Bron:

| 8032 x gelezen

Cort Johnson, Simmaron Research, 2 april 2020

Het eerste SARS (SARS CoV)-virus was dodelijker, maar doodde een lager aantal mensen.

De eerste SARS-epidemie van 2003, de SARS-CoV-uitbraak, lijkt nu slechts een generale repetitie voor de huidige SARS CoV-2-uitbraak. Er waren toen ‘slechts’ 8.000 besmettingen in totaal en 774 sterfgevallen (vergeleken met bijna 1.000.000 gevallen en meer dan 4.000 sterfgevallen nu en die aantallen stijgen nog steeds [d.d. 26/4/20 bijna 3 miljoen gevallen en meer dan 200.000 sterfgevallen, n.v.d.r.]). Het lijkt het nauwelijks de moeite waard om ze met elkaar te vergelijken.

Toch was het een “pandemie” die mensen in 29 landen besmette en waarbij veel mensen in het ziekenhuis belandden en het had een ijzingwekkend hoog sterftecijfer – bijna tien procent. Het eerste SARS-virus was veel dodelijker dan het tweede waar we nu mee te maken hebben.

Een paar studies waarbij overlevenden van de SARS-pandemie werden gevolgd, lieten zien dat het jaar 2003, een piekjaar was voor nieuwe gevallen van ME/cvs, en 2020 zal dat wellicht ook worden. Dat is geen verrassing. We weten sinds de Dubbo-studie van 2006 dat een ernstige infectie bij een percentage van deze geïnfecteerden zal leiden tot een ME/cvs-achtige aandoening.

De Toronto-uitbraak

Net als bij de huidige SARS-CoV-2-epidemie in de VS en andere landen, was het eerste SARS-virus al in Canada aanwezig, lang voordat de autoriteiten zich realiseerden dat het er was of probeerden om het te stoppen.

Een vrouw die terugkeerde uit Hong Kong en twee dagen later koorts kreeg, heeft de pandemie in Toronto aangezwengeld. Ze stierf binnen twee weken. Pas nadat ook haar zoon een week later stierf en verschillende andere familieleden ziek werden, werd er een verband gelegd met een nieuwe infectie die zich in Hongkong verspreidde.

Een paar weken later namen de gezondheidsdiensten van Toronto noodmaatregelen. Iedereen die mogelijk besmet was, werd opgespoord en vastgehouden. Tegen de tijd dat de uitbraak was bevestigd, waren meer dan 345 mensen besmet en 44 mensen gestorven.

De overlevenden

Verschillende studies hebben de overlevenden opgevolgd. De eerste studie – een jaar na de pandemie – beoordeelde de longfunctie, waarbij een röntgenfoto van de borstkas werd gemaakt en waarbij een wandeltest van 6 minuten werd afgenomen en hun levenskwaliteit werd beoordeeld. De meeste deelnemers waren zorgverleners.

Op twee na waren ze allemaal in een ziekenhuis opgenomen geweest, was 16 procent op de intensieve zorg beland en werd 9 procent door een beademingsapparaat beademd.

Hoewel de longfunctie en de röntgenfoto’s van de borst goed waren, waren vermoeidheid (60%), slaapproblemen (44%) en kortademigheid (45%) twaalf maanden later veelvoorkomend. Slechts 13 procent van de overlevenden zei dat ze volledig hersteld waren. Achttien procent toonde een verminderde loopafstand tijdens de 6 minuten durende looptest.

Zevenendertig procent meldde een aanzienlijke vermindering van hun fysieke gezondheid en 33 procent meldde een aanzienlijke vermindering van hun geestelijke gezondheid.

Na een jaar was 17 procent van de SARS-overlevenden nog steeds niet terug aan het werk en nog eens 9 procent was nog steeds niet teruggekeerd naar het werkniveau van voor de SARS-infectie.

De conclusie van het onderzoek was opvallend: fysieke gebreken werden verworpen en de aandacht werd gericht op de geestelijke gezondheid. Na het opmerken van de hoge mate van vermoeidheid, de problemen met slaap, de verminderde loopafstand en de problemen met het terugkeren naar werk voor een aanzienlijke groep deelnemers, concludeerden de auteurs:

“De meeste overlevenden van SARS hadden een goed lichamelijk herstel na de ziekte, maar sommige patiënten en hun verzorgers rapporteerden een jaar later een significante vermindering van de geestelijke gezondheid.”

