliceert dat de patiënten grondig bestudeerd werden en vergelijkbaar zijn met deze in de mijlpaal Science XMRV-studie. Namelijk:
- patiënten met chronisch vermoeidheidssyndroom volgens Canadese en Fukuda criteria
- met een ernstige handicap,
- reproduceerbare immunologische afwijkingen,
- cognitieve stoornissen,
- langdurige en invaliderende vermoeidheid,
- lage VO2-max, en
- meerderde langdurige metingen van klinische en laboratoriumafwijkingen
“Goed gekarakteriseerd” draagt een aura van respectabiliteit – lezers uitdagend om het onderwerp ‘patiëntenselectie’ in XMRV-onderzoek te trotseren. En het werd volop gebruikt in de veelbewogen geschiedenis van het onderzoek naar chronisch vermoeidheidssyndroom. De laatste ‘goed gekarakteriseerde XMRV-studie’ bij CVS werd ingeluid in de wetenschappelijke gemeenschap door het gewaardeerde British Medical Journal. In de Editor’s Choice brief die bij de laatste XMRV retrovirale studie van de hand van psychiaters (Van Kuppeveld et al) hoort, speelt Fiona Godlee op empathische en poëtische wijze in op de rollercoaster van emoties die ME/CVS-patiënten hebben doorstaan sinds de BMJ-publicatie van de laatste weerlegging van het XMRV/CVS-onderzoek:
“Intussen, en jammer genoeg voor de mensen die hoop gekregen hadden, werd de (Science) studie verworpen door drie opvolgende case-control studies, waarvan een in het BMJ.”
Op begrafenistoon citeerde Godlee het sombere nieuws dat “beweringen van een verband tussen retrovirussen en ziekten vaak de testen des tijds niet blijken te doorstaan”. AIDS-patiënten over de hele wereld hielden hun hoofd in stilte gebogen sinds het verband tussen XMRV en ME/CVS bleek steek te houden.
Godlee ging verder met een trillende en overtuigende redevoering over de BMJ-publicatie van het laatste XMRV-onderzoek:
“De paper van de hand van Van Kuppeveld en collega’s is voor het BMJ een ongewone paper om te publiceren. Zoals op onze onderzoekspagina’s wordt uitgelegd, zouden we een kleine case-control studie die de prevalentie van een virus in 20 jaar oude bloedstalen onderzoekt, gewoonlijk verwerpen. In de plaats daarvan hebben we het snel gedrukt. We deden dit omdat het over een belangrijk en invaliderend syndroom gaat dat vaak gezien wordt bij artsen en omdat we vonden dat het een toevoegde waarde heeft aan een belangrijk en uiterst controversieel debat. Wij en onze reviewers dachten ook dat het goed uitgevoerd was.”
Godlee luidde dapper een nieuw era in van wetenschappelijke excellentie voor het chronisch vermoeidheidssyndroom en XMRV, haar missie betitelend met de ernstige titel “Laten we verder gaan met de nodige voorzichtigheid.” Godlee heeft wijselijk de hulp ingeroepen van experts: Cathie Sudlow kwam op de proppen om haar te helpen haar weg te zoeken tussen de valstrikken van geloofwaardig wetenschappelijk onderzoek:
“De eerste reactie van Cathie Sudlow als epidemioloog was sceptisch, al snel bevestigd wanneer ze zag dat er in de paper elementaire methodologische informatie ontbrak. Waar waren de details van de typische kenmerken en de selectieprocedures voor de patiënten en de controles, of van het blinden van de stalen voor de onderzoekers? Waar was de discussie van de potentiële rol van bias en verstoringen?”
Godlee zal gehandicapt zijn als het op ironie aankomt, en Sudlow als het gaat om het lezen van Science’s Supporting Online Materials (download ze hier of hier), maar ze zijn iemand om rekening mee te houden wanneer het aankomt op het bevorderen van kwalitatief wetenschappelijk onderzoek. Godlee sloot haar stuk over XMRV en ME/CVS af met volgende zin:
“Dus ja, laat ons meer onderzoek doen naar chronisch vermoeidheidssyndroom, maar laten we ervoor zorgen dat het onderzoek goed genoeg is.”
