4 april 2024.
Onlangs heb ik een onderzoek naar Long Covid in The BMJ aan de kaak gesteld waarin werd beweerd dat een revalidatieprogramma dat zich richtte op zowel lichamelijke als geestelijke gezondheid “klinisch effectief” was – ook al vielen de primaire resultaten onder het aanbevolen niveau voor wat zou worden beschouwd als “minimaal klinisch belangrijk verschil” op de maatstaf in kwestie. Nu heeft een ander tijdschrift met een hoge impact weer een onderzoek naar Long Covid gepubliceerd dat zich ook bezighoudt met onacceptabele methodologische trucjes.
Dit is de titel van de nieuwe studie, dat de invloed van fysieke activiteit (FA) onderzoekt bij jonge vrouwen met wat postcovidaandoening (PCC) wordt genoemd: “Een hoger niveau van lichamelijke activiteit vermindert mentale en neurologische symptomen tijdens en twee jaar na COVID-19-infectie bij jonge vrouwen.” En hier is de samenvatting van de bevindingen uit het abstract: “Concluderend kan een hoger niveau van regelmatige FA het aantal mentale en neurologische symptomen bij PCC verminderen, wat het belang van regelmatige FA onderstreept, zelfs bij deze en waarschijnlijk andere virale aandoeningen.”
De auteurs van het artikel zijn afkomstig van de Semmelweis Universiteit in Boedapest; de hoofdauteur is ook verbonden aan de Hongaarse Universiteit voor Sportwetenschappen in Boedapest en het New York Medical College in Valhalla, New York. Het artikel werd deze week gepubliceerd door Scientific Reports, een prestigieus tijdschrift onder de paraplu van uitgeverij Nature. Het is dan ook niet verrassend dat het tijdschrift beweert een “uitgebreid netwerk van deskundige peerreviewers” te hebben en belooft dat “ons redactieteam strenge, objectieve en constructieve peerreview biedt”.
Deze beweringen zijn onzin, tenminste wat dit artikel betreft. Dit blijkt niet alleen uit de titel, maar ook uit de conclusie van de studie. Het gebruik van het werkwoord “verminderen” in beide gevallen duidt op een causaal verband. Met andere woorden, de titel en de conclusie verklaren dat het hogere niveau van fysieke activiteit heeft geleid tot een vermindering van de symptomen bij vrouwen. Dat zou geweldig zijn, als het een geldige verklaring was. Helaas voor de auteurs van het onderzoek is het een uitspraak die niet legitiem kan worden gedaan op basis van het onderzoek zelf – een crosssectioneel onderzoek.
Crosssectionele onderzoeken kunnen alleen associaties vinden. Ze zijn niet bedoeld om causale verbanden te verhelderen. De reden is duidelijk. Als je twee dingen tegelijkertijd meet, kan het onmogelijk zijn om de volgorde van de gebeurtenissen te kennen. Wat veroorzaakte wat? Wie weet het?
Hier is een eenvoudig voorbeeld. Uit crosssectioneel of transversaal onderzoek onder homoseksuele mannen zou kunnen blijken dat degenen met hiv minder vaak condooms gebruiken dan homoseksuele mannen zonder hiv. (Laten we aannemen dat dit onderzoek jaren geleden werd uitgevoerd, voordat de komst van pre-expositie profylaxe voor hiv de zaken wat vertroebelde). Een mogelijke veronderstelling – vergelijkbaar met die van de auteurs van de Hongaarse studie – zou kunnen zijn dat het niet gebruiken van condooms leidde tot de hiv-infecties.
Maar het zou volkomen ongerechtvaardigd zijn om een dergelijke relatie als een feit te beschouwen. Ik bedoel, het is natuurlijk mogelijk dat de reeks gebeurtenissen bij sommige respondenten in die volgorde plaatsvond. Maar de associatie tussen gebrek aan condoomgebruik en hiv-infectie kan ook andersom verklaard worden – degenen die weten dat ze hiv hebben, gebruiken minder vaak condooms als ze seks hebben omdat ze zich geen zorgen maken over het oplopen van hiv. In het geval van een dergelijk onderzoek lopen de causale verbanden hoogstwaarschijnlijk in beide richtingen; beide verklaringen zijn mogelijk gezien de gegevens van het onderzoek. Maar het is onmogelijk om te weten welke eerst kwam.
Vergelijkbare interpretatieve verwarring over de betekenis van associaties teistert veel van de biopsychosociale studies van de ziekte of cluster van ziekten die ME/cvs wordt genoemd. Studies tonen vaak aan dat mensen die hun aandoening toeschrijven aan een lichamelijke ziekte, meer kans hebben op ergere symptomen. Dit is door onwetende onderzoekers geïnterpreteerd – de wiskundig uitgedaagde Trudie Chalder van King’s College London, een professor in cognitieve gedragstherapie, komt naar voren als een goed voorbeeld – als bewijs dat het geloof in een lichamelijke ziekte zelf tot negatieve resultaten leidt. Maar de alternatieve interpretatie – dat degenen die lichamelijk zieker zijn, de oorzaak van hun ziekte vaker correct identificeren en het waarschijnlijk veel slechter zullen doen – is een even redelijke veronderstelling. De waarheid is dat niemand op basis van de gegevens onderscheid kan maken tussen de twee verklaringen.
De studie in Scientific Reports analyseerde de reacties van 802 vrouwen tussen 18 en 34 jaar; van de meer dan 50% die een acute episode van Covid-19 hadden doorgemaakt, was de gemiddelde tijd sinds de infectie bijna twee jaar. De onderzoekers verdeelden de deelnemers in categorieën van weinig, matig en veel lichaamsbeweging op basis van het aantal minuten lichaamsbeweging per week. Tegelijkertijd beoordeelden ze tientallen symptomen met behulp van het formulier van de WHO voor wat het bureau “post-COVID-aandoening” noemt. Ongeveer een kwart van de besmette vrouwen rapporteerde aanhoudende of onderbroken symptomen die “voornamelijk neurologisch en mentaal” waren, volgens het onderzoek.
Bij het beschrijven van het doel van het onderzoek schreven de onderzoekers het volgende: “Deze studie had tot doel de hypothese te onderzoeken dat regelmatige FA het aantal symptomen tijdens en na COVID-19-infectie bij jonge vrouwen vermindert.” Het had voor ieder slim persoon die het ontwerp las, duidelijk moeten zijn dat de crosssectionele studieopzet een dergelijk onderzoek niet mogelijk maakte. Het is verontrustend dat dit artikel in deze vorm door de peerreview is gekomen. De titel en de hele strekking van het artikel moeten worden gecorrigeerd.
© David Tuller voor Virology Blog. Vertaling admin, redactie NAHdine, ME-gids.