In een Britse studie uit 2005 met 110 personen werd daarentegen vastgesteld dat de inspanningscapaciteit en de gezondheidstoestand zes maanden na de infectie aanzienlijk waren afgenomen. Nog een andere post-SARS-studie leek vreemd genoeg graag een positief beeld te geven van de nasleep van de epidemie.

Ondanks dat de resultaten weergaven dat mensen boven de 40 jaar een significant verminderde “gezondheidsgerelateerde levenskwaliteit” (HRQoL) ervoeren over “meerdere domeinen” en dat verminderde longfunctie geassocieerd werd met verminderde SF-36 (functionele scores) en een slechtere score op de looptest, concludeerden de auteurs dat:

“Patiënten een goed herstel hadden van de longfunctie en HRQoL.”

Acht jaar later: een post-SARS-Fibromyalgie-studie van Moldofsky

Professor Harvey Moldofsky van de universiteit van Toronto maakte zich geen illusies. Als een soort van onbezongen held van de FM-wereld heeft Moldofsky de afgelopen 30 jaar vooral het verband tussen slaap, pijn en vermoeidheid in FM verkend.

In 2011, acht jaar na de SARS-uitbraak in Toronto, publiceerde Moldofsky een studie ” Chronic Widespread Musculoskeletal Pain, Fatigue, Depression and Disordered Sleep in Chronic post-SARS Syndrome; A Case-Controlled Study” [Wijdverspreide chronische musculoskeletale pijn, vermoeidheid, depressie en verstoorde slaap in chronisch post-SARS-syndroom, een case-gecontroleerde studie, n.v.d.r.] waarin 22 post-SARS-patiënten worden vergeleken met fibromyalgiepatiënten en gezonde controles.

De vergeten overlevenden van SARS

De SARS-dreiging was al lang voorbij en de medische wereld was zich gaan richten op een volgende noodsituatie: kanker, hartziekten, diabetes, de ziekte van Alzheimer, etc. en liet de SARS-overlevenden aan hun lot over..



Acht jaar na de uitbraak in Toronto was een groep van 50 voormalige gezondheidswerkers nog steeds niet in staat om te werken.

Acht jaar later, toen hij opmerkte dat een groep van 50 gezondheidswerkers nog steeds niet in staat was om te werken en last had van “musculoskeletale pijn, ernstige zwakte, vermoeidheid, (en) kortademigheid die gepaard ging met psychologisch leed”, dook Moldofsky (een slaaponderzoeker) dieper in de materie.

Na het beoordelen van hun fysieke toestand en gemoedstoestand heeft Moldofsky de post-SARS-overlevenden een slaaponderzoek laten ondergaan.

Resultaten

Moldofsky vond, zoals hij al vermoedde, dat de post-SARS-patiënten erg leken op ME/cvs- en FM-patiënten. Samen met de invaliderende vermoeidheid en pijn zag hij niet-verkwikkende slaap, meer prikkels in de nacht en de mysterieuze intrusies van alfagolven die de slaap in de twee ziekten vaak verstoren. Moldofsky vond ook een vertraagde aanvang van de REM-slaap en verhoogde NREM-slaap in stadium II.

Eén verschil viel wel op: de post-SARS-patiënten ervoeren meer vermoeidheid en minder pijn dan de FM-patiënten; ze leken dus iets meer op patiënten met ME/cvs dan op FM-patiënten.

Moldofsky gaf twee mogelijke verklaringen voor de langdurige handicap die hij zag: psychologisch trauma van de ziekte en de directe gevolgen van het virus zelf.

Opmerkelijk is dat studies aangaven dat het virus in staat is om zich te verspreiden in de hersenen, met inbegrip van de hypothalamus. Moldofsky stelde dus voor dat het virus een chronische neuro-inflammatoire toestand had veroorzaakt die de slaap, de pijngevoeligheid en de energieniveaus beïnvloedde. Deze hypothese is natuurlijk identiek aan vele van de voorgestelde hypotheses voor ME/cvs en fibromyalgie.

Aan het einde van de paper concludeerde Moldofsky:

“Er is een grootschalig langetermijnonderzoek nodig om de invloed van epidemische en pandemische virusziekten op verstoorde slaap, chronische vermoeidheid en somatische symptomen van ME/cvs en fibromyalgie vast te stellen.”