Ondanks haar duidelijke talenten als BMJ-editor, is Godlee lichtjes gehandicapt wanneer het gaat over haar zin voor ironie. Maar dit schrikt haar ambitieuze wetenschappelijke bezigheden niet af. Het enthousiasme van Godlee en ook BMJ voor kwalitatief medisch onderzoek is ijzersterk – zeker wanneer het geassocieerd is met een retrovirus waarvan geloofd wordt de oorzaak te zijn van een verwoestende neuro-immuunziekte en kanker – en dat onthaalden we op enthousiast applaus.
Laat ons in Deel 2 de wonderen ontdekken van het XMRV-werk van Van Kuppeveld et al. in BMJ, en de herkomst van hun zeer geloofwaardige patiëntenpopulatie.
Deel 2 – Een goed gedefinieerde patiëntenpopulatie
Waar heeft Van Kuppenveld zijn patiënten vandaan?
Betoverd door het British Medical Journal’s onbevooroordeelde standpunt over XMRV en chronisch vermoeidheidssyndroom, begon ik een zoektocht om meer te leren over deze ongelukkige patiënten.
Vanwaar kwamen zij? Wat moesten ze doen om de onderscheiding te verdienen van ‘goed gedefinieerde patiëntenpopulatie’, zoals beschreven in de sectie Study Design van het BMJ artikel? Immers, de chronisch vermoeide extremisten – die akelige ME/CVS-patiënten zitten mij tot vervelens toe op mijn hielen.
Ik hield een eerste stop aan het hoofdstuk Methoden van Van Kuppenveld et al.’s BMJ meesterwerk: Prevalence of xenotropic murine leukemia virus-related virus in patients with chronic fatigue syndrome in the Netherlands: retrospective analysis of samples from an established cohort.
Methoden Alle patiënten en controles die onderzocht werden in deze studie maakten deel uit van een Nederlandse populatie van 298 patiënten, die in detail beschreven zijn (zie de 2 referenties hieronder). Alle patiënten van deze cohorte voldeden aan de Oxford criteria…
Met dank aan het werkelijk briljante lid Gerwyn op de Phoenix Rising Forums, richtte ik mijn aandacht op de twee papers die als bronnen geciteerd waren voor de patiënten voor de BMJ Van Kuppeveld studie. Deze waren:
- Vercoulen JH, Swanink CM, Fennis JF, Galama JM, van der Meer JW, BleijenbergG. Dimensional assessment of chronic fatigue syndrome. J Psychosom Res 1994;38:383-92. http://dare.ubn.kun.nl/bitstream/2066/14900/1/4783.pdf
- Swanink CM, Vercoulen JH, Galama JM, Roos MT, Meyaard L, van der Ven-Jongekrijg J, et al. Lymphocyte subsets, apoptosis, and cytokines in patients with chronic fatigue syndrome. J Infect Dis 1996;173:460-3. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8568312 of http://dare.ubn.kun.nl/bitstream/2066/15101/1/4890.pdf
BMJ XMRV-patiënten zijn afkomstig uit een studie in het Journal of Psychosomatic Research !
Ik weet graag over wie ik aan het lezen ben, dus ik stond versteld op PubMed te weten te komen dat J.H. Vercoulen, hoofdauteur in de eerste studie waarin patiënten werden verworven, jarenlang aan het Departement Medische Psychologie in het Universitair Medisch Centrum (UMC) Radboud te Nijmegen in Nederland gewerkt heeft. Ik was ook blij te zien dat minstens drie van de BMJ XMRV/CVS-auteurs (nl. Swanink, Galam en van der Meer) deelgenomen hadden aan de oorspronkelijke studies. Wat een geluk!