Terwijl de grieppandemie van 1918 de griep betrof – niet SARS-CoV-2 – verliep het herstel zo vaak moeizaam dat er een syndroom ontstond dat in die tijd bekend stond als “encefalitis lethargica”.

**

De huidige SARS-pandemie

Die studie is nooit gedaan en nu is er het coronavirus dat mogelijk ook het zenuwstelsel infecteert.



COVID-19 biedt een unieke kans om een postinfectieuze ziekte in een vroeg stadium op te volgen. © NIAID via Wikimedia

Avindra Nath van de NIH meldde dat het virus meerdere problemen met het centrale zenuwstelsel kan veroorzaken (duizeligheid, hoofdpijn, verminderd bewustzijn, epilepsie, meningitis, encefalitis en delirium, hallucinaties, stemmingsstoornissen, hypomanie, angst, depressie). Het kan ook het perifere zenuwstelsel treffen, waardoor reukverlies, smaakproblemen, neuralgie en spierletsel ontstaan.

In een artikel verklaarde Nath dat patiënten met multiple sclerose, myasthenia gravis, dermatomyositis die immunotherapie krijgen, een hoger risico lopen op het oplopen van een coronabesmetting.

Ernstige infecties bij jongeren

De dodelijkheid van het virus voor ouderen is bekend, maar minder bekend zijn de verwoestende effecten die het kan hebben op jongeren en gezonde mensen. Hoewel ze niet zo vaak sterven als ouderen, lijken de jongere mensen in vreselijke toestand in het ziekenhuis te worden opgenomen.

Gouverneur Cuomo meldde onlangs dat meer dan 50 procent van de ziekenhuisopnamen met het coronavirus in New York City mensen betreft tussen 18 en 49 jaar oud.

Als je de modellen bekijkt die voorspellen dat alleen al in de VS miljoenen mensen ziek kunnen worden, dan biedt het opkomende SARS-CoV-2-cohort een immense kans om chronische postinfectieuze ziekten te begrijpen die (hopelijk) nooit meer zullen terugkomen.

Aangezien studies aangeven dat de ernst van de infectie het risico op een postinfectieuze ziekte sterk verhoogt, voorspelt het hoge aantal jonge mensen dat in het ziekenhuis wordt opgenomen voor COVID-19, dat een aanzienlijk aantal mensen in de bloei van hun leven een ME/cvs-achtige aandoening zullen krijgen.

Een uitgelezen kans

Het is mogelijk dat het post-SARS-ziektecohort zo groot is, zoveel jongere mensen zal treffen en zulke verliezen in economische productiviteit zal veroorzaken dat de NIH en andere onderzoeksinstellingen deze keer aanzienlijke middelen zullen inzetten voor de postinfectieuze gevolgen van een ernstige infectie.

Uit de Dubbo- en andere studies blijkt steevast dat het type infectie (bacterieel of viraal) en het niet uitmaakt welk type weefsel voornamelijk wordt geïnfecteerd (ademhalingsstelsel, darmen, hersenen). De postinfectieuze ziektepatiënten lijken na verloop van tijd op elkaar: ze lijken op ME/cvs- en FM-patiënten.

Postinfectieuze ME/cvs-patiënten kunnen ons helpen begrijpen wat post-SARS-patiënten zullen doormaken. Avindra Naths kleine, maar uitvoerig bestudeerde ME/cvs-groep in de intramurale studie van de NIH, zou aanwijzingen kunnen geven voor post-SARS-studies. Uitbreiding van Naths ME/cvs-cohort en het gebruiken van de studie om de enorme gevolgen van SARS-CoV-2 te helpen begrijpen, zou waarschijnlijk een logische zet zijn, niet vandaag, niet morgen, niet binnen drie maanden, maar in de jaren die volgen.

Nog effectiever zou zijn om het het massale post-COVID-19- cohort dat zal ontstaan, rigoureus te volgen en te bestuderen om te begrijpen hoe postinfectieuze ziekten ontstaan en hoe ze kunnen worden behandeld.

Avindra Nath vertelde dat “veel mensen vragen hebben gesteld over postvirale syndromen”. Hij zei dat het goed zou zijn om de vele “postvirale immuungemedieerde ziekten” (inclusief ME/cvs) te volgen en dat er pogingen worden gedaan “om landelijke databanken te ontwikkelen”.

Vicky Whittemore meldde dat de NIH hebben erkend dat er misschien een groot probleem onder de oppervlakte ligt en dat er tevens een mogelijkheid ontstaat om meer te leren over postinfectieuze ziekten. Ze heeft een paar weken geleden met Joe Breen en anderen van het NIAID gepraat over post-COVID-19-infectieziekten (onder andere sequelae) en heeft van verschillende onderzoekers gehoord dat zij geïnteresseerd waren.

Whittemore stelde voor dat iedereen die positief test op COVID-19 op een COVID-19-register komt en ze noemde deze naam. (Er bestaan misschien nog andere registers.)

Het is mogelijk dat ME/cvs aanwijzingen geeft voor wat honderdduizenden mensen het komende jaar en daarna te wachten staat. Het is duidelijk dat degenen die moeite hebben om te herstellen van COVID-19, ook gaan beseffen wat onze situatie is. Een diepgaand onderzoek om hun benarde situatie te begrijpen, zou een voordeel voor ons allen opleveren.

Zo straalt er misschien toch nog een lichtpuntje door deze donkere coronatijden.

© Cort Johnson voor Simmaron Research. Vertaling tanto, redactie Zuiderzon en Abby, ME-gids.


N.v.d.r.: Aansluitend bij dit onderwerp nog een vertaling van een interessante Twitterdraad van microbiologe Amy Proal (die zich o.a. bezighoudt met onderzoek naar ME), en een vertaling van een preprint van een abstract over COVID-19.

Amy Proal on Twitter

This study found that Epstein Barr #Virus (EBV) IgM antibody seropositive #COVID-19 patients had a 3.09-fold increased risk of fever compared to EBV seronegative patients. Inflammatory markers like C-reactive protein were also higher in the EBV+ patients: https://t.co/8q8PSCITfk

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250092048784424960

Deze studie vond dat COVID-19-patiënten met IgM-antilichamen tegen Epstein-Barrvirus (EBV) 3,09 maal meer risico op koorts hadden dan EBV-seronegatieve patiënten. Ontstekingsmerkers zoals C-reactief proteïne (CRP) waren ook hoger bij de EBV+-patiënten: https://researchsquare.com/article/rs-21580/v1

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250092196046483456

2/ Het onderzoek is een klein, maar goed voorbeeld van de manier waarop reeds verworven persistente pathogenen invloed kunnen hebben op hoe een persoon reageert op een nieuwe infectie: de bestaande ziekteverwekker(s) kan/kunnen extra symptomen veroorzaken of invloed hebben op hoe het immuunsysteem reageert op de nieuwe infectie.

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250092512129277952

3/ In deze studie werd bijvoorbeeld vastgesteld dat bij persistente infectie met het Cytomegalovirus (CMV) ong. 10% van alle T-cellen in CMV+-personen tegen dat virus gericht waren. Zou het kunnen dat CMV in je systeem hebben van invloed is op hoe het adaptieve immuunsysteem reageert op COVID-19? https://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC4302727/

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250092733861158913

4/ Hetzelfde team heeft ook de invloed gemeten van CMV op de immuuncelfrequenties, de celsignaalreacties en de serumeiwitniveaus van de proefpersonen: allemaal factoren die een significante invloed hebben op hoe het immuunsysteem reageert op een nieuwe infectie

null

null

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250092917500379136

5/ Ze vonden dat CMV de eerder genoemde immuunparameters zo uitgebreid moduleerde dat het virus van invloed was op 119 van alle 204 metingen (58%)! Dit illustreerde “dat minstens één type van microbiële blootstelling het algemene immuunprofiel van gezonde personen dramatisch kan moduleren.”

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250093077173321731

6/ Een eenvoudige samenvatting van de bovenstaande studie is: als twee mensen worden blootgesteld aan COVID-19, en de ene heeft CMV in zijn systeem en de andere niet, dan zal hun immuunrespons op COVID-19 sowieso verschillen, wat een impact kan hebben op hoe ernstig ziek ze worden van COVID-19.

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250093235835461640

7/ Denk dan aan de vele andere hardnekkige ziekteverwekkers die mensen vaak in zich hebben – gerelateerde herpesvirussen, mycobacteriën, Borrelia, enz. Al deze ziekteverwekkers moduleren ook dramatisch de immuunrespons… hoe speelt dat in op nieuwe infecties zoals COVID-19?