De Swanink studie is overbodig
Ik kon het al snel stellen zonder de Swanink studie omdat al wat ze deden in termen van hun selectie, was die willekeurig selecteren uit de Vercoulen studie:
Zesenzeventig patiënten en 69 gezonde controles gematcht voor geslacht, leeftijd en nabuurschap werden opgenomen in de studie. Zoals eerder beschreven, werden de patiënten willekeurig gekozen uit een database van 298 patiënten met CVS door gebruik te maken van een tabel met willekeurige getallen.
http://www.jstor.org/pss/30126146
De database van 298 patiënten die gebruikt werd voor het XMRV/CVS onderzoek: de Vercoulen, Journal of Psychosomatic Research Study!
Nu voor de bron van deze ‘goed gekarakteriseerde’ patiënten! Gegeven het feit over hoe argwanend het BMJ is over onderzoekskwaliteit, dacht ik dat het verstandig was om de werkelijke printscreens bij te voegen van deze cohorte beschrijving. Alle fragmenten zijn afkomstig uit het Vercoulen et al. artikel uit het Journal of Psychosomatic Research:
Hier gaan we…
Noterenswaardig is de laatste zin: “Deze inclusie en exclusie procedures resulteerden in een steekproef van 298 proefpersonen.”
- 395 zelf gerapporteerde patiënten
- Patiënten met bepaalde of vermoedelijke ziekten die vermoeidheid veroorzaken zijn uitgesloten
- Patiënten die hartmedicatie nemen zijn uitgesloten i.e. veel gevorderde ME/CVS-patiënten zijn uitgesloten
- Finale steekproef van 298 patiënten
Gerwyn op de PR Forums was stoutmoedig genoeg om de zelf-verwijzing en het telefonische diagnoseproces nauwkeurig uit te zoeken. Dit was zeker in lijn met de Science-procedures voor patiëntenselectie!
Gerwyn schreef:
TELEFONISCHE DIAGNOSE ZELFRAPPORTERING VAN ZELFVERWEZEN PATIËNTEN. WELKE PERSONEN MET ME/CVS VERWIJZEN ZICHZELF NAAR EEN CGT-KLINIEK?
Terugverwijzend naar het BMJ en de bekommernissen van Cathie Sudlow betreffende bias en verstoringen
Ik was vergenoegd dat de patiëntenstalen uit het BMJ XMRV-artikel afkomstig waren van een studie uit het gewaardeerde Journal of Psychosomatic Research. Als een peer-reviewed tijdschrift zou dit verzekeren dat elke bias of verstorende factoren – een gegronde bezorgdheid rees uitdrukkelijk bij het BMJ – beknopt behandeld zou worden. En per slot van rekening heeft de Britse Medische orde een roemrijke geschiedenis van samenwerking met psychiaters in de zoektocht naar een biomedische oorzaak voor ME/CVS.
Vraag het maar aan Simon Wessely. Gelukkig was het duidelijk dat de CVS-patiënten uit de Vercoulen bronstudie niet met enige vooringenomenheid waren behandeld. Een prachtig voorbeeld hiervan is de discussie over vermijdingsgedrag – een welbekende tactiek van energieloze, tegen oefening gekeerde ME/CVS-ers. Ondanks jaren atleet te zijn, is het inderdaad onbegrijpelijk dat veel ME/CVS-ers typisch activiteit mijden als de pest. Bijna zoals een schakelaar hun motivatie en personaliteit uitzette.
Ik heb ook genoten van het hoofdstuk Cognitie en attributies, waar CVS-ers gevraagd werd na te denken over de oorzaken van hun klachten. Immers is het dit soort van met cognitieve gedragstherapie gevoede atmosfeer die veroorzaakt dat ME/CVS-patiënten in groten getale samenstromen (en zelfverwijzen!) naar deze experten! Er zit niks in een neuro-immuunziekte, mogelijk veroorzaakt door een kankerveroorzakend retrovirus, dat een beetje gedragsaanpassing niet kan helpen.
Zelf gerapporteerde symptomen – een kwaliteitskenmerk van een goede opzet voor XMRV patiëntenselectie
Er kwam een lichte tegenvaller in mijn enthousiasme voor de wetenschappelijke bekwaamheid van BMJ, wanneer ik bij Tabel 1 terechtkwam: “Spontaan gemelde klachten door 298 CVS-patiënten”. Deze behelst een lijst van verschillende kwalen van deze patiënten:
Het was een beetje bedenkelijk dat een groep, die anders zo perfect matchte met de Science cohorte met reproduceerbare immunologische afwijkingen, slechts 26% patiënten met terugkerende infecties zou bevatten. En misschien nog wel meer, dat patiënten post-exertionele malaise niet meldden of zelfs maar beschreven, hét bepalende kenmerk voor de Canadese ME/CVS criteria. Dan weer dateert het werk van Vercoulen van vóór de Canadese criteria. Ah, maar dat is juist één van de valkuilen wanneer je snel snel te werk gaat zoals BMJ. Wees redelijk, van wetenschappers met wereldklasse die AIDS II onderzoeken, kan niet verwacht worden te wachten om de Canadese criteria te gebruiken wanneer ze in een rush zitten – en 16 jaar oude Oxford criteria bij de hand hebben, handig!
Wees stand-by voor deel 3…
Deel 3 – Macht voor de patiënt: Zelf-gerapporteerde fysieke bevindingen
Vervolgens herinnerde ik me dat al deze symptomen zelf gerapporteerd waren, en mijn bezorgdheid over de wetenschappelijke integriteit van BMJ werd snel gesust.
Het was geweldig om te zien dat patiënten zoveel ruimte gegeven werd om hun eigen symptomen te definiëren! Voor hen ook nog veel eenvoudiger om dit te doen als een take-home vragenlijst, en om hun medische toestand zelf te rapporteren, in plaats van zich te onderwerpen aan al die vervelende “longitudinale metingen van klinische en laboratoriumafwijkingen” die deze Yankees gebruikten.
Psychologisch welzijn
Zaken gingen werkelijk goed. Herinner je de uitspraak van het BMJ-Team van reviewers wanneer ze de Van Kuppeveld paper geëvalueerd hebben?
“Wij en onze reviewers dachten ook dat het goed gedaan was.”
Lang leve het British Medical Journal! Ik dacht dat we konden rekenen op een wetenschappelijke grondige evaluatie van XMRV Science van onbevooroordeelde reviewers zoals het BMJ…en de wereldwijde media! Dus het zou kunnen beschouwd worden als slechts een kleine misstap dat het Van Kuppenveld team een slippertje maakte met een patiëntenpopulatie waarvan 36% voldoet aan de criteria voor klinische depressie. Ja, u hoort goed! Maar maak je geen zorgen…
“Gebruik makende van een score van 16 of meer, kan men zeggen dat 36% van de patiënten een klinische depressie hebben.”
Nu wou ik eerst en vooral de aantallen controleren. De Vercoulen et al. paper bevatte 298 patiënten (nadat alle exclusies uitgevoerd waren), de tweede bronstudie door Swanink et al. bevatte 76 CVS-patiënten. MAAR deze Swanink patiënten werden uit de originele 298 patiënten van Vercoulen gepikt. En aangezien deze willekeurig gekozen werden, kan verwacht worden hetzelfde percentage (36% van de patiënten met klinische depressie) aan te houden.
Ik heb eigenlijk de voorpagina van de Vercoulen et al. publicatie gecontroleerd om er zeker van te zijn dat ik geen spoken zag. Maar dan realiseerde ik me dat ik allicht gewoon paranoïde was. Of depressief. Wat was de big deal als 36% van de BMJ XMRV/CVS cohorte klinische depressie had? Er was geen reden voor mij om te twijfelen aan de medische instelling – of zelfs het Chronic Fatigue Immune Dysfunction Association of America – die patiënten en de internationale media had aangemoedigd om ontspannen te blijven bij deze vervelende populatiekwesties. Ik was gesust door het aanzien waarmee BMJ en zijn kliek vereerd zijn. Geen reden tot paniek. Al die strenge vermaningen aan de ME/CVS-patiëntengemeenschap om te stoppen met zeuren over XMRV methodologie en patiëntenselectie waren gegrond. Deze BMJ-feedback-loop werkt echt!
Aanvulling:
“Op de BDI heeft 32% van de patiënten helemaal geen depressieve gevoelens.”
Als ik dat juist interpreteer verwijzen ze naar de Beck Depression Inventory.
Dus…als 32% van de patiënten ZEI dat ze geen depressieve gevoelens hadden…dat zou betekenen dat 68% van de patiënten gezegd heeft dat ze wel depressieve gevoelens HEBBEN…wat deze cohorte ZELFS nog slechter maakt (als dat al mogelijk was), niet?
Aanvulling Gerwyn:
“Minimaal 36% van de patiënten had klinische depressie. Het is heel goed mogelijk dat dit cijfer zelfs 68% was.” …Om het botweg te zeggen, als de auteurs van deze studie rapporteerden dat het om een goed gekarakteriseerde CVS cohorte ging, dan verstaan ze ofwel gewoonweg helemaal niks van dit ziektebeeld, ofwel waren ze niet oprecht.”
Patiënten met onverklaarbare vermoeidheid = patiënten met ME/CVS
Mijn voorlichting boekte vooruitgang, en mijn pols versnelde toen ik in het hoofdstuk Discussie zag dat het Vercoulen team toch bedreven was in enige zelfkritiek: hét kenmerk van een uitstekende wetenschapper:
“De patiënt was zelfverwezen.” Wel, dat hadden we net geleerd. Maar wat ik nu bijleer is dat deze XMRV-cohorte generaliseerbaar was met andere patiënten met “Onverklaarbare Vermoeidheid”! Dit was briljant! Immers weet iedereen dat Onverklaarbare Vermoeidheid hetzelfde is als ME/CVS! Meer zelfs, er was geen kwalitatief verschil in welke meting ze ook gebruikten (!) tussen patiënten met Onverklaarbare Vermoeidheid en de patiënten die deelnamen aan de XMRV-studie…behalve dat de XMRV-patiënten net een tikkeltje slechter waren dan de gemiddelde patiënt met Onverklaarbare Vermoeidheid. We waren in goed gezelschap! Dit is van plan om een perfecte match te worden met de Science cohorte!
Het risico minimaliseren om patiënten in de studie op te nemen met vertraagd herstel van een virale infectie!
Het is een goede zaak dat het BMJ zo’n knalteam van editors en onderzoeksconsulenten heeft! Anders was ik misschien bang dat ze het stuk misten waar het Vercoulen team
“Het risico minimaliseerden om patiënten in de studie op te nemen met een vertraagd herstel van een virale infectie”.
Natuurlijk zou een nauwgezette epidemioloog zoals Cathie van het BMJ zich laten horen:
Het is mooi dat we de BMJ XMRV-onderzoekers niet aan dezelfde standaarden moeten houden als die Amerikaanse Science pummels. Ik bedoel, dit is het BMJ waar we over aan het praten zijn. En no way dat in hun verlangen ongeveer 16 jaar geleden om patiënten eruit te houden met “vertraagd herstel van een virale infectie”, de CVS-onderzoekers van die tijd – onbewust natuurlijk – de patiënten met enig teken van virale etiologie eruit gefilterd zouden kunnen hebben. En denk maar niet dat in hun verlangen om wederzijdse goede relaties te behouden met erkende psychiaters en verzekeringsmaatschappijen, het BMJ zou vergeten “om hun eigen schoenen te poetsen”. Ik ben blij dat we Cathie Sudlow en Fiona Godlee in ons team hadden! Dit is een beetje zoals vliegen met Singapore Airlines. U kunt gewoon ontspannen, achterover leunen en de BMJ-experten laten waken over de onderzoeksfouten – en het derde menselijke retrovirus!
Ernst van vermoeidheid – de voornaamste klacht
Iedereen weet dat ME/CVS gewoon een heel duidelijke oude vermoeidheid, is waar patiënten enkel een goeie schop in hun kont nodig hebben! Dus was het niet verrassend dat wanneer de hotshot statistici naar de Vercoulen et al. studie keken, ze het volgende zeiden:
Met andere woorden, hoe droeviger deze BMJ-patiënten waren (16 jaar geleden), hoe minder ze deden en hoe minder ze verwachtten dat ze controle hadden over hun leven: …hoe vermoeider ze werden. Dat is wat de gegevens van Vercoulen bewezen. Dat hun patiënten depressief waren. Of op zijn minst nogal verduiveld lusteloos. Dit klinkt als een patiëntengroep die nood heeft aan enkele motiverende woorden! Of CGT. Voor alle niet-statistici (inclusief mezelf): R2 is gewoon een manier om te zeggen, “bestaat er een lineair verband?” Bijvoorbeeld, als het psychologische welbevinden omlaag gaat, tonen de data ons dat ernst van de vermoeidheid ook naar beneden gaat? Als je een R2 van 1.0 hebt, is het antwoord JA! Als het nul is – dan niet. Het enige nadeel was dat de R2 voor dit argument nogal slapjes was: 0.51. En zelfs dan, het verklaart slechts 27% van de variantie.
Eigenlijk vonden ze aan het einde van de rit dat hun onderzoek niet zo sterk was als ze hoopten:
Blijf aanwezig voor deel 4
Deel 4: BMJ en XMRV unplugged
“Het gecombineerde effect van gerelateerde dimensies verklaart slechts een klein tot matig deel van de variantie”.
Met andere woorden, het team was behoorlijke achter hun oren aan het krabben, hoewel de trend beetje bij beetje duidelijk werd. Je kan een beetje een idee krijgen van wat voor soort patiënten dit waren. Eerst en vooral, laat ons eens kijken naar de tabel die Gerwyn aanhaalde, Tabel VI van Vercoulen et al.
Wikipedia (die zijn eigen drama’s heeft over het XMRV/CVS onderzoek) gaf een mooie, snelle definitie van Afhankelijke en Onafhankelijke Variabelen.
Onafhankelijke variabelen: Een onafhankelijke variabele veronderstelt een oorzaak of een vraag, voorspelt het veranderen van een afhankelijke variabele en kan gemanipuleerd worden door de onderzoeker om de relatie tussen een aantal variabelen te onderzoeken en verklaren.
Voorbeeld : Als men de invloed van verschillende hoeveelheden meststof op de groei van planten meet, zou de onafhankelijke variabele de hoeveelheid gebruikte meststof zijn (de variabele factor van het experiment). De afhankelijke variabelen zouden de hoogte van de groei en/of de massa van de plant.
Dus in de tabel hierboven zeggen ze dat het sleutelsymptoom, Ernst van Vermoeidheid, (enigszins) beïnvloed wordt door het psychologisch welbevinden, functionele beperking, en self-efficacy.
Is er een manier om iets zinvols van dit alles te maken, zodat we kunnen zien of het 16 jaar oude bloed in de BMJ Van Kuppeveld publicatie dezelfde (of op zijn minst ERG gelijkaardige) patiëntenpopulatie betrof als van de Science patiënten? Uit interesse heb ik een stroomdiagram getekend. Ik ben gestart met het item Ernst van Vermoeidheid links, en met de volgende items uit de Tabel heb ik zo naar de rechterkant van mijn pagina gewerkt. Ik heb hierbij een kleurcode toegepast en heb de items die hoofdzakelijk psychologisch getint waren, geel gekleurd. Items die gemengd lichamelijk/psychologisch waren, heb ik in een geel/groene regenboog gekleurd. Deze hele onderzoekspublicatie was volledig subjectief, dus ik vertoefde wel in goed gezelschap. Ik wou de puur fysieke items in het groen kleuren. Maar ongelukkig genoeg kon ik er geen enkele vinden, zoals in de Science populatie (zoals 2-5A Synthetase/RNase-L deficiëntie of VO2-max afwijkingen, of lage Natural Killer cel cytotoxiciteit). Dus ik hield de dingen eenvoudig.
First things First, hier volgt een legende met de afkortingen:
Geel = hoofdzakelijk Pyschologische items
ψWb = Psychologisch welzijn (gebruik van de Griekse letter psi of ψ)
SEf = Self-efficacy
SoF = Sociaal functioneren
CAt = Causale attributies (wat geef je de schuld van je vermoeidheid)
APA = Bewegingsangst (vermijden van fysieke activiteit)
Geel/groen = gemengd Psychologisch/Lichamelijk
FS = Ernst vermoeidhied (hoofdsymptoom volgens hen)
FI = functionele beperking (dingen die je niet kan doen)
Con = concentratie
SDi = slaapstoornissen
GEEN groen (Puur Lichamelijke) items
Zoals 2-5A Synthetase / RNase-L deficiëntie
Of VO2-max afwijkingen
Of lage Natural Killer cellen cytotoxiciteit
© Parvofighter
Ik negeerde de perfectie van de regressielijn (R2 = 0 tot 1) en focuste me enkel op het percentage van de verklaarde variantie bij deze relaties. Immers was dit enkel voor illustratieve doeleinden bedoeld. Als je al deze weinig spectaculaire verbanden volgt tot aan de rechterzijde van de pagina, geeft de globale lijn ruwweg aan dat 70% van de identificeerbare factoren die de ernst van de vermoeidheid beïnvloeden in de BMJ patiëntenpopulatie, van psychologische aard zijn, en dat de overblijvende 30% deels psychologisch zijn. Maar samen verklaren ze nog maar steeds een zwakke 28% van de variantie. Wat tamelijk mooi de perspectieven van veel CVS-onderzoekers 16 jaar geleden – en zelfs vandaag, samenvat. Ze weten niet wat ze aan het bestuderen zijn. Niettemin versterkt dit het Britse en zeker het Nederlandse paradigma om de lichamelijke testen en diagnosemiddelen van ME/CVS-patiënten te ontkennen. Waarom je druk maken als het toch allemaal psychosomatisch is?!
Er zijn geen zuiver groene vakjes die potentiële biologische drivers van ME/CVS kunnen vastleggen. Of wat een hint kan geven (denk aan RNase-L deficiëntie) dat de cohorte toch op de een of andere manier kwetsbaar is voor virale infecties. Het groene vak is verstoken van de soorten fysieke bevindingen waardoor de Science cohorte gekarakteriseerd was, wat de term “goed gekarakteriseerd” en “goed gedefinieerd” impliceert.
Op dit moment geef ik toe dat ik inderdaad een beetje depressief was. En hard teleurgesteld. En “als totaal verrast” dat mijn vrienden aan het BMJ gebreken vertoonden. En ik realiseerde me dat de BMJ wetenschappelijke integriteit over het XMRV/ME/CVS-onderzoek niet gewoon unplugged was. Het was ontmaskerd!…
Deel 5: Het BMJ ontmaskerd
- Is het niet veelzeggend dat de BMJ-cohorte afkomstig was van 16 jaar oud bloed en een psychologisch paradigma, gevoed met zelfverwezen CGT-enthousiastelingen, zelf ingevulde vragenlijsten, geen klinisch gemeten fysieke kenmerken, en (minstens) 36% klinisch depressieve patiënten?
- Veronderstelt of creëert het onderzoeken van CVS-patiënten op vermijdingsgedrag, cognities en attributies – voor een publicatie in het Journal of Psychosomatich Research, in het onderzoek geleid door een psycholoog – vooroordelen in de richting van een psychosomatische ziekte?
- Hoe fervent waren deze onderzoekers in hun bedoeling om “het risico te minimaliseren om patiënten met vertraagd herstel van een virale infectie in de selectie toe te laten”?
- Gezien deze expliciete doelstelling van de onderzoekers, welk bewijs is er dat onderzoeksbias geëlimineerd was?
- Hoe ijverig waren deze onderzoekers in het uitsluiten van patiënten met tekenen/symptomen van virale infectie?
- Zou een verstandige patiënt met reproduceerbare immunologische afwijkingen en ernstige, invaliderende vermoeidheid gewillig vrijwilliger willen zijn voor een programma met Cognitieve Gedrags Therapie (CGT) of studie om hun “abnormale ziekte-overtuigingen” weg te werken?
- Zou een patiënt met gezond verstand met ME/CVS volgens de klassieke Canadese Criteria, malaise na inspanning, en ernstige invaliderende vermoeidheid ooit een Gradueel Oefen Therapie (GET) programma overwegen?
- Is Onverklaarde Vermoeidheid hetzelfde als ME/CVS?
- Werd de onderzoeksbias behandeld in de Vercoulen publicatie – de bron van het archaïsch bloed van de BMJ-studie? Kwam bias ooit aan bod in één van de BMJ-schrijfsels over ME/CVS en XMRV?
- Zijn de Science en BMJ XMRV-cohortes eigenlijk zelfs te vergelijken met elkaar?
- Is de BMJ-studie op XMRV en ME/CVS het eigenlijk waard om er een paper over te schrijven…Of de moeite waard de energie erin te steken om de pixels op je scherm te tonen?
Laat ons even teruggaan naar de verklaringen van Dr Vernon over de BMJ XMRV-studie, namens het Chronic Fatigue Immune Dysfunction Association of America:
“XMRV werd niet gedetecteerd in een derde follow-up studie (BMJ) van een goed gekarakteriseerde cohorte van CVS-patiënten.”
De PLoS ONE paper door Erlwein et al. (mmv Wessely), de Retrovirology paper door Groom et al, en nu de Van Kuppeveld et al. publicatie in BMJ, bestudeerden allemaal goed-gekarakteriseerde patiëntenpopulaties die voldeden aan aanvaarde en algemeen gebruikte CVS case definitie criteria.
?
BMJ Editor Fiona Godlee had gelijk over één ding:
Dus ja, laat ons meer onderzoek doen naar chronisch vermoeidheidssyndroom, maar laten we ervoor zorgen dat het onderzoek goed genoeg is.
© Parvofighter
Voel je vrij om dit elders te plaatsen. Verwijs wel naar de bron:
http://www.forums.aboutmecfs.org/showthread.php?t=3860
© Vertaling ME-Gids.net
3 reacties
Miskleun
Een typisch staaltje van menselijk gedrag werd hier weer eens blootgelegd.
“Grootschalige” onderzoeken in handen van meerdere onderzoekers die onderling geen duidelijke communicatie hebben gehanteerd, leidt tot afwijkingen in de eindresultaten die disproportioneel zijn tot de initiële fout.
De oorzaak ligt bij een slechte voorbereiding, miscommunicatie en persoonlijke belangen.
Ik heb het honderden keren gezien in evenveel bedrijven. De mens zal het nooit afleren. Erger nog, toegeven dat de persoon in kwestie een fout begaan heeft, is nog veel pijnlijker.
Gelukkig bestaan er nog de types “criticus” die dergelijke miskleunen aan de kaak stellen.
HARDE DOBBER !
Eerder en veel belangrijker (m.i.),dan gebrekkige communicatie, is het feit dat heel de ‘psychopeuten’ benadering op losse schroeven wordt gezet door de nu bewezen sectaire/partiële, gewild onjuiste en niet objectieve selectie criteria te hanteren.
Dit haalt de gehele psychopeutenmaffia gewoon onderuit en is bijgevolg en onomstotelijk een zeer belangrijke bijdrage en essentieel argument ten bate/voordeel van de biomedische benadering.
Uw opmerking dat de hele psychopeuten hun handel op losse schroeven komt te staan, is terecht. Ik mag hopen dat u hebt gelezen dat ik niet enkel gebrekkige communicatie heb aangehaald maar tevens persoonlijke belangen 😉 Dat verklaart een groot deel van deze hele scheefgegroeide situatie.
Het is zo’n beetje als een urban legend (verzonnen verhaal dat als waar wordt verteld) dat uiteindelijk de meest goedgelovige wetenschappers in de val doet trappen. Op den duur geloven die psychiaters en andere peuten hun eigen verhaal nog ook. Ze maken zichzelf wat wijs.
Sommige mensen (bv verzekeringen, lobbies, regeringen, …) hebben hier veel belang bij dat dat zo blijft en door hun status twijfelt niemand aan hun geloofwaardigheid. Dat dit ten koste gaat van wetenschappelijk onderzoek en de gezondheid van vele honderdduizenden, zoniet miljoenen, laat hen koud. Sommigen gaan nu eenmaal over lijken. Dat noemen ze (witteboord) criminelen.