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250093375321247745

8/ Het onderwerp is belangrijk omdat we de neiging hebben om de aanleg voor ziekten te zien als iets wat enkel te maken heeft met het menselijke genoom (bijvoorbeeld: welke genvarianten kunnen van invloed zijn op hoe het immuunsysteem omgaat met een nieuwe infectie/blootstelling).

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250093655504846854

9/ Maar de hardnekkige pathogenen die een patiënt al in zich heeft op het moment van een nieuwe infectie zoals COVID-19 zijn ook ENORM belangrijk omdat ze de immuunrespons en de genexpressie van geïnfecteerde cellen mee bepalen.

https://twitter.com/microbeminded2/status/1250093845779558401

10/ De trend is ook belangrijk bij chronische aandoeningen die verband houden met infecties, zoals ME/cvs: hebben mensen die al een ernstige ziekteverwekker (zoals EBV) in zich hebben, meer kans om chronische symptomen te ontwikkelen bij blootstelling aan een andere ernstige ziekteverwekker (zoals een enterovirus)?? enz. enz.

© Twitter Amy Proal. Vertaling Abby, ME-gids


ABSTRACT

https://www.researchsquare.com/article/rs-21580/v1

Deze preprint is in behandeling bij Respiratory Research. Preprints zijn voorlopige rapporten die niet zijn onderworpen aan peerreview. Men kan ze niet beschouwen als doorslaggevend, niet gebruiken als basis voor de klinische praktijk en de media mag ze niet beschouwen als gevalideerde informatie.

Detectie van Epstein-Barrvirus in COVID-19-patiënten

Ting Chen, Jiayi Song, Hongli Liu, Hongmei Zheng, Changzheng Chen

DOI:10.21203/rs.3.rs-21580/v1

Abstract

Achtergrond

In december 2019 veroorzaakte het ernstige acute respiratoire syndroom coronavirus 2 (SARS-CoV-2) een uitbraak van coronavirus 2019 (COVID-19) in het Chinese Wuhan. Het doel van deze studie was het opsporen van de EBV-co-infectie in COVID-19.

Methodes

In deze retrospectieve monocentrische studie onderzochten we 67 patiënten met bevestigde COVID-19 die tussen 9 januari en 29 februari 2020 opgenomen waren in het Renmin Ziekenhuis van de Universiteit van Wuhan. De patiënten werden verdeeld in een EBV-seropositieve groep en een EBV-seronegatieve groep op basis van hun serologische resultaten voor EBV, en we vergeleken de opvallendste verschillen tussen de twee groepen.

Resultaten

67 patiënten met COVID-19 werden in onze studie opgenomen. De gemiddelde leeftijd was 37 jaar, en 35 personen (52,2%) waren vrouwen. Van deze COVID-19-patiënten waren 37 (55,2%) seropositief voor IgM-antistoffen tegen EBV-VCA (viraal capside-antigeen). EBV-seropositieve COVID-19 patiënten hadden 3,09 maal meer risico op koorts dan de EBV-seronegatieven (95%CI, 1,11-8,56; P=0,03). C-reactief eiwit (CRP) (P=0,02) en aspartaat-aminotransferase (AST) (P=0,04) bij EBV-seropositieve COVID-19-patiënten waren hoger dan bij EBV-seronegatieve patiënten. EBV-seropositieve patiënten hadden een hoger corticosteroïdengebruik dan de EBV-seronegatieve patiënten (P=0.03).

Conclusies

Er werd acute EBV-infectie gevonden bij COVID-19-patiënten. EBV-seropositiviteit werd in verband gebracht met koorts en verhoogde ontsteking. EBV-reactivering kan de behandeling van COVID-19 beïnvloeden.

© Chen et al., 2020. Vertaling Abby, ME-gids.

Geef een reactie

Zijbalk

Volg ons
ma
di
wo
do
vr
za
zo
m
d
w
d
v
z
z
26
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
11
12
13
14
15
16
17
18
19
20
21
22
23
24
25
26
27
28
29
30
31
1
2
3
4
5
Datum/Tijd Evenement
16/11/2024
11:00 - 16:00
Wintermarkt Heelwijk t.v.v. ME/cvs
25/11/2024
19:00 - 21:00
Webinar epigenetisch onderzoek bij ME/cvs en fibromyalgie
27/11/2024
20:00 - 21:00
Webinar voor huisartsen over post-COVID
07/12/2024
13:00 - 17:30
Creatief kerstmarktje
Parkresidentie Institut Moderne, Gent
Recente